3.5.1.Geldstromen en betrokkenheid verdachte
3.5.1.1. Vrijspraak van de geldbedragen onder E, F en H
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte de contante geldbedragen die op de bankrekeningen van Yoho Telecom Ltd. (onder E, € 282.300,-), Readen Real Estate B.V. (onder F, € 294.325,-) en Readen Infra B.V. (onder H, € 105.320,-) zijn gestort, heeft witgewassen. De rechtbank kan namelijk – net als de officier van justitie en de verdediging – op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte een voor de tenlastelegging relevante rol in de voor de tenlastelegging relevante periode heeft gehad bij deze rechtspersonen en/of de contante stortingen op deze bankrekeningen. De rechtbank zal verdachte daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.
3.5.1.2. Feiten en omstandigheden onderdelen A, B, C, D, en G
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
[nummer] (onder A en B)
[nummer] staat op naam van verdachte en zijn echtgenote [naam echtgenote] (hierna: [naam echtgenote] ).In 2013 is tussen 23 januari en 4 december in 42 keer in totaal € 209.110 gestort aan contant geld. In de periode van 25 februari 2014 tot en met 22 september 2016 wordt in 24 keer in totaal € 167.440,- contant gestort.
ABN AMRO Bank N.V. heeft melding gemaakt van ongebruikelijke transacties die door de Financial Intelligence Unit – Nederland (hierna: FIU) als verdacht zijn aangemerkt. De meldingen hebben betrekking op de contante stortingen op [nummer] in de periode 26 februari tot en met 7 oktober 2013 (€ 191.000,-) en 1 januari tot en met 19 november 2015 (€ 151.350,-). In de melding over 2015 is vermeld dat zestig coupures van € 500,- werden gebruikt en een aanzienlijke hoeveelheid coupures van € 200,‑.
[nummer] (onder C)
[nummer] staat op naam van verdachte, [naam echtgenote] is mede begunstigde van deze rekening.In de periode van 26 februari 2013 tot en met 4 februari 2014 is in 49 keer in totaal € 258.135,- gestort aan contant geld.Naar aanleiding van deze contante stortingen heeft de ING Bank N.V. een melding gedaan bij de FIU die de transacties als verdacht hebben aangemerkt.
ST Trading (onder D)
ST Trading was een eenmanszaak van [naam echtgenote] . De onderneming stond tussen 6 januari 2010 en 8 oktober 2012 bij de Kamer van Koophandel ingeschreven.Bankrekening [nummer] staat op naam van [naam echtgenote] ST Trading. [naam echtgenote] was de rekeninghouder en verdachte was gemachtigde van de rekening.In 2013 wordt tussen 13 maart en 4 oktober in 30 keer in totaal € 130.480,- contant gestort.
[naam echtgenote] heeft verklaard dat zij in de jaren voor 2015 geen inkomsten had en dat zij blij was als ze met het winkeltje (ST Trading) quitte draaide.
Vitalon (onder G)
Vitalon is op 25 juli 2013 opgericht en per 23 augustus 2016 ontbonden, nadat per 28 april 2015 de activiteiten waren gestaakt (faillissement). Verdachte was al die tijd bestuurder en enig aandeelhouder van Vitalon.Vitalon stond geregistreerd als – samengevat – een groothandel in zuivelproducten.
Bankrekening [nummer] staat op naam van Vitalon. Op deze rekening is tussen 14 februari 2014 en 11 juni 2015 (datum opheffing rekening) in totaal € 146.538,- aan contante geldbedragen gestort, waarvan € 70.688,- in 2014 en € 75.850,- in 2015.,
De Rabobank heeft contante geldstortingen van in totaal € 146.539 als ongebruikelijk gemeld en de FIU heeft deze stortingen als verdacht aangemerkt. In de melding wordt vermeld dat onder meer sprake is geweest van achttien coupures van € 500,-.
De grootboekrekeningen van Vitalon zijn door de FIOD onderzocht. Hieruit komt niet naar voren dat in 2014 of 2015 sprake is geweest van een contante geldstroom of contant behaalde omzet. Van de contante stortingen van in totaal € 146.538,- is in 2014 € 56.205,- geboekt als rekening-courantschuld aan [medeverdachte] en € 1.000,- als rekening-courantschuld aan Readen B.V. In 2015 is € 71.010,- geboekt als rekening-courantschuld aan Readen B.V., € 8.258,- als rekening-courantschuld aan Readen Real Estate B.V. en € 4.175,- als rekening-courantschuld aan On-Mix B.V.Het restant van de contante geldstortingen stond nog geboekt op de tussenrekening Kruisposten.
In de grootboekadministratie is over 2014 in totaal € 80.563,- aan omzet verantwoord. Hiervan was op 31 december 2014 € 75.813,- nog niet voldaan. In 2015 is € 75.000,- (schadeclaim Lypack) gecrediteerd, en daarnaast € 19.167,- aan omzet behaald ((doorbelaste) huur).
De FIOD heeft ook systemen van de Belastingdienst onderzocht over Vitalon. Hieruit komt naar voren dat volgens de aangiften omzetbelasting in 2014 een omzet is behaald van € 80.550,- en in 2015 € 14.731,-. De aangifte vennootschapsbelasting over het gebroken boekjaar 2013/2014 vermeldt een netto-omzet van € 75.000,-. Over het boekjaar 2014/2015 waren geen gegevens bekend.
De rechtbank vindt dat verdachte als bestuurder en enig aandeelhouder verantwoordelijk is voor de contante stortingen op de rekening van Vitalon. De enkele omstandigheid dat verdachte stelt dat het de bedoeling was dat de onderneming kort na het opzetten overgedaan zou worden aan [medeverdachte] , maakt dit niet anders. Temeer daar verdachte ook heeft verklaard dat hij, nadat er problemen ontstonden met Lypack Leeuwarden B.V. (hierna: Lypack), dit zelf wilde oplossen.
Readen-concern
In dit onderzoek is veel aandacht gegaan naar de bedrijven die behoren tot het Readen-concern. Bovenaan dit concern staat Readen Holding Corporation, waarvan [medeverdachte] president en CEO is, en hiertoe behoren onder andere ook D5 Avenue Ltd., D5 Mobile B.V., Moho Telecom Ltd., ON-Mix Music B.V., Readen B.V., Readen Real Estate B.V., Readen Retail B.V., Yoho Telecom Ltd.Uit de analyse van de bankrekeningen waarop contante geldbedragen zijn gestort, komt naar voren dat ook veel contant gestort geld vervolgens is overgemaakt naar bankrekeningen van bedrijven die tot het Readen-concern behoren.
Zo wordt van [nummer] in 2013 in totaal € 166.625,- overgemaakt naar bankrekeningen op naam van D5 Avenue Ltd., Yoho Telecom Ltd. en D5 Mobile B.V.In de periode 20142016 wordt vanaf deze bankrekening in totaal € 101.765,- overgemaakt naar Readen B.V., Readen Retail B.V., Readen Real Estate B.V. en ON-Mix Music B.V.Van [nummer] wordt in totaal € 201.650,- overgemaakt naar D5 Mobile B.V., D5 Avenue Ltd., Moho Telecom Ltd. en Yoho Telecom Ltd.Vanaf de bankrekening van ST Trading wordt in 2013 in totaal € 100.760,- overgemaakt naar Yoho Telecom Ltd., D5 Avenue Ltd. en D5 Mobile B.V.Vanaf de bankrekening van Vitalon wordt in totaal € 78.150,- overgemaakt naar Readen B.V. en D5 Avenue Ltd.
Belastinggegevens verdachte
In de systemen van de Belastingdienst is onderzoek gedaan naar de gegevens die bekend zijn over de inkomens- en vermogenspositie van verdachte. Verdachte heeft over de jaren 20132017 alleen in 2014 belastingaangiften ingediend, waarbij een verzamelinkomen is opgegeven van € 41.620,- en geen gegevens met betrekking tot Box 2 en Box 3. Het netto-inkomen van verdachte, volgens de bij de Belastingdienst bekende gegevens, lag in de jaren 2013 en 2015-2017 tussen de € 12.229,- en € 36.267,-.
3.5.3.Beoordeling van de verklaring van verdachte
3.5.3.1. Algemene toelichting op de verklaring van verdachte
Met betrekking tot de verklaringen die verdachte heeft ingebracht tegen het witwasvermoeden, is het volgende van belang. Verdachte heeft in september 2021 via zijn advocaat een schriftelijke verklaring ingediend (V002-10, met een groot aantal bijlagen) en naar aanleiding van deze schriftelijke verklaring is verdachte bij de rechter-commissaris gehoord (V002-11 en V002-12). De FIOD heeft vervolgens onderzoek gedaan naar de verklaring van verdachte en daarvan processen-verbaal opgemaakt (AMB-156-I tot en met AMB-156-X). Voorafgaand aan de zitting heeft verdachte op 8 december 2022 via zijn advocaat een door hem opgesteld Excel-bestand (met bijlagen) opgestuurd. Op de zitting van 13 december 2022 is dit Excel-overzicht met verdachte besproken en door hem nader toegelicht.
De vraag die de rechtbank nu moet beantwoorden is of verdachte met deze verklaringen een concrete, verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven waaruit volgt dat de contant gestorte geldbedragen (voor in totaal € 911.703,-) niet uit misdrijf afkomstig zijn.
De verklaring van verdachte is onder te verdelen in verschillende typen verklaringen. In de eerste plaats heeft verdachte, met name in zijn verklaring van september 2021, algemene bronnen (in totaal achttien) benoemd waaruit tijdens en in de periode voorafgaand aan de periode van de tenlastelegging volgens hem legale contante inkomsten zijn gegenereerd. Deze contante geldstroom zou afkomstig zijn van eigen (zakelijke) activiteiten en ook uit (zakelijke) activiteiten van [medeverdachte] , al dan niet vanuit bedrijven gelieerd aan het Readen-concern. Daarnaast heeft verdachte in zijn Excel-overzicht uit december 2022 gedetailleerd benoemd wat de herkomst zou zijn van de contant gestorte gelden.
De rechtbank zal allereerst in het algemeen stil staan bij de algemene bronnen die als mogelijke herkomst van de contante geldbedragen zouden kunnen gelden en daarna ook specifiek ingaan op de bronnen die door verdachte in zijn Excel-overzicht in relatie zijn gebracht met contante stortingen.
3.5.3.2. Beoordeling algemene bronnen van contant geld
De door verdachte geopperde bronnen van contant geld die als herkomst zouden moeten gelden van de contant gestorte geldbedragen zijn niet aan te merken als een concrete, verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van de gelden.
Voor een deel van de opgevoerde bronnen geldt dat gelet op de verklaring van verdachte en de overgelegde bijlagen aannemelijk is dat met een bepaalde activiteit ‘een hoeveelheid’ contant geld is opgehaald. Hoeveel contant geld en wat daarmee is gebeurd is echter niet concreet geworden en boekhoudkundige verslaglegging daarvan ontbreekt. De verklaring van verdachte en de bijlagen bieden dan ook onvoldoende aanknopingspunten voor nader onderzoek door het Openbaar Ministerie.
Daarbij komt dat verdachte voornamelijk activiteiten heeft benoemd die door verdachte en/of door [medeverdachte] zijn ondernomen uit naam van andere (rechts)personen dan degenen op wiens naam de bankrekeningen staan waarop de contante geldbedragen zijn gestort. Op zichzelf is het al ongebruikelijk dat gelden die kennelijk aan een bepaalde (rechts)persoon toebehoren worden gestort op een bankrekening die aan een ander toebehoort, zeker als dit boekhoudkundig niet wordt verantwoord en verdachte heeft, ook na doorvragen van de rechtbank, slechts in algemene termen en oppervlakkig verklaard over de reden van deze ongebruikelijke gang van zaken. Het ontbreekt daarom ook op dit punt aan een concrete en verifieerbare context waaruit afgeleid kan worden dat de contante stortingen daadwerkelijk de gestelde herkomst hebben gehad.
3.5.3.3. Beoordeling specifieke herkomst contant gestorte gelden
De rechtbank zal aan de hand van het Excel-bestand dat door verdachte is opgemaakt, bespreken in hoeverre zijn verklaring over de herkomst van de contant gestorte geldbedragen voldoet aan de eisen die daaraan – gelet op het aanwezige witwasvermoeden – mogen worden gesteld. De rechtbank verwijst daarbij ten behoeve van het overzicht naar de regelnummers van het betreffende Excel-bestand.
Daar waar verdachte bij een contante storting geen specifieke herkomst heeft gesteld, heeft verdachte aangegeven dat de herkomst van het contant gestorte geldbedrag een of meer van de achttien bronnen die in V002-10 zijn genoemd, moet zijn geweest. Tegen de achtergrond van wat de rechtbank hiervoor in 3.5.3.2 heeft overwogen, is de verklaring op dit punt onvoldoende om aan te merken als een concrete, verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring.
Onderdeel A: stortingen in 2013 op [nummer]
Verdachte heeft in zijn overzicht contante stortingen opgenomen tot een totaalbedrag van € 207.610. De contante storting van € 1.500,- op 23 januari 2013 (zie DOC-105) is door hem niet opgenomen in het Excel-overzicht. In totaal gaat het dus om € 209.110,-. Met betrekking tot achttien stortingen voor in totaal € 79.010,- heeft verdachte geen specifieke herkomst benoemd (regels 12-14 en 41-54 en de hiervoor genoemde storting van 23 januari 2013).
Opbrengst hotel/restaurant, opbrengst vee/vleeshandel(€ 36.160,-, regels 5, 17-20, 23 en 35-36)
Deze contante geldbedragen zouden volgens verdachte afkomstig zijn uit de opbrengst van het hotel/restaurant op het landgoed Altembrouck en de vee- en vleeshandel die vanaf dit landgoed plaatsvond. Op basis van de overgelegde bijlagen is op zichzelf aannemelijk dat met deze activiteiten opbrengsten zijn gegenereerd en dat een deel van deze opbrengsten contant is ontvangen.
Daar staat echter tegenover dat bij Altembrouck ook sprake was van een aanzienlijke uitgaande kasstroom, omdat veel leveranciers contant betaald wilden worden voor leveringen.Op basis van de administratie van Altembrouck wordt niet inzichtelijk (i) hoeveel contante omzet Altembrouck maakte in die periode (ii) hoe groot de uitgaande kasstroom was en (iii) dat (een deel van) die omzet op de privérekening van verdachte is gestort (en waarom). Er wordt, met andere woorden, geen boekhoudkundige verantwoording afgelegd over deze, op zichzelf, ongebruikelijke stortingen. De verklaring van de verdachte biedt verder geen andere aanknopingspunten om zijn stelling dat deze stortingen voor in totaal € 36.160,- uit de omzet van Altembrouck afkomstig zijn, te verifiëren. Daar komt bij dat de stortingen, die de omzet van Altembrouck als herkomst zouden hebben, vanaf de bankrekening van verdachte niet naar Altembrouck zijn overgemaakt, hetgeen logisch zou zijn als de verklaring van de verdachte juist zou zijn, maar naar bankrekeningen van D5 Mobile (B.V.) (regel 5), D5 Avenue Ltd. (regels 17-20, 23) en Yoho Telecom Ltd. (regel 35-36). Dit is een contra-indicatie dat het hier daadwerkelijk om omzet van Altembrouck gaat.
Verdachte wijst in regel 56 erop dat een totaalbedrag van € 20.000,- is overgemaakt naar Altembrouck Food and Beverage BVBA. Verdachte geeft als herkomst aan de opbrengst van vee/vleeshandel. Verdachte heeft in zijn verklaring niet inzichtelijk gemaakt hoe deze overboeking in relatie staat tot contant behaalde omzet, terwijl volgens AMB-044 het geld giraal is overgemaakt naar Altembrouck BVBA, en niet naar Altembrouck Food and Beverage BVBA.
Dit alles leidt tot de conclusie dat geen sprake is van een concrete en verifieerbare verklaring.
Salaris D5Avenue Ltd. en spaarrekening verdachte/ [naam echtgenote] (€ 28.670,-, regels 8-9 en 32)
Verdachte heeft verklaard dat op 26 en 27 februari en 2 mei 2013 in totaal € 28.670,- contant is gestort, wat als herkomst zou hebben salarisbetalingen vanuit D5 Avenue Ltd. en geld van de spaarrekening van verdachte en zijn vrouw. Op zitting heeft verdachte over het spaargeld verklaard dat dit waarschijnlijk niet op de spaarrekening stond, maar dat zij dit nog contant hadden liggen. Verdachte heeft op zitting ook verklaard dat hij het gestorte salaris contant had ontvangen.
Hoewel het bestaan van een arbeidsrelatie tussen verdachte en D5 Avenue Ltd. op basis van de overgelegde stukken aannemelijk is, blijkt uit die stukken niet van contante salarisbetalingen. In tegendeel, uit de overgelegde loonspecificaties van december 2012 en januari 2013 blijkt dat het loon gestort wordt op [nummer] .Het is daarnaast opmerkelijk dat contant ontvangen salaris van D5 Avenue Ltd., volgens het Excel-overzicht vervolgens giraal overgemaakt/teruggeboekt wordt naar D5 Avenue Ltd. Ook dit lijkt een contra-indicatie dat het hier daadwerkelijk om van D5 Avenue Ltd. ontvangen salaris gaat.
In elk geval ontbreekt het in de verklaring van verdachte aan aanknopingspunten waaruit afgeleid kan worden dat de betreffende stortingen contante salarisbetalingen als herkomst zouden hebben gehad. De verklaring biedt daarnaast in het geheel geen inzicht in het bestaan, de omvang en de herkomst van mogelijk spaargeld van verdachte en [naam echtgenote] , zodat ook dit onderdeel van de verklaring niet concreet en verifieerbaar is.
Verkoop huisraad Hoogland (€ 7.000,-, regel 10)
Volgens het Excel-overzicht van verdachte zou op 3 mei 2013 € 7.000,- aan contant geld zijn gestort, wat afkomstig was uit de verkoop van huisraad uit de woning van verdachte in [woonplaats] die na de verhuizing naar [woonplaats] in een loods was opgeslagen. Het ontbreekt aan informatie om na te gaan of er inderdaad huisraad is verkocht en hoeveel die huisraad heeft opgeleverd. Laat staan dat geverifieerd kan worden dat die opbrengst vervolgens tot een bedrag van € 7.000,- op 3 mei 2013 op de bankrekening is gestort. Deze verklaring is dan ook niet concreet en verifieerbaar.
Opbrengst D5 France & Sky Global (€ 35.890,-, regels 11, 15, 21-22, 24-26 en 37)
Verdachte heeft op zitting hierover verklaard dat [medeverdachte] met Chinezen samenwerkte en dat in die samenwerking in Frankrijk telefoonkaartjes werden verkocht, waarvan de opbrengst cash werd afgeleverd bij Altembrouck, door een man die daar in de buurt (Lanaken) woonde en dat [medeverdachte] telefonisch liet weten naar welke rekening het geld overgeboekt moest worden. Verdachte heeft verklaard dat hij vervolgens eerst het geld op zijn privérekening stortte om het vervolgens over te maken naar de door [medeverdachte] opgegeven bankrekening. In het Excel-overzicht is opgenomen dat het geld is ontvangen van [naam 1] of [naam 2] , waarbij – gelet op een overgelegd kopie van een paspoort – die laatste naam volgens verdachte kennelijk een roep- of bijnaam is voor [naam 3] (bijlage 7 bij het Excel-overzicht). Verdachte heeft ook verwezen naar een leenovereenkomst tussen D5 Avenue Ltd. en [naam bedrijf] (HK) Ltd. van 31 januari 2011, een zonder en niet door verdachte gegeven context te duiden grootboekkaart van D5 Avenue Ltd. en een advertentie van D5 Mobile (V002-10, bijlage 21).
Opgemerkt wordt dat in de schriftelijke verklaring van september 2021 de opbrengst van D5 France nog werd toegeschreven aan contante stortingen op de rekening van Yoho Telecom Ltd.Op dit punt heeft verdachte dus wisselend verklaard.
Al met al is de verklaring van verdachte onvoldoende concreet en verifieerbaar om na te gaan of de contante stortingen op de privérekening van verdachte daadwerkelijk afkomstig zijn uit de contante opbrengst van de verkoop van telefoonkaartjes in Frankrijk door D5 France. De overgelegde stukken maken de gestelde gang van zaken niet controleerbaarder.
Cimexta (€ 9.700,-, regel 16)
Verdachte heeft verklaard dat de € 9.700,- die op 16 mei 2013 is gestort, te maken heeft met de ‘Odessa-claim’ op Cimexta. Uit de toelichting van verdachte is op te maken dat het zou gaan om een mislukte handelsdeal tussen [medeverdachte] /D5 Avenue Ltd. en [naam 4] /Cimexta Ltd. en dat een door laatstgenoemden verschuldigde schadevergoeding van in totaal € 625.000,- contant zou zijn betaald. Uit de door verdachte overgelegde stukken (V002-10, bijlage 18.33) volgt dat sprake is geweest van een handelsdeal in 2012, waarbij per bank zou worden betaald. Ook zit hierbij een brief van [naam 4] waarin hij aan [medeverdachte] schrijft dat hij in acht termijnen (17 april – 28 mei) in totaal € 625.000,- contant heeft betaald, kennelijk steeds in 2013, maar dat laatste blijkt niet expliciet uit het overgelegde stuk. De overgelegde versie is wel door [naam 4] ondertekend, maar niet door [medeverdachte] . Verdachte heeft over de feitelijke gang van zaken verklaard dat [naam 4] vanuit Aken met een vriendin in het restaurant van Altembrouck kwam eten en bij het weggaan vertelde dat hij geld voor [medeverdachte] had. Verdachte heeft verklaard dat hij drie tot vier keer substantiële bedragen van [naam 4] heeft aangepakt voor zijn broer, tot € 35.000,- per keer. De rest van de € 625.000,- is volgens verdachte niet via hem bij [medeverdachte] terecht gekomen.
De rechtbank vindt de verklaring van verdachte onvoldoende concreet om nader onderzoek (zoals mogelijk het horen van [naam 4] ) door de FIOD of het Openbaar Ministerie noodzakelijk te maken. Daarvoor is in het bijzonder van belang dat op basis van de overgelegde stukken niet inzichtelijk is geworden waarom dit geldbedrag aan verdachte gegeven zou zijn, te meer ook omdat uit het overzicht in de brief van [naam 4] geen betalingen rond de € 9.700,- voorkomen. Dit beeld wordt niet anders als hierbij ook worden betrokken de geldbedragen die naar andere rekeningen van verdachte zijn overgemaakt (in totaal € 4.500,-), waarvan verdachte stelt dat Cimexta-gelden zijn gebruikt om rekening-courantschulden bij verdachte af te lossen (regels 58-59). De laatste betaling vóór 16 mei betrof € 85.000,- op 13 mei en de kleinste betaling zou € 50.000,- betreffen.
Consignatie verkoop D5 Yoho Telecom (€ 2.450,-, regel 28)
Verdachte heeft verklaard dat het op 4 december 2013 gestorte geldbedrag afkomstig is van de verkoop van beltegoedkaarten met daarbij een gratis telefoontoestel en dat hij het geld op verzoek van [medeverdachte] naar D5 Avenue Ltd. heeft overgemaakt. Verdachte heeft verklaard dat [naam 5] (hierna: [naam 5] ) de winkels is langsgegaan en het opgehaalde geld van de verkopen aan verdachte heeft gegeven om het aan [medeverdachte] te geven.
Verdachte heeft zijn verklaring onderbouwd met stukken, zoals advertenties, een prijslijst en een adressenbestand. Ook heeft verdachte facturen van Sky Global B.V., een deelneming van Yoho Telecom Ltd., overgelegd die betrekking hebben op credit vouchers en simkaarten.
Op grond van deze stukken is weliswaar aannemelijk dat sprake is geweest van een handel in beltegoedkaarten/telefoons, maar de verklaring is onvoldoende concreet waar het gaat om het genereren van contante inkomsten, die indirect bij verdachte terecht zouden zijn gekomen en vervolgens via zijn privérekening op de bankrekening van D5 Avenue Ltd. zouden zijn gestort. De verklaringen die [naam 5] als verdachte heeft afgelegd (V004-04/05/06) bieden geen aanknopingspunten voor de stelling van verdachte dat [naam 5] het geld aan hem heeft gegeven om te laten storten.
De onderbouwing die door verdachte is gegeven, maakt niet inzichtelijk dat kort voor 4 december 2013 € 2.450,- aan contante opbrengsten zijn behaald die door verdachte gestort konden worden. De overgelegde facturen zijn niet van eind 2013 en lijken daarmee niet aan de contante stortingen op 4 december 2013 ten grondslag te hebben gelegen. Evenmin bieden deze facturen aanknopingspunten voor contante betalingen. Het vermelden van een bankrekeningnummer wijst zelfs op het tegendeel.
Het onderzoek van de FIOD in de grootboekrekeningen van bedrijven binnen het Readen-concern naar de handel in beltegoedkaarten heeft daarnaast als bevinding opgeleverd dat van de totale beltegoedkaartenhandel in 2013 en 2014 (€ 227.732,-) in totaal € 10.774,- vermoedelijk contant is ontvangen.Dat is minder dan vijf procent.
ST Trading opbrengst inventaris (€ 7.950,-, regel 33)
Verdachte heeft verklaard dat op 5 maart 2013 € 7.950,- contant is gestort, wat is aangewend om Yoho Telecom Ltd. liquiditeitssteun te geven. De herkomst van dit geld zou zijn geweest de opbrengst van de verkoop van de inventaris van de winkel die door ST Trading werd gedreven. Deze verklaring is niet verder onderbouwd en het ontbreekt in de verklaring aan concrete aanknopingspunten waaruit volgt dat deze storting is verricht met geld dat met deze gestelde inventarisverkoop is opgehaald. Daarmee is geen sprake van een concrete en verifieerbare verklaring.
Opbrengst handelsgoederen (€ 2.280,-, regel 34)
Verdachte heeft verklaard dat op 28 mei 2013 € 2.280,- contant werd gestort en dat dit geldbedrag afkomstig zou zijn geweest van de verkoop van belvouchers en simkaarten door [medeverdachte] . Dit geldbedrag zou door een vertegenwoordiger van [medeverdachte] bij verdachte in het hotel zijn achtergelaten. Verdachte zou dit geld hebben overgemaakt naar Yoho Telecom Ltd.
Net als de rechtbank hiervoor onder ‘Consignatieverkoop D5 Yoho Telecom’ heeft overwogen, is de verklaring van verdachte onvoldoende concreet waar het gaat over het genereren van contante inkomsten die indirect bij verdachte terecht zouden zijn gekomen die via de privérekening van verdachte zijn overgemaakt naar – ditmaal – Yoho Telecom Ltd. De verklaring van verdachte biedt evenmin aanknopingspunten om de herkomst van het contant gestorte geldbedrag te verifiëren.
Conclusie onderdeel A
De rechtbank vindt dat verdachte het totaalbedrag aan contante stortingen in 2013 op [nummer] (€ 209.110,-) heeft witgewassen. De verklaringen die verdachte heeft gegeven voor de herkomst van deze contante geldbedragen voldoen niet aan de eisen die – gelet op het bestaande vermoeden van witwassen – hieraan gesteld mochten worden. Het aldus door verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het onder A ten laste gelegde bedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Onderdeel B: stortingen in 2014-2016 op [nummer]
Verdachte heeft in zijn overzicht contante stortingen opgenomen tot een totaalbedrag van € 169.662,-. In vergelijking met DOC-106 is een door verdachte genoemde contante storting op 22 september 2016 van € 2.372,- niet terug te vinden in het dossier. Een contante storting van € 150,- op 31 augustus 2016 is daarentegen niet opgenomen in het overzicht van verdachte. Als voor deze verschillen gecorrigeerd wordt, gaat het om stortingen van in totaal € 167.440,-. Met betrekking tot vijf stortingen voor in totaal € 28.770,- heeft verdachte geen specifieke herkomst benoemd (regels 118-120 en 124 en de hiervoor genoemde storting van € 150,- op 31 augustus 2016).
Opbrengst hotel/restaurant, opbrengst vee/vleeshandel: overgemaakt naar Altembrouck Food and Beverage BVBA(€ 32.970,-, regels 70-71, 74-75 en 79)
Hoewel ten aanzien van deze stortingen op zichzelf hetzelfde geldt als wat de rechtbank heeft overwogen onder het kopje ‘Opbrengst hotel/restaurant, opbrengst vee/vleeshandel’ bij onderdeel A. kan de rechtbank ten aanzien van deze contante stortingen niet vaststellen dat het redelijkerwijs niet anders kan zijn dan dat de contant gestorte geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn.
Daarvoor is van belang dat de stelling van verdachte dat dit contante geld afkomstig is van de opbrengst van het hotel/restaurant en de vee- en vleeshandel voldoende ondersteuning vindt in de omstandigheid dat het geld nadat het op de privérekening is gestort, is overgemaakt naar Altembrouck Food and Beverage BVBA. Aangenomen kan worden dat het geld vervolgens is gebruikt voor de bedrijfsvoering van deze BVBA.
Opbrengst hotel/restaurant, opbrengst vee/vleeshandel: niet overgemaakt naar Altembrouck Food and Beverage BVBA (€ 21.600, regels 106, 114, 122, 133)
Met betrekking tot deze contante stortingen geldt hetzelfde als wat de rechtbank heeft overwogen onder het kopje ‘Opbrengst hotel/restaurant, opbrengst vee/vleeshandel’ bij onderdeel A. De door verdachte gegeven verklaring is gelet op die eerdere overwegingen onvoldoende concreet en verifieerbaar.
Consultancy fee verdachte (€ 13.800,-, regels 73, 76, 80, 107)
Verdachte heeft verklaard dat hij op een gegeven moment in plaats van salaris een consultancy fee ontving. Hij ontving dit geld van [medeverdachte] en – net als zijn salaris – deels contant. Verdachte heeft zijn verklaring onderbouwd met een consulting agreement met Readen Industries Ltd. (V002-10, bijlage 7.2) en een business consultant agreement met Readen Holding Corporation (V002-10, bijlage 7.3).
Hoewel op basis van deze overgelegde stukken het bestaan van een consultancy-relatie tussen verdachte en het Readen-concern aannemelijk is, blijkt uit die stukken niet van contante salarisbetalingen. In elk geval bevat de verklaring van verdachte geen aanknopingspunten voor het Openbaar Ministerie om nader te onderzoeken of de betreffende stortingen contante consultancy fees als herkomst zouden kunnen hebben gehad.
Daarmee is de verklaring van verdachte niet concreet en verifieerbaar.
Lening Readen Investment (€ 20.000,-, regel 77)
Verdachte heeft verklaard dat op 16 september 2015 € 20.000,- contant is gestort en dat dit geld door Readen Investment Ltd. is geleend aan Altembrouck Food and Beverage BVBA. Het geld zou afkomstig zijn uit tegoeden die Readen Investment Ltd., een onderdeel van het Readen-concern uit Hongkong, in Europa aanhield en die contant aan verdachte zouden zijn gegeven. Verdachte zou dit geld vervolgens op zijn privérekening gestort hebben en naar Altembrouck Food and Beverage BVBA hebben overgemaakt.
Verdachte heeft ter onderbouwing van zijn verklaring gewezen op een aantal overgelegde leenovereenkomsten tussen bedrijven binnen het Readen-concern. Hieruit kan niet meer worden afgeleid dan dat er kennelijk tussen verschillende onderdelen van het Readen-concern leenovereenkomsten zijn opgesteld. Een leenovereenkomst die betrekking kan hebben op de contante storting van 16 september 2015 zit hier niet bij. Dat een dergelijke zakelijke lening contant ter beschikking gesteld zou worden, in plaats van giraal, is op voorhand hoogst onaannemelijk. Te meer, omdat in de door verdachte overgelegde leenovereenkomsten is overeengekomen dat de leningen (ook dus binnen het Readen-concern) per bank worden betaald.
Kunstverkopen (€ 36.500,-, regels 112, 121, 128-129)
Verdachte heeft verklaard dat er in totaal € 36.500,- contant is gestort afkomstig van de verkoop van kunst. Het gaat daarbij om kunstwerken die verdachte en [medeverdachte] hebben verkocht en van kunstwerken die verkocht zijn nadat zij door Galerie [naam galerie] op grond van een consignatieovereenkomst ten toon zijn gesteld in hotel Altembrouck, waarvoor commissie is ontvangen. Verdachte heeft verklaard dat hij het contante geld heeft ontvangen toen hij de galeriehouder in Maastricht toevallig tegen kwam en dat die hem vertelde dat hij geld voor verdachte had dat hij zou komen afleveren.
De verklaring van verdachte is onderbouwd met stukken waaruit af te leiden is dat er op Landgoed Altembrouck kunst in consignatie is gegeven door galerie [naam galerie] en dat er een Herman Brood-tentoonstelling is geweest. Ook is een tussentijdse afrekening overgelegd waaruit moet blijken dat een deel van die kunst daadwerkelijk is verkocht.
De verklaring van verdachte biedt geen aanknopingspunten om te onderzoeken of de contant gestorte geldbedragen afkomstig zijn van deze kunstverkopen, zoals hij stelt. Uit de tussentijdse afrekening komt bovendien naar voren dat de verkochte kunst meestal niet-contant betaald werd en de daar vermelde verkopen zijn niet in verband te brengen met de gestorte geldbedragen. Voor zover het gaat om vermeende verkoop van eigen werken van verdachte (of [medeverdachte] ) valt dat ook op geen enkele wijze te verifiëren.
Opmerkelijk is daarnaast dat de opbrengst van consignatieverkopen (regel 112) volgens verdachte niet ten goede is gekomen aan Altembrouck BVBA, maar aan ON-Mix Music B.V. De opbrengst van kunstwerken die van verdachte zouden zijn geweest is direct doorgeboekt naar Readen B.V. (regel 121) en Readen Real Estate B.V. (regel 128). Waarom de verkoopprijs van kunstwerken van [medeverdachte] (regels 112, 121 en 129) aan verdachte zijn uitbetaald is evenmin inzichtelijk geworden.
Al met al is de door verdachte gegeven verklaring ook op dit onderdeel onvoldoende concreet en verifieerbaar om na te gaan of de contant gestorte geldbedragen afkomstig waren van de verkoop van kunst.
Opbrengst activa Drachten (€ 13.800,-, regel 117)
Verdachte heeft verklaard dat het contante geldbedrag dat op 4 juni 2015 op zijn privérekening is gestort, geld betreft dat is verkregen met het verkopen van verf door Readen B.V. uit een opslag in Drachten. Verdachte zou dit geld in Zwolle hebben aangenomen van de koper van de goederen. Ter onderbouwing van deze partijhandel zijn facturen overgelegd (V002-10, bijlage 24, en bijlage III bij het pleidooi). Deze facturen hebben geen betrekking op de concrete partij waarvan de contante opbrengst op 4 juni 2015 op de privérekening van verdachte zou zijn gestort en evenmin blijkt hieruit van een contante geldstroom in het algemeen.
Al met al is de verklaring van verdachte onvoldoende concreet en verifieerbaar om na te gaan of de contante stortingen op de privérekening van verdachte afkomstig zijn van de contante opbrengst van de verkoop van verf van Readen B.V. vanuit Drachten.
Conclusie onderdeel B
De rechtbank vindt – gelet op de verklaring van verdachte – dat van een totaalbedrag van € 32.970,- niet gesteld kan worden dat het niet anders kan zijn dan dat het uit misdrijf afkomstig is.
Voor de overige contante stortingen in 2014-2016 op [nummer] (€ 134.470,-) zijn de door verdachte gegeven verklaringen niet voldoende concreet en verifieerbaar. Het aldus door verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat dit deel van het onder B ten laste gelegde bedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Daarmee is bewezen dat verdachte deze contant gestorte geldbedragen van in totaal € 134.470,00 heeft witgewassen.
Onderdeel C: stortingen op [nummer]
Verdachte heeft – kennelijk aan de hand van AMB-132 – een overzicht gegeven van de uitgaven vanaf [nummer] en daarbij aangegeven wat de herkomst zou zijn geweest van de contant gestorte geldbedragen die aan die uitgaven ten grondslag hebben gelegen. Het totaal aan bronnen van contant gestorte geldbedragen komt overeen met het in de tenlastelegging genoemde bedrag van € 258.135,-, maar de bronnen zijn niet in verband gebracht met concrete stortingen. Daarbij moet worden opgemerkt dat een uitgavepost van € 10.385,- (regel 154) welk bedrag naar D5 Avenue Ltd./D5 Mobile B.V. zou zijn overgemaakt, niet is opgenomen in AMB-132.
Cimexta (€ 150.000,-, regels 149-150)
In totaal is € 74.150,- overgemaakt naar D5 Mobile B.V. en € 87.500 naar D5 Avenue Ltd. en verdachte heeft verklaard dat daaraan in totaal € 150.000,- ten grondslag lag dat contant gestort geld betrof, verkregen in verband met de afwikkeling van de Odessa-claim. Met betrekking tot de Odessa-claim verwijst de rechtbank in de eerste plaats naar wat zij hiervoor onder het kopje ‘Cimexta’ bij onderdeel A heeft overwogen.
In aanvulling daarop overweegt de rechtbank nog het volgende. Hoewel uit de overgelegde stukken van de Odessa-claim naar voren komt dat sprake zou zij van betalingen van € 100.000,- en € 50.000,-, de uitsplitsing die verdachte heeft gemaakt over de regels 149 en 150, past dit in de eerste plaats niet bij de verklaring die verdachte heeft gegeven over hoe hij de contante geldbedragen van [naam 4] zou hebben ontvangen. Evenmin is inzichtelijk waarom de uitsplitsing op deze manier gemaakt zou moeten worden, een relatie met concrete geldstortingen blijkt in elk geval niet. Daarbij is van belang dat de Odessa-claim volgens een door verdachte overgelegd stuk contant zou zijn betaald in de periode van 17 april 2013 tot 28 mei 2013.In de periode van 17 april 2013 tot en met 28 mei 2013 is op [nummer] € 58.235,- contant geld gestort.Dit strookt niet met de verklaring van verdachte dat € 150.000,- van het contant gestorte geld, afkomstig zou zijn van de Odessa-claim.
Daarmee is de verklaring van verdachte met betrekking tot deze geldbedragen die afkomstig zouden zijn van Cimexta eveneens onvoldoende concreet en maken nader verificatieonderzoek niet noodzakelijk.
Lening [naam moeder] (€ 42.500,-, regel 151)
Verdachte heeft verklaard dat de moeder van verdachte in de afwikkeling van de scheiding van haar ex-man, de vader van verdachte, geld te vorderen had van haar ex-man. Ter voldoening van die schuld heeft de vader van verdachte goederen ter beschikking gesteld, die verdachte te gelde heeft gemaakt voor zijn moeder. De opbrengst van die goederen zou de moeder van verdachte vervolgens aan verdachte hebben uitgeleend als liquiditeitssteun voor ST Trading.
De verklaring van verdachte is onderbouwd met stukken waaruit naar voren komt dat de vader van verdachte begin 2009 goederen met een waarde van € 35.000,- ter hand heeft gesteld in verband met een te vorderen geldbedrag door zijn moeder op zijn vader (bijlage 27 bij V00210).
Gelet op het moment van ter hand stellen van de goederen (2009) en het moment van storten in 2013 (op 21 maart 2013 is € 36.500,- overgemaakt naar ST Trading)is niet inzichtelijk gemaakt hoe de verkoop van die goederen ertoe heeft geleid dat in 2013 een contant geldbedrag is gestort. Dit is te meer opmerkelijk, omdat de moeder direct na ontvangst, het geld op haar beurt aan verdachte zou hebben uitgeleend. Als daadwerkelijk dit geld zou zijn geleend ten behoeve van liquiditeitssteun voor ST Trading, dan ligt het niet voor de hand dat het geld pas vier jaar later wordt gestort op een moment dat ST Trading al niet meer stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (zie hierna bij onderdeel D het kopje ‘Uitschrijving Kamer van Koophandel’). Daar komt bij dat in de periode van 1 januari tot en met 21 maart 2013 minder dan € 42.500,- contant is gestort op deze bankrekening.Ook op dat punt klopt de verklaring van verdachte niet.
Al met al voldoet de verklaring dat € 42.500,- van het contant gestorte geld afkomstig is van een lening van de moeder van verdachte, mogelijk gemaakt door de opbrengst van het verkopen van goederen die in 2009 ter hand zijn gesteld, niet aan de eisen dat die verklaring concreet, verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk is.
Opbrengst vee/vleeshandel (€ 11.500,-, regel 152)
Verdachte heeft verklaard dat er vanaf de bankrekening in totaal € 11.500,- is overgemaakt naar Altembrouck Food and Beverage BVBA en dat deze overboekingen zijn gedaan met contant gestort geld dat is verkregen uit de opbrengst van de vee- en/of vleeshandel op Altembrouck.
De rechtbank verwijst in de eerste plaats naar wat hiervoor is overwogen onder het kopje ‘Opbrengst hotel/restaurant, opbrengst vee/vleeshandel’ bij onderdeel A. De verklaring dat het overgemaakte geld in relatie staat tot contante stortingen van de (contante) opbrengst uit vee- en/of vleeshandel is onvoldoende concreet en verifieerbaar.
Salaris Altembrouck [naam echtgenote] (€ 3.750,-, regel 153)
Verdachte heeft verklaard dat er vanaf deze bankrekening € 3.750,- contant is opgenomen. Voorafgaand aan deze opname zou dit geld contant op de rekening zijn gestort, en het contante geld zou contante salarisbetalingen aan [naam echtgenote] betreffen.
Hoewel uit overgelegde stukken naar voren komt dat [naam echtgenote] in België contant salaris betaald zou krijgen, valt niet te verifiëren dat het gestorte bedrag daadwerkelijk contant salaris van [naam echtgenote] is. Opmerkelijk aan de verklaring van verdachte is dat het geld eerst contant op deze rekening is gestort, om het vervolgens weer contant op te nemen. Dat lijkt niet logisch en ook op dit punt heeft verdachte onvoldoende concreet en verifieerbaar verklaard.
Opbrengst handelsgoederen (€ 10.385,-, regel 154)
Verdachte heeft gesteld dat een bedrag van € 10.385,- is overgemaakt naar D5 Avenue Ltd. en/of D5 Mobile B.V. en dat dit geldbedrag afkomstig was contant gestorte opbrengst van handelsgoederen.
De rechtbank verwijst in de eerste plaats naar wat zij hiervoor onder het kopje ‘Opbrengst handelsgoederen’ bij onderdeel A heeft overwogen. Daarnaast verwijst de rechtbank naar de inleidende opmerking bij onderdeel C dat de gestelde uitgave niet uit de stukken blijkt, wat vragen oproept over de gestelde herkomst van het geld, nu dit (achteraf) door verdachte afgeleid lijkt te zijn uit de girale besteding van het geld. Al met al is deze verklaring van verdachte over de herkomst van € 10.385,- aan contant gestort geld onvoldoende concreet en verifieerbaar.
Kermisclaim (Klick GmbH) (€ 40.000,-, regels 155 en 157)
Verdachte heeft verklaard dat de geldbedragen die naar Moho Telecom Ltd. en Yoho Telecom Ltd. zijn overgemaakt in relatie staan tot contant gestorte geldbedragen die afkomstig waren van Klick GmbH en betrekking hadden op een claimafwikkeling met betrekking tot een kermis. [medeverdachte] zou betrokken zijn geweest bij de exploitatie van een kermis op een oude landingsbaan in Hongkong rond de jaren 2000-2003. Opvolgende evenementen zouden niet zijn doorgegaan, als gevolg waarvan [medeverdachte] gedane aanbetalingen terug moest ontvangen. Verdachte heeft verklaard dat deze aanbetalingen jaren later via een Duitse dochteronderneming van een Hongkongse zakenpartner van [medeverdachte] , contant aan verdachte zijn betaald. Verdachte zou daarvan € 40.000,- op zijn privérekening hebben gestort en overgemaakt naar Moho Telecom Ltd. en Yoho Telecom Ltd.
De verklaring van verdachte is onderbouwd met stukken waaruit zou kunnen volgen dat [medeverdachte] begin deze eeuw betrokken is geweest bij een kermisexploitatie in Hongkong. Het is echter niet inzichtelijk geworden, hoe die betrokkenheid ertoe heeft geleid dat verdachte circa 10 jaar later contante geldbedragen op zijn rekening heeft gestort. De verklaring van verdachte is op dit punt ook niet concreet of verifieerbaar.
Conclusie onderdeel C
De rechtbank vindt dat verdachte het totaalbedrag aan contante stortingen op [nummer] (€ 258.135,-) heeft witgewassen. De verklaringen die verdachte heeft gegeven voor de herkomst van deze contante geldbedragen voldoen niet aan de eisen die – gelet op bestaande vermoeden van witwassen – hieraan gesteld mochten worden. Ook ten aanzien van onderdeel C geeft het door verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het onder C ten laste gelegde bedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Onderdeel D: ST Trading
Verdachte heeft – kennelijk aan de hand van AMB-025 – een overzicht gegeven van de uitgaven van ST Trading en daarbij aangegeven waaraan de contante gestorte geldbedragen zijn besteed en wat de herkomst van die contante geldbedragen zou zijn.
Uitschrijving Kamer van Koophandel
Met betrekking tot de uitschrijving van ST Trading bij de Kamer van Koophandel overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft naar voren gebracht dat de uitschrijving van ST Trading een vergissing is en dat in plaats daarvan een andere eenmanszaak van [naam echtgenote] (ST Stables of [eenmanszaak] ) uitgeschreven had moeten worden. Verdachte heeft in dit kader stukken van de Kamer van Koophandel overgelegd van beide eenmanszaken. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de activiteiten van de eenmanszaak [eenmanszaak] per 1 december 2009 zijn gestaakt.De eenmanszaak ST Trading is vervolgens op 1 januari 2010 gestart en per 8 oktober 2012 uitgeschreven.De rechtbank gaat daarom niet mee in de verklaring van verdachte dat de uitschrijving van ST Trading in 2012 een vergissing was.
Opbrengst restvoorraad Hilversum (€ 74.460,-, regel 167) en Opbrengst restvoorraad [naam moeder] (€ 29.000,-, regel 175)
Verdachte heeft verklaard dat de contante opbrengst van de winkel in Hilversum (€ 74.460,‑) op de rekening van ST Trading is gestort en dat hem is verzocht dit naar D5 Avenue Ltd. over te maken. Verdachte heeft in zijn Excel-overzicht hieraan de omschrijving ‘lening [naam moeder] ’ gegeven. Diezelfde omschrijving heeft verdachte ook gegeven aan een bedrag van € 29.000,- wat de opbrengst zou zijn uit de verkoop van de restvoorraad van [naam moeder] . Eerder is al besproken dat er volgens verdachte € 42.500,- afkomstig zou zijn van de verkopen van een partij goederen ten behoeve van [naam moeder] (zie hiervoor onder C, ‘Lening [naam moeder] ’).
Verdachte heeft verklaard dat het naast de goederen van de ex-man van [naam moeder] ook ging om goederen die door [naam 6] waren gegeven ter aflossing van een openstaande schuld. Dat [naam 6] in 2010 een schuld ter hoogte van € 41.761,- is aangegaan met [naam moeder] is onderbouwd met een overeenkomst van geldlening (bijlage 27 bij V002-10).
Met betrekking tot de goederen die door de vader van verdachte aan verdachte ter hand zijn gesteld, verwijst de rechtbank naar wat zij hiervoor onder het kopje ‘Lening [naam moeder] ’ heeft overwogen.
Dat [naam 6] zijn schuld heeft ingelost door het ter beschikking stellen van goederen, dat die goederen tegen contante betaling zijn verkocht en dat de opbrengst daarvan door [naam moeder] via ST Trading aan D5 Avenue Ltd. en/of D5 Mobile B.V. zijn uitgeleend is onvoldoende inzichtelijk geworden en de verklaring van verdachte is op deze punten onvoldoende concreet en verifieerbaar.
Opbrengst Yoho Telecom (€ 16.300,-, regel 169)
Verdachte heeft verklaard dat € 16.300,- is overgemaakt naar Yoho Telecom Ltd. en dat dit geld afkomstig was van contante opbrengsten van verkopen van een deelneming van Yoho Telecom Ltd., die op de rekening van ST Trading waren gestort. Ter onderbouwing wijst verdachte op overgelegde facturen van Sky Global B.V., waarvan Yoho Telecom Ltd. medeaandeelhouder was.
Deze gang van zaken is onvoldoende inzichtelijk geworden, waardoor de verklaring van verdachte onvoldoende concreet en verifieerbaar is. De rechtbank wijst daarnaast nogmaals op de bevinding van de FIOD dat in 2013 en 2014 binnen het gehele Readen-concern slechts € 10.774,- (en dus minder dan € 16.300,-) aan contante omzet is behaald met de handel in beltegoedkaarten en dat dit minder dan vijf procent was van de totale omzet van de handel in beltegoedkaarten (zie AMB-101 en hierover bij onderdeel A, ‘Consignatie verkoop D5 Yoho Telecom’.
Salaris Altembrouck [naam echtgenote] (€ 4.000,-, regels 171-172 en 174)
Verdachte heeft verklaard dat in totaal € 4.000,- van de uitgaven van ST Trading (kasopname, overboeking naar een privérekening van verdachte en een deel van de betalingen aan D5 Mobile B.V.) in relatie staat tot contant ontvangen salaris van [naam echtgenote] van Altembrouck dat op de bankrekening van ST Trading is gestort.
Uit de overgelegde stukken is alleen op te maken dat [naam echtgenote] haar salaris voor Altembrouck contant zou ontvangen. Dat dit salaris op de rekening van ST Trading zou zijn gestort en vervolgens opnieuw contant zou zijn opgenomen – hetgeen op zich al onlogisch is –, en dan zou zijn overgemaakt naar de rekening van verdachte of een bedrijf van de broer van verdachte, is onvoldoende inzichtelijk geworden en de verklaring van verdachte is op dit punt onvoldoende concreet en verifieerbaar.
Opbrengst inventaris ST Stables (€ 6.720,-, regel 173)
Verdachte heeft verklaard dat de inventaris van [eenmanszaak] is verkocht en dat de opbrengst hiervan op de rekening van ST Trading is gestort en is overgemaakt naar D5 Mobile B.V. De verklaring is slechts onderbouwd met een verwijzing naar de overgelegde stukken van de Kamer van Koophandel. Hieruit blijkt dat de activiteiten van [eenmanszaak] per 1 december 2009 zijn gestaakt.
Dat de inventaris van [eenmanszaak] verkocht is, contant geld heeft opgeleverd en dat dit meer dan drie jaar na het einde van ST Stables op de rekening van ST Trading is gestort, is onvoldoende inzichtelijk geworden en deze verklaring van verdachte is daarom onvoldoende concreet en verifieerbaar.
Conclusie onderdeel D
De rechtbank vindt dat verdachte het totaalbedrag aan contante stortingen op de bankrekening van ST Trading (€ 130.480,-) heeft witgewassen. De verklaringen die verdachte heeft gegeven voor de herkomst van deze contante geldbedragen voldoen niet aan de eisen die – gelet op het bestaande vermoeden van witwassen – hieraan gesteld mochten worden en geven onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het onder D ten laste gelegde bedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Onderdeel G: Vitalon
Zoals hiervoor onder 3.5.1.2 al is overwogen vindt de rechtbank dat verdachte als bestuurder en enig aandeelhouder verantwoordelijk is voor de contante stortingen op de rekening van Vitalon. Verdachte heeft in zijn Excel-overzicht een opsomming gegeven van contante stortingen van in totaal € 147.538,56. Zoals de rechtbank hiervoor in voetnoot 15 heeft overwogen, gaat zij uit van € 146.538,- aan contante stortingen. Verdachte heeft naast een overzicht van stortingen ook een overzicht van inkomsten gegeven, met een totaalbedrag van € 155.251,-. Kennelijk ziet dit overzicht niet alleen op contante ontvangsten die op de rekening van Vitalon zijn gestort, maar ook op girale beschrijvingen. Dit lijkt in elk geval te gelden voor de regels 388, 389 en 391 (waarvan in AMB-131 overeenkomende posten en bedragen worden genoemd als girale ontvangsten).
Opbrengst hotel/restaurant (€ 8.257,-, regel 386)
In lijn met wat de rechtbank hiervoor al heeft overwogen over de opbrengst van het hotel/restaurant (onderdeel A, Opbrengst hotel/restaurant, opbrengst vee/vleeshandel) is deze verklaring onvoldoende concreet en verifieerbaar.
Lening Readen Investment (€ 13.993,-, regel 387)
Verdachte heeft verklaard dat Readen Investment Ltd. € 13.993,- aan Vitalon ter beschikking heeft gesteld bij wijze van lening. Ter onderbouwing wordt verwezen naar leenovereenkomsten. Hoewel hieruit naar voren komt dat Readen Investment Ltd. als uitlener geldleenovereenkomsten aangaat, blijkt hieruit niet dat Readen Investment Ltd. ook geld aan Vitalon heeft uitgeleend, laat staan dat dit contant ter beschikking is gesteld en dat het hier gaat om contante geldstortingen op de rekening van Vitalon. Daarmee is de gegeven verklaring onvoldoende concreet en verifieerbaar.
Huuropbrengsten (€ 17.875,-, regels 388-392)
Voor zover de opgevoerde inkomsten al contante inkomsten betreffen die op de rekening van Vitalon zijn gestort (zie inleidende opmerking onderdeel G), is onvoldoende inzichtelijk geworden dat de gestelde onderhuurders vanuit de telecom-tak van het Readen-concern de huur aan Vitalon contant hebben voldaan. Temeer daar de contante omzet in de telecom-tak aanzienlijk beperkter is dan is gesteld (zie opnieuw: AMB-101). Daarmee is deze verklaring voor een niet-criminele herkomst van de contant gestorte geldbedragen onvoldoende concreet en verifieerbaar.
Melkpoeder en domeinnaam en intellectuele eigendomsrechten Vitalon (Lypack-claim) (€ 115.126,-, regels 393 en 394)
Verdachte heeft verklaard dat Vitalon een partij babymelkpoeder naar China had getransporteerd, maar dat er een verkeerd bestandsdeel in het product zat, waardoor het product niet uitgeleverd kon worden. In verband hiermee moest leverancier Lypack een schadeclaim aan Vitalon betalen. Deze claim zou langs twee wegen zijn voldaan. Enerzijds is er contant geld betaald (waarbij ook intellectuele eigendomsrechten van Vitalon van eigenaar wisselden) en anderzijds kon Vitalon een partij goede babymelkpoeder in China op de markt brengen. Dit laatste gebeurde op zo’n manier dat Chinezen de producten in China konden ophalen en dat familie of kennissen in Nederland contant betaalden voor de in China afgenomen producten. Daarnaast zou een deel van de partij goede babymelkpoeder reguliere omzet van Vitalon zijn geweest, die op dezelfde wijze werd verhandeld.
Ter onderbouwing is gewezen op documenten waaruit naar voren kan komen dat sprake is geweest van een handelsclaim van Vitalon op Lypack. Op de zitting van 13 december 2022 bleek dat verdachte constateerde dat de namens hem overgelegde bijlage (V002-10, bijlage 16, in het bijzonder onder 2.2) niet de gang van zaken weergaf zoals hij meende te weten hoe het gegaan zou zijn. Bij pleidooi zijn vervolgens andere, niet-ondertekende conceptovereenkomsten overgelegd waaruit wel de juiste gang van zaken zou moeten blijken (bijlagen V en VI bij pleidooi).
Enige onderbouwing over de gang van zaken rond de verkoop van de babymelkpoeder in China, met contante betalingen in Nederland, is niet overgelegd. Dit maakt de verklaring van verdachte op dit punt onvoldoende concreet en verifieerbaar. De bij pleidooi overgelegde bijlage VI vermeldt onder 2.1-2.2. nog steeds dat Lypack de claim per bank aan Vitalon Holland Ltd. in Hong Kong zou betalen. Dat maakt dat de verklaring van verdachte dat de schadevergoeding uiteindelijk contant in Nederland op de bankrekening van Vitalon (Holland B.V.) is gestort onvoldoende concreet en verifieerbaar.
Conclusie onderdeel G
De rechtbank vindt dat verdachte het totaalbedrag aan contante stortingen op de bankrekening van Vitalon (€ 146.538,-) heeft witgewassen. De verklaringen die verdachte heeft gegeven voor de herkomst van deze contante geldbedragen voldoen niet aan de eisen die – gelet op het bestaande vermoeden van witwassen – hieraan gesteld mochten worden en geven onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het onder G ten laste gelegde bedrag uit enig misdrijf afkomstig is.