3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
I: Ten aanzien van het vonnis met referentienummer 10.B.201/2020/101 en het arrest met referentienummer 12.Bf.329/2022/22
De rechtbank is van oordeel dat enkel de procedure in eerste aanleg moet worden getoetst aan artikel 12 OLW. Uit het EAB en de aanvullende informatie van 26 april 2023 blijkt namelijk dat in hoger beroep alleen het vonnis in eerste aanleg is bevestigd en dat derhalve alleen bij de procedure in eerste aanleg definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de opgeëiste persoon en over de aard en de duur van de opgelegde straf.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in het EAB in onderdeel d):
the person will be personally served with this decision without delay after the surrender: and
when served with the decision, the person will be expressly informed of his or her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined. and which may lead to the original decision being reversed: and
the person will be informed of the timeframe within which he or she has to request a retrial or appeal. which will be 1 month.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft verzocht om de zaak aan te houden, omdat het niet duidelijk is waar het recht op verzet of hoger beroep op is gebaseerd. Uit het EAB en de aanvullende informatie van 26 april 2023 blijkt dat de uitspraak van
the District Court of Kiskunhalas(Hongarije) onherroepelijk is. Er moet worden gevraagd aan de Hongaarse autoriteiten of de verstrekte verzetgarantie onvoorwaardelijk is, omdat op basis van deze informatie niet kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk recht heeft op een
retrial.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat bovengenoemde verzetgarantie onvoorwaardelijk en genoegzaam is. Anders dan de raadsman betoogt, heeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de verstrekte verzetgarantie. Hiermee is voldaan aan de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, onder d, OLW, zodat artikel 12 OLW geen weigeringsgrond vormt. De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaak aan te houden om nadere vragen te stellen.
III. Ten aanzien van het vonnis met referentienummer 15.B.10.292/2019/3
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft verzocht om de zaak aan te houden, omdat uit het EAB en de aanvullende informatie van 26 april 2023 niet duidelijk kan worden opgemaakt welk deel van de straf de opgeëiste persoon al heeft uitgezeten en of is voldaan aan de vereisten van artikel 12 OLW.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om het aanhoudingsverzoek af te wijzen, omdat is voldaan aan de vereisten van artikel 12 OLW.
De bij het vonnis van 9 april 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is volgens de aanvullende informatie van 26 april 2023 omgezet naar een onvoorwaardelijke gevangenisstraf omdat de opgeëiste persoon opnieuw voor een nieuw strafbaar feit werd veroordeeld:
The court confirms that the Pest Central District Court suspended the sentence of 1 year 6 months imprisonment of [opgeëiste persoon] for 2 years probation in its judgment no. 15.B.10.292/2019/3 dated 9 April 2019.
The enforcement of the sentence was ordered by the Kiskunhalas District Court in its judgment no. 10.B.201/2020/101 dated 7 April 2022, because [opgeëiste persoon] committed a new criminal offence during the probation period.
This judgment is also included in the European Arrest Warrant (EAW) issued on 28 February 2023. In Section D of the form, this judgment is covered by point 2. (No, the person did not appear in person at the trial resulting in the decision) and point 3.4. (the person was not personally served with the decision, but ... the person will be informed of the timeframe within which he or she has to request a retrial or appeal, which will be 1 month).
Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 23 maart 2023 in de zaak LU (C514/21) en PH (C515/21), (ECLI:EU:C:2023:235), valt een veroordeling voor het “triggerende strafbare feit”, dat wil zeggen een veroordeling die de reden vormt voor de beslissing tot de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf, onder de reikwijdte van artikel 4 bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ, voor zover deze veroordeling bij verstek is gewezen.
De rechtbank begrijpt uit de aanvullende informatie van 26 april 2023 dat de opgeëiste persoon tijdens de proeftijd een nieuw strafbaar feit heeft begaan als gevolg waarvan de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf is bevolen. De uitspraak waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld voor dat nieuwe triggerende strafbare feit moet op grond van voormeld arrest van het HvJ EU getoetst worden aan artikel 12 OLW.
Bij het vonnis van 7 april 2022 van
the District Court of Kiskunhalas,Hongarije (
met referentienummer 10.B.201/2020/101) is de tenuitvoerlegging van de bij het vonnis van 9 april 2019 opgelegde voorwaardelijke straf bevolen. De rechtbank heeft hierboven al geoordeeld dat met betrekking tot dit vonnis de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW, zich voordoet. Dat betekent dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaak aan te houden om nadere vragen te stellen.