ECLI:NL:RBAMS:2023:3482

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
13/060275-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel in strafzaak met Hongaars vonnis

Op 17 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Kecskemét Regional Court in Hongarije. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Hongarije, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 4 mei 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door haar raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd met 30 dagen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat haar persoonsgegevens correct zijn en dat zij de Hongaarse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin drie vonnissen uit Hongarije worden genoemd, die samen een vrijheidsstraf van negen jaar en zes maanden omvatten. De raadsman heeft betoogd dat de opgeëiste persoon een deel van de straf al heeft ondergaan, maar de rechtbank oordeelt dat dit geen beletsel vormt voor de overlevering.

De rechtbank heeft ook de garanties beoordeeld die zijn gegeven met betrekking tot de rechten van de opgeëiste persoon na overlevering. De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon zal worden geïnformeerd over haar recht op verzet of hoger beroep en dat de overlevering kan plaatsvinden zonder dat er sprake is van een weigeringsgrond. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering toe te staan, waarbij de relevante artikelen van de OLW zijn toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/060275-23
Datum uitspraak: 17 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 16 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 februari 2023 door
the Kecskemét Regional Court,Hongarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 mei 2023, in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door haar raadsman, mr. T.J.F. Wassenaar, advocaat in ’s-Hertogenbosch en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van:
I. een
judgmentvan
the District Court of Kiskunhalas(Hongarije) van 7 april 2022 (referentienummer: 10.B.201/2020/101), dat is bevestigd op 15 december 2022 in hoger beroep door
the Kesckemét Regional Court,Hongarije (referentienummer: 12.Bf.329/2022/22).
II. een
judgmentvan
the District Court of Baja(Hongarije) van 12 oktober 2016 (referentienummer: 16.B.82/2015/71).
III. een
judgmentvan
the Pest Central District Court(Hongarije) van 9 april 2019 (referentienummer: 15.B.10.292/2019/3).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van respectievelijk zes jaar (arrest I), twee jaar (vonnis II) en één jaar en zes maanden (vonnis III), door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest en de hiervoor genoemde vonnissen.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de processen die tot de beslissingen van vonnis II en III hebben geleid.
Dit arrest en deze vonnissen betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
De raadsman heeft gesteld dat de opgeëiste persoon (een deel van) de straf inzake vonnis II al heeft ondergaan. Voor de rechtbank is niet geheel duidelijk wat de reststraf is. Dit levert echter geen beletsel op voor het toestaan van de overlevering, nu niet is aangevoerd noch aannemelijk is geworden dat er geen strafrestant meer is. Bij de executie van de straf in Hongarije zal een en ander duidelijk moeten worden.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
I: Ten aanzien van het vonnis met referentienummer 10.B.201/2020/101 en het arrest met referentienummer 12.Bf.329/2022/22
De rechtbank is van oordeel dat enkel de procedure in eerste aanleg moet worden getoetst aan artikel 12 OLW. Uit het EAB en de aanvullende informatie van 26 april 2023 blijkt namelijk dat in hoger beroep alleen het vonnis in eerste aanleg is bevestigd en dat derhalve alleen bij de procedure in eerste aanleg definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de opgeëiste persoon en over de aard en de duur van de opgelegde straf.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in het EAB in onderdeel d):
  • the person will be personally served with this decision without delay after the surrender: and
  • when served with the decision, the person will be expressly informed of his or her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined. and which may lead to the original decision being reversed: and
  • the person will be informed of the timeframe within which he or she has to request a retrial or appeal. which will be 1 month.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft verzocht om de zaak aan te houden, omdat het niet duidelijk is waar het recht op verzet of hoger beroep op is gebaseerd. Uit het EAB en de aanvullende informatie van 26 april 2023 blijkt dat de uitspraak van
the District Court of Kiskunhalas(Hongarije) onherroepelijk is. Er moet worden gevraagd aan de Hongaarse autoriteiten of de verstrekte verzetgarantie onvoorwaardelijk is, omdat op basis van deze informatie niet kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk recht heeft op een
retrial.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat bovengenoemde verzetgarantie onvoorwaardelijk en genoegzaam is. Anders dan de raadsman betoogt, heeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de verstrekte verzetgarantie. Hiermee is voldaan aan de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, onder d, OLW, zodat artikel 12 OLW geen weigeringsgrond vormt. De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaak aan te houden om nadere vragen te stellen.
III. Ten aanzien van het vonnis met referentienummer 15.B.10.292/2019/3
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft verzocht om de zaak aan te houden, omdat uit het EAB en de aanvullende informatie van 26 april 2023 niet duidelijk kan worden opgemaakt welk deel van de straf de opgeëiste persoon al heeft uitgezeten en of is voldaan aan de vereisten van artikel 12 OLW.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om het aanhoudingsverzoek af te wijzen, omdat is voldaan aan de vereisten van artikel 12 OLW.
Oordeel van de rechtbank
De bij het vonnis van 9 april 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is volgens de aanvullende informatie van 26 april 2023 omgezet naar een onvoorwaardelijke gevangenisstraf omdat de opgeëiste persoon opnieuw voor een nieuw strafbaar feit werd veroordeeld:
The court confirms that the Pest Central District Court suspended the sentence of 1 year 6 months imprisonment of [opgeëiste persoon] for 2 years probation in its judgment no. 15.B.10.292/2019/3 dated 9 April 2019.
The enforcement of the sentence was ordered by the Kiskunhalas District Court in its judgment no. 10.B.201/2020/101 dated 7 April 2022, because [opgeëiste persoon] committed a new criminal offence during the probation period.
This judgment is also included in the European Arrest Warrant (EAW) issued on 28 February 2023. In Section D of the form, this judgment is covered by point 2. (No, the person did not appear in person at the trial resulting in the decision) and point 3.4. (the person was not personally served with the decision, but ... the person will be informed of the timeframe within which he or she has to request a retrial or appeal, which will be 1 month).
Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 23 maart 2023 in de zaak LU (C514/21) en PH (C515/21), (ECLI:EU:C:2023:235), valt een veroordeling voor het “triggerende strafbare feit”, dat wil zeggen een veroordeling die de reden vormt voor de beslissing tot de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf, onder de reikwijdte van artikel 4 bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ, voor zover deze veroordeling bij verstek is gewezen. [4]
De rechtbank begrijpt uit de aanvullende informatie van 26 april 2023 dat de opgeëiste persoon tijdens de proeftijd een nieuw strafbaar feit heeft begaan als gevolg waarvan de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf is bevolen. De uitspraak waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld voor dat nieuwe triggerende strafbare feit moet op grond van voormeld arrest van het HvJ EU getoetst worden aan artikel 12 OLW.
Bij het vonnis van 7 april 2022 van
the District Court of Kiskunhalas,Hongarije (
met referentienummer 10.B.201/2020/101) is de tenuitvoerlegging van de bij het vonnis van 9 april 2019 opgelegde voorwaardelijke straf bevolen. De rechtbank heeft hierboven al geoordeeld dat met betrekking tot dit vonnis de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW, zich voordoet. Dat betekent dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaak aan te houden om nadere vragen te stellen.

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 14 en 20, te weten:
moord en doodslag, zware mishandeling
oplichting
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Daarnaast is er een garantie gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW met betrekking tot vonnis I. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Kecskemét Regional Court(Hongarije) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. B. Yeşilgöz en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie ro. 62-63, ECLI:EU:C:2023:235.