ECLI:NL:RBAMS:2023:3649

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
C/13/729964 / FA RK 23-1223
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek omgangsregeling vader met minderjarige dochter wegens ernstige bezwaren en nadelige gevolgen voor ontwikkeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om een omgangsregeling met zijn dochter, [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009. De vader heeft verzocht om een omgangsregeling, waarbij hij een middag per maand onbegeleid of begeleid contact met zijn dochter wenst. De moeder heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, dan wel het verzoek af te wijzen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift van de vader en het verweerschrift van de moeder, en heeft de mondelinge behandeling achter gesloten deuren gehouden op 1 juni 2023.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader in het verleden een problematische relatie met zijn dochter heeft gehad, die heeft geleid tot een verbod op contact door het gerechtshof Amsterdam. De moeder heeft betoogd dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij geen contact met haar vader heeft, en dat zij daar niet toe moet worden gedwongen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook aangegeven dat het niet in het belang van [minderjarige] is om contact met de vader te hebben. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel de vader positieve stappen heeft gezet in zijn leven, het belang van [minderjarige] om geen contact met de vader te hebben prevaleert. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek van de vader tot het bepalen van een omgangsregeling moet worden afgewezen, omdat omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de ontwikkeling van het kind en [minderjarige] ernstige bezwaren heeft geuit tegen omgang.

Daarnaast heeft de rechtbank de bestaande informatieregeling gewijzigd, waarbij de moeder de vader twee keer per jaar zal informeren over de ontwikkeling van [minderjarige], met de voorwaarde dat de vader deze informatie niet openbaar maakt. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/729964 / FA RK 23-1223
Beschikking van 15 juni 2023
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [adres 1] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. P.C. Schutte te Winschoten,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [adres 2] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. M. Aynan te Amsterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van vader, ingekomen op 17 februari 2023;
  • het verweerschrift van de moeder, ingekomen op 22 mei 2023.
1.2.
Het hierna te noemen kind [minderjarige] heeft in een brief die is ingekomen op 10 maart 2023 haar mening kenbaar gemaakt.
1.3.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 juni 2023.
Verschenen zijn:
- partijen en hun advocaten, waarbij mr. E.R. Postma waarnam voor de advocaat van de vader;
- [naam] als vertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van:
[minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2009.
2.2.
Op 8 juni 2021 heeft het gerechtshof Amsterdam het gezamenlijk gezag over [minderjarige] beëindigd. De moeder is sindsdien alleen belast met het gezag over [minderjarige] .
2.3.
In diezelfde uitspraak heeft het gerechtshof Amsterdam de uitspraak van de rechtbank in eerste aanleg bekrachtigd ten aanzien van de omgang, inhoudende dat het de vader verboden wordt om contact te hebben met [minderjarige] .

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De vader verzoekt vaststelling van een omgangsregeling en het bepalen van de naleving van de eerder bepaalde maandelijkse informatieregeling.
3.2.
De moeder heeft verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, dan wel dit verzoek af te wijzen. Daarnaast heeft zij verzocht de vader te veroordelen in de kosten van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
Ten aanzien van de omgangsregeling
4.1.1.
De vader heeft verzocht een omgangsregeling te bepalen, zoals weergegeven in zijn verzoekschrift. Hij stelt dat hij een laatste poging wil doen om het contact met [minderjarige] te herstellen. Hij werkt hard aan zichzelf en heeft zijn leven inmiddels weer op de rit. Hij houdt zich aan afspraken, heeft een vast woning en een bewindvoerder. Hij neemt refusal onder toezicht, heeft EMDR gedaan, is bij de AA, volgt PMT-training en vanaf januari 2023 een training cognitieve gedragstherapie. Verder gaat hij een behandeling voor PTSS beginnen. Hij wandelt elke dag 10 km en gaat veel naar de sportschool. De vader begrijpt dat hij op dit moment niet veel kan vragen van de moeder en [minderjarige] en verzoekt om een middag in de maand, onbegeleid dan wel begeleid in Amstelveen. Hij heeft geen enkele contra-indicatie vernomen waaruit zou blijken dat dit niet mogelijk is. Hij is ook bereid om mee te werken aan alle vormen van begeleiding en hulpverlening en om in overleg met de instanties tot nadere afspraken te komen. Doordat de vader geen contact heeft met [minderjarige] heeft hij ook onvoldoende zicht op de situatie van de moeder. De vader heeft inmiddels een vriendin met drie kinderen die hij samen opvoedt. Dat gaat heel goed.
4.1.2.
De moeder heeft betoogd dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij op dit moment geen contact met haar vader heeft en dat zij daar niet toe moet worden gedwongen. [minderjarige] heeft duidelijk gemaakt dat zij geen contact met de vader wil en mede vanwege haar leeftijd is het bepalen van een omgangsregeling weinig zinvol. Daarnaast moeten de ouders voor een omgangsregeling met elkaar kunnen communiceren, al was het maar voor het halen en brengen. Partijen zijn daar niet toe in staat. Sinds de vorige procedure is er rust ontstaan bij [minderjarige] . De uitspraak voelde als een bevrijding voor haar en zij heeft zich daarna prima ontwikkeld en een nieuwe start gemaakt op de middelbare school met nieuwe vriendinnen.
4.1.3.
De Raad heeft bij de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij een groot compliment wil maken voor de inzet van de vader en wat hij heeft bereikt. Toch is het niet goed voor [minderjarige] om contact met haar vader te hebben, laat staan dat zij daar toe wordt gedwongen. Er is wat dat betreft niets veranderd aan de situatie van drie jaar geleden, toen jeugdbescherming duidelijk en uitgebreid heeft gemotiveerd waarom het niet in het belang van [minderjarige] was om contact met de vader te hebben. De Raad heeft de indruk dat de wens van [minderjarige] om geen contact met de vader te hebben haar eigen, intrinsieke wens is en dat die niet door de moeder is ingefluisterd. [minderjarige] verdient het gelet op haar leeftijd om gehoord te worden en dat er naar haar wordt geluisterd. Het afdwingen van contact kan schadelijk zijn voor de ontwikkeling van [minderjarige] en dat is daarom niet in haar belang. Verwezen wordt naar het recente onderzoek van het WODC.
4.1.4.
De rechter overweegt als volgt. Kinderen en ouders hebben in beginsel recht op omgang met elkaar. Dat uitgangspunt wordt tot uitdrukking gebracht in artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het tweede lid van dat artikel bepaalt dat de rechter op verzoek van de ouders of één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vaststelt dan wel, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang ontzegt. De rechter ontzegt volgens het derde lid van dit artikel het recht op omgang slechts, indien:
a. a) omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b) de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c) het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d) omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
4.1.5.
De rechtbank ziet de positieve ontwikkeling die de vader heeft doorgemaakt door het ondergaan van diverse behandelingen. Hij is hard aan het werk om zijn problematiek aan te pakken en dat is te prijzen. Er zijn ook weer twee jaar verstreken sinds de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam. Toch prevaleert het belang van [minderjarige] om geen contact met de vader te hebben in dit geval. Ter toelichting dient het volgende,
[minderjarige] is inmiddels veertien jaar oud en heeft in haar leven al veel meegemaakt. Zoals ook al door het Hof is overwogen zijn er veel verschillende vormen van hulpverlening ingezet , waarbij van alles is geprobeerd om positief contact tussen [minderjarige] en de vader mogelijk te maken. Dat is uiteindelijk allemaal niet gelukt, doordat de vader vanwege zijn persoonlijke problematiek onvoorspelbaar en onvoldoende beschikbaar was voor [minderjarige] . Zij heeft daar veel last van gehad en is ook behandeld voor de verwerking van deze traumatische gebeurtenissen. Dat heeft er mede voor gezorgd dat [minderjarige] geen ruimte voelde voor contact met de vader. Daarin is de afgelopen jaren geen verandering gekomen. [minderjarige] heeft dat in haar brief aan de rechtbank herhaald. Zij heeft daarin goed uitgelegd waarom zij hem niet wil zien, bellen of mailen en hoe belastend zij het vindt dat de vader nu weer een procedure is begonnen. Zij vraagt zich af of hij dit elk jaar gaat doen en wil dat dat stopt. [minderjarige] schrijft dat als zij weer de mogelijkheid ziet tot contact met vader zij dit zal melden. [minderjarige] wil dat zij zelf dat moment bepaalt en niet de vader. Het voelt voor haar nu niet veilig en niet ok. Zij wil rust. Dat heeft ook te maken met het feit dat de vader mails met foto’s over haar op Facebook heeft gezet met nare teksten over de moeder.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten dat dit standpunt niet de eigen mening van [minderjarige] is en zij daarbij teveel door de moeder is beïnvloed. . De rechtbank is van oordeel dat [minderjarige] het verdient om te worden gehoord en dat er naar haar wordt geluisterd. Het bepalen van een omgangsregeling die tegen de uitdrukkelijke en onderbouwde wens van [minderjarige] ingaat, zal niet alleen een averechts effect hebben, maar kan haar mogelijk ook verdere schade toebrengen. Dat blijkt onder andere uit recent onderzoek door het WODC (rechterlijke instrumenten bij omgangsproblematiek en contactverlies, maart 2023). In uiterste gevallen kan het in het belang van een kind zijn om geen omgang af te dwingen en het contactverlies -in ieder geval- tijdelijk te laten bestaan. Dit is het geval wanneer a) er al lange tijd hevige strijd is tussen ouders waar het kind last van heeft, en b) het kind zelf weerstand heeft tegen contact met de contact verliezende ouder en zelf zegt geen contact te willen met deze ouder, en c) het kind veilig opgroeit bij de primair verzorgende ouder (en er dus geen sprake is van oudervervreemding).Deze situatie doet zich in het geval van [minderjarige] voor. Daarom zal het verzoek van de vader tot het bepalen van een omgangsregeling worden afgewezen. Voor de duidelijkheid: het verzoek wordt niet afgewezen omdat de vader niet in staat zou zijn tot omgang met [minderjarige] , maar omdat deze ernstig nadeel zou opleveren voor haar ontwikkeling en [minderjarige] ernstige bezwaren heeft geuit tegen omgang.
4.1.6.
De rechtbank wil de vader nog meegeven dat hij op grond van rechtspraak van de Hoge Raad weliswaar het recht heeft om met een zekere regelmaat een procedure te starten om een omgangsregeling te verzoeken, maar dat dat niet in het belang van [minderjarige] lijkt te zijn. [minderjarige] heeft, mede gelet op haar leeftijd, wat zij in haar leven heeft meegemaakt en haar duidelijk onderbouwde – en herhaalde – mening behoefte aan rust. Het kan zo zijn dat er, als zij die rust ervaart, op enig moment ruimte bij haar ontstaat voor het herstel van het contact met de vader. De kans dat die ruimte er komt als [minderjarige] regelmatig wordt belast met een nieuwe door de vader gestarte procedure, is erg klein.
4.1.7.
De rechtbank ziet geen aanleiding tot het gelasten van een onderzoek naar mogelijk contactherstel door de Raad en ook niet tot het benoemen van een kinderpsycholoog voor [minderjarige] , zoals dat door de vader bij de mondelinge behandeling (naar de rechtbank begrijpt: subsidiair) is verzocht. [minderjarige] heeft in het verleden genoeg hulpverleningstrajecten doorlopen en zij heeft nu behoefte aan en belang bij rust.
4.2.
Ten aanzien van de informatieregeling
4.2.1.
De vader heeft verzocht te bepalen dat de eerder vastgestelde informatieverplichting, die inhoudt dat de moeder hem eens per maand een update inclusief foto over [minderjarige] geeft per e-mail, wordt nagekomen. Ter onderbouwing heeft de vader gesteld dat de moeder de vader op 31 augustus 2022 heeft medegedeeld dat de maandelijkse updates over [minderjarige] worden beëindigd. De vader is op 2 mei 2022 voor het laatst geïnformeerd over [minderjarige] .
4.2.2.
De moeder heeft verklaard dat zij de informatieregeling heeft gestopt nadat [minderjarige] aan haar had verteld dat de vader de hele inhoud daarvan op social media had geplaatst, waarbij de moeder werd uitgescholden. Nadat de moeder de vader had bericht dat dit [minderjarige] schaadde en zij verzocht niets meer te plaatsen had hij daar geen boodschap aan en plaatste zelfs het gesprek met [minderjarige] online. [minderjarige] raakte daarvan van streek. De moeder heeft de advocaat van vader in december 2022 bericht de regeling te willen hervatten, zodra hij zou toezeggen de informatie niet openbaar te maken. De vader heeft daarop niet gereageerd en heeft die toezegging niet willen doen en is deze procedure gestart. Bij de mondelinge behandeling heeft de vader uiteindelijk toegezegd dat hij de informatie niet openbaar zal maken. Daarna heeft de moeder zich bereid verklaard de vader tweemaal per jaar te informeren over [minderjarige] . Zij vindt het, gelet op alles wat er is gebeurd, niet alleen voor zichzelf maar ook voor [minderjarige] te belastend om de vader vaker te moeten informeren.
4.2.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 1:377b, eerste lid, BW bepaalt voor zover hier van belang dat de ouder die met het gezag is belast, gehouden is de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind. Lid 2 van dit artikel bepaalt dat de rechter als het belang van het kind dat vereist kan bepalen dat het eerste lid buiten toepassing blijft.
4.2.4.
De vader heeft eerst ontkend dat hij de door de moeder in het kader van de informatieregeling verstrekte informatie en/of foto’s op sociale media heeft gedeeld. Op de zitting heeft de moeder een aantal screenshots getoond. Die heeft de vader niet (voldoende) betwist. Aangenomen wordt dat de vader foto’s en informatie op Facebook heeft geplaatst en negatieve uitlatingen heeft gedaan over de moeder en dat [minderjarige] – en ook de moeder – dat heel vervelend heeft gevonden. De vader heeft op de vraag van de rechter tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat hij dat niet meer zal doen. Hij heeft echter ook verklaard niet in te zien waarom hij dit niet mocht doen en geen reden ziet om zijn excuses aan te bieden, ook niet aan [minderjarige] . Hij vindt dat hij het recht had om foto’s van hem en [minderjarige] te posten. De vader ziet hiermee onvoldoende in wat het effect van zijn handelen op [minderjarige] is geweest, dat dit vervelende gevoelens bij haar heeft veroorzaakt en belastend voor haar is.
4.2.5.
De moeder heeft voldoende toegelicht dat en waarom zij er voor open staat om twee keer per jaar, maar niet vaker, informatie over [minderjarige] met daarbij een foto te delen met de vader. De Raad heeft geadviseerd dat voorstel van de moeder als informatieregeling te bepalen.
4.2.6.
De rechtbank zal het advies van de Raad volgen en de bestaande informatieregeling wijzigen en bepalen dat de moeder de vader twee keer per jaar zal informeren over [minderjarige] en hem daarbij een foto zal verstrekken. De moeder heeft voorgesteld na de verjaardag van [minderjarige] en na Kerst de vader te willen informeren. Omdat die momenten vrij dicht bij elkaar liggen, bepaalt de rechtbank dat de moeder de vader in juli en in januari zal informeren. Dit op de voorwaarde dat de vader deze informatie en foto op geen enkele manier deelt of verspreidt via social media of anderszins via openbare bronnen. Als hij dat wel doet, vervalt de regeling.
4.3.
Ten aanzien van de proceskosten
4.3.1.
De moeder heeft verzocht de vader te veroordelen in de proceskosten, omdat hij haar rauwelijks in deze procedure heeft betrokken.
4.3.2.
De rechtbank is van oordeel dat van het rauwelijks in een procedure betrekken van de moeder in deze zaak geen sprake is geweest. De advocaat van vader heeft de moeder op 28 november 2022 aangekondigd dat hij de kwestie aan de rechtbank zou voorleggen als de moeder niet zou instemmen met het voorstel van de vader. Dat de vader er naar aanleiding van de e-mail van de moeder van 12 december 2022 voor heeft gekozen niet inhoudelijk te reageren op die e-mail maar een procedure te starten, maakt dat niet anders. De proceskosten zullen worden gecompenseerd vanwege de aard van deze familierechtelijke procedure.
4.3.3.
Daarom beslist de rechtbank het volgende.

5.De beslissing

De rechtbank:
- bepaalt dat de moeder de vader jaarlijks op 2 januari en 2 juli per e-mail zal informeren over de ontwikkeling van [minderjarige] , met daarbij een recente foto, op de voorwaarde dat de vader de informatie en/of de foto op geen enkele manier openbaar zal maken;
- compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. M.E.B. Terwee, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. G. Veldman als griffier, 15 juni 2023 [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).