ECLI:NL:RBAMS:2023:3692

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
13/060025-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf en TBS met voorwaarden voor afpersing in tankstation met verminderde toerekenbaarheid

Op 9 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 maart 2022 een afpersing heeft gepleegd in een tankstation in Amsterdam. De verdachte, geboren in 1981 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het bedreigen van een medewerkster van Tankstation Totalenergies met een mes en het eisen van geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing, waarbij hij de medewerkster onder druk zette door dreigende woorden te uiten en een mes te tonen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. C.F. van Drumpt, gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van voorarrest, en een terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderde toerekenbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een ernstige alcoholverslaving en posttraumatische stressstoornis (PTSS). De rechtbank heeft de verdachte de mogelijkheid geboden om onder toezicht van de reclassering te werken aan zijn behandeling en re-integratie in de maatschappij. De rechtbank heeft ook de teruggave van het gestolen bedrag aan het tankstation gelast.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/060025-22
Datum uitspraak: 9 februari 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
wonende op het adres [woonadres] ,
thans gedetineerd te: [PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.F. van Drumpt, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Y. Nieboer, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 10 maart 2022 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
Afpersing van een medewerkster van Tankstation Totalenergies.
Dit is subsidiair tenlastegelegd als diefstal met geweld.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij acht op basis van de aangifte, het proces-verbaal ten aanzien van de camerabeelden en het aantreffen van verdachte bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier niet volgt dat door verdachte geweld is gebruikt of dat verdachte heeft gedreigd met geweld. Verdachte heeft wel een mes getoond, maar doordat aangeefster zich in een zogenaamde OBRI (de rechtbank begrijpt: een afgesloten kassaruimte) bevond en het mes amper onder de glasplaat door kon, was er geen bedreiging en geen risico op het ontstaan van enig letsel bij aangeefster. Daarom kan het handelen van verdachte niet als (dreiging met) geweld worden aangemerkt. De raadsvrouw heeft daarom bepleit dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de geweldshandelingen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 10 maart 2022 is er een overval gepleegd op het tankstation Totalenergies aan de [straat] in Amsterdam. Aangeefster heeft verklaard dat zij aan het werk was en zich in de OBRI ruimte bevond. Aangeefster zag toen dat een man met een capuchon over zijn hoofd en met een mes in zijn rechterhand de winkel in kwam. Hij liep op een dreigende manier op de toonbank af. Aangeefster hoorde dat de man haar op dwingende toon beval al het geld uit de kassalade af te geven. De man werd dreigender en zei: “Ik ben in staat om je iets aan te doen, ik ben helemaal para. Dus, schiet op en snel een beetje!”. Ook liet de man duidelijk merken dat hij een mes bij zich had. Aangeefster heeft de man uiteindelijk enkele bankbiljetten van € 5,- en € 10,- euro gegeven. Later bleek dat er € 140,25 euro weg was genomen.
De verklaring van aangeefster wordt bevestigd door de beschrijving van de camerabeelden, waaruit blijkt dat de dader met een lang smal puntig voorwerp in zijn rechterhand voor de OBRI ruimte bij de kassa’s staat en dit voorwerp, mogelijk een mes, onder de glasplaat doorsteekt, terwijl de aangeefster bezig is om de kassa open te krijgen. Op de camerabeelden is ook te zien dat aangeefster hem bankbiljetten gaf. Gelet op de kleur van deze bankbiljetten zullen het bankbiljetten van € 5,- en € 10,- euro zijn geweest. Daarna heeft de man het tankstation verlaten.
Verdachte is een ongeveer half uur later staande gehouden omdat hij voldeed aan het signalement. Bij verdachte werd in zijn broekzak €140,- in biljetten van € 5,- en € 10,- aangetroffen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich niet kan herinneren wat er die avond is gebeurd. Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij zichzelf herkent op de camerabeelden. Verdachte heeft desgevraagd aangegeven dat hij zich niet kan herinneren dat hij een mes had. Wel heeft verdachte verklaard dat hij denkt dat het puntige voorwerp op de camerabeelden een mes is. Over het bij hem aangetroffen geldbedrag heeft verdachte gezegd dat hij denkt dat het klopt dat dit het geldbedrag is dat is afgegeven door de medewerkster van het tankstation.
Bewijsoverweging primair tenlastegelegde afpersing
De rechtbank acht, gelet op het proces-verbaal van aangifte, de processen-verbaal ten aanzien van de camerabeelden en de verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing, zoals primair ten laste is gelegd.
Uit zowel de camerabeelden als de verklaring van aangeefster blijkt dat verdachte zichtbaar met een mes het benzinestation is binnengegaan en dit mes onder de glasplaat heeft gestoken in de richting van aangeefster. Aangeefster verklaart dat de toon van verdachte steeds dreigender werd en hij bovendien dreigende woorden heeft geuit zoals: “Ik ben in staat je iets aan te doen, ik ben helemaal para. Dus, schiet op en snel een beetje!”. Daarmee heeft verdachte – ondanks dat aangeefster in de OBRI-ruimte stond – een dreigende sfeer doen ontstaan waardoor aangeefster angstig werd en het geld heeft afgegeven. De stelling dat verdachte vanwege de OBRI-ruimte geen daadwerkelijk letsel had kunnen toebrengen doet daar niets aan af. Het is immers voorstelbaar dat de medewerkster in zo’n dreigende situatie zich niet meer (geheel) bewust is van een glasplaat die hen scheidt. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw dat geen sprake zou zijn van (dreiging met) geweld.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 10 maart 2022 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangeefster] heeft gedwongen tot de afgifte
van 140 euro, toebehorende aan Tankstation Totalenergies, welke bedreiging met geweld bestond uit het:
- met een capuchon over zijn hoofd de winkel van het tankstation inlopen en
- op een dreigende manier naar de toonbank lopen en
- een mes aan die [aangeefster] tonen en voorhouden en
- daarbij aan die [aangeefster] toevoegen van de woorden “ik ben in staat om je iets aan te doen, ik ben helemaal para. Dus, schiet op en snel een beetje!”
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van voorarrest, zal worden opgelegd. Daarbij heeft zij gevorderd dat aan verdachte de maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna: TBS-maatregel) met voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, wordt opgelegd en gevorderd dat deze TBS-maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat een TBS-maatregel met voorwaarden buitenproportioneel en niet noodzakelijk is en niet voldoet aan de beginselen van subsidiariteit. Dat verdachte al een groot deel van zijn leven te maken heeft met het strafrecht en met verslavingsproblematiek doet daar volgens de raadsvrouw niet aan af. Tijdens de ISD-maatregel heeft verdachte niet de juiste behandeling ontvangen voor zijn problematiek. Verdachte is thans zeer gemotiveerd om zich in te zetten voor een succesvolle behandeling en om bijzondere voorwaarden na te leven. De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen en daaraan een voorwaardelijk strafdeel te koppelen met bijzondere voorwaarden. Mocht verdachte ondanks een behandeling toch terugvallen, dan kan een dergelijke terugval met bijzondere voorwaarden voldoende worden ondervangen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een tankstation, waarbij hij aangeefster heeft bedreigd door een mes te tonen en dreigende woorden te uiten. Overvallen zijn heftige en angstaanjagende feiten, voor het slachtoffer in het bijzonder en voor de samenleving in het algemeen. Aangeefster is door dit voorval zeer geschokt en dat neemt de rechtbank verdachte kwalijk. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij ter zitting heeft laten blijken zich bewust te zijn van de impact van zijn daad. Verdachte heeft spijt betuigd en heeft aangegeven met aangeefster – mocht zij daarmee instemmen – in gesprek te willen gaan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 10 mei 2022. Uit dit strafblad blijkt dat verdachte meermaals in aanmerking is gekomen met politie en justitie. In de afgelopen tien jaren is hij echter niet veroordeeld voor gewelddadige feiten zoals in deze zaak bewezen is verklaard.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia rapportages opgemaakt door psycholoog J. Yntema en psychiater C.A.M. van der Meijs, van respectievelijk 30 september 2022 en 21 september 2022. Door beide rapporteurs wordt bij verdachte posttraumatische stressstoornis (hierna: PTSS) en een (ernstige) stoornis in het alcoholgebruik vastgesteld, die zeer waarschijnlijk invloed heeft gehad op het tenlastegelegde. De psycholoog heeft bij verdachte ook een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een stoornis in het gebruik van cocaïne en (momenteel) een depressieve stoornis vastgesteld. De psychiater heeft ter zitting aangegeven dat hij, in tegenstelling tot de psycholoog, geen antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft vastgesteld, omdat verdachte een geruime periode geen antisociaal gedrag heeft laten zien en de delicten van de afgelopen jaren als recalcitrant gedrag als gevolg van het alcoholmisbruik worden beschouwd. Door het overmatig alcoholgebruik van verdachte kan volgens de psychiater niet worden vastgesteld of er daarnaast sprake is van een andere stoornis. Beide deskundigen zien aanleiding om het tenlastegelegde verminderd aan verdachte toe te rekenen door de doorwerking van (in ieder geval) de stoornis in het gebruik van alcohol en de waarschijnlijkheid dat verdachte het feit onder invloed van alcohol heeft gepleegd.
Uit de Pro Justitia rapportages komt verder naar voren dat verdachte verschillende behandelingen heeft gehad voor zijn alcoholverslaving, maar dat hij vroeg of laat telkens in overmatig alcoholgebruik is teruggevallen. Met name het bespreken van (jeugd)trauma’s wordt gezien als een risicofactor voor het gebruik van alcohol. Verdachte heeft onvoldoende alternatieve manieren en handvatten om met zijn trauma’s en de verwerking daarvan om te gaan. Wanneer verdachte onder invloed is van alcohol handelt hij impulsief en pleegt hij strafbare feiten, hetgeen ook uit zijn strafblad blijkt. Beide rapporteurs schatten de kans op recidive door verdachte bij onbehandelde terugkeer in de maatschappij als hoog in. Het behandelen van de stoornis in het gebruik van alcohol, in combinatie met een traumabehandeling, lijkt dan ook noodzakelijk. Dit kan zorgen voor een lager recidiverisico. Toch blijft de kans op een terugval in overmatig alcoholgebruik bestaan, net als in het verleden.
De psycholoog adviseert gelet op het bovenstaande een behandeling van verdachte binnen het kader van een TBS-maatregel met voorwaarden, omdat in het verleden, ondanks de goede wil bij verdachte, sprake is geweest van vroegtijdige beëindiging van behandeling en een terugval van verdachte in ernstig gebruik van alcohol. Mocht verdachte binnen een TBS-kader te maken hebben met een terugval, dan kan de behandeling worden voortgezet zonder dat verdachte gedetineerd raakt en niet meer wordt behandeld voor zijn alcoholverslaving. De psychiater adviseert daarentegen een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden. De behandeling en het voorkomen van recidive worden daarbij bewaakt door reclasseringstoezicht. Het grootste probleem van verdachte bestaat uit een zeer hardnekkige alcoholverslaving, waarvoor de psychiater een TBS-maatregel disproportioneel vindt.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de reclasseringsrapporten van 10 maart 2022, 24 oktober 2022 en 12 januari 2023. Uit deze rapporten blijkt, in lijn met het Pro Justitia rapportages, dat verdachte in zijn gedrag wordt beperkt door zijn ernstige alcoholverslaving maar dat hij bereid is mee te werken aan behandeling. Uit de toelichting van reclasseringsmedewerker [medewerker] ter zitting blijkt dat de reclassering mogelijkheden voor de behandeling van verdachte ziet binnen beide strafrechtelijke kaders. De behandeling van verdachte zal, ongeacht het juridisch kader, plaatsvinden bij [instelling] . Deze instelling is gespecialiseerd in alcoholproblematiek. Daarbij heeft [medewerker] aangegeven dat bij een eventuele terugval binnen het kader van de TBS-maatregel met voorwaarden makkelijker kan worden geschakeld dan binnen het kader van een straf met bijzondere voorwaarden. Ook heeft zij ter zitting verklaard dat bij een terugval de TBS-maatregel met voorwaarden niet direct wordt omgezet naar een TBS met dwangverpleging, maar dat verdachte dan eerst een time-out van ongeveer twee weken zou krijgen.
Strafmaat
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog en de psychiater met betrekking tot de aanwezigheid van (in elk geval) PTSS en een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol alsmede de verminderde toerekenbaarheid over en maakt deze tot de hare.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht, passend en geboden. De gevangenisstraf is daarmee gelijk aan het al ondergane voorarrest.
Naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank gelet op bovengenoemde rapporten en adviezen, ook een TBS-maatregel met voorwaarden aan verdachte opleggen.
Aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling is voldaan. Het bewezenverklaarde feit betreft een misdrijf als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht (misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld), tijdens het begaan van dit feit bestond bij de verdachte een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens en de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van de maatregel. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting van 26 januari 2023 te kennen gegeven dat hij bereid is om zich aan alle te stellen voorwaarden te houden.
De rechtbank acht het kader van de TBS-maatregel met voorwaarden noodzakelijk, omdat zij van oordeel is dat verdachte binnen dat kader de grootste kans heeft op een succesvolle behandeling van zijn ernstige alcohol- en traumaproblematiek. De rechtbank heeft daarbij oog voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zijn oprecht overkomende spijtbetuiging op zitting en voor de motivatie van verdachte om zijn behandeling te laten slagen, waarbij zijn wens om een goede vader te zijn voor zijn zoontje een extra grote motivator vormt. De rechtbank heeft van verdachte ook gehoord dat hij een negatief beeld heeft van een TBS-maatregel, omdat verdachte zichzelf kortgezegd niet als ‘TBS-er’ ziet. De rechtbank ziet echter dat eerdere behandelingen van verdachte niet zijn geslaagd. Dit heeft niet te maken met onwil van verdachte, maar met onmacht. Binnen het ISD-kader is verdachte met traumabehandeling gestart, maar hij is daarmee gestopt omdat de behandeling te confronterend werd. Toen verdachte in de extramurale fase zat, ging het geruime tijd goed, tot verdachte werd geconfronteerd met (jeugd)trauma’s en teruggreep naar de alcohol en opnieuw recidiveerde. Verdachte vindt het begrijpelijkerwijs erg moeilijk om met die jeugdtrauma’s geconfronteerd te worden en omdat het hem teveel werd, is hij (eerder) gestopt met de traumabehandeling. Juist omdat het noodzakelijk is dat de jeugdtrauma’s en het alcoholgebruik, die in samenhang lijken te staan, worden aangepakt en het risico op terugval in alcoholgebruik aanwezig is, wil de rechtbank voorkomen dat verdachte dan in ‘kale detentie’ terechtkomt. In dat geval valt namelijk niet uit te sluiten dat een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer zal worden gelegd bij overtreding van een van de voorwaarden en verdachte hierdoor niet meer wordt behandeld voor zijn gecombineerde problematiek. Dit zou de huidige situatie van verdachte in stand houden en verdachte zou hier ook niet mee geholpen zijn. Verdachte, maar ook de maatschappij, hebben er baat bij dat verdachte wordt geholpen met zijn problematiek. Daarom is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een TBS-maatregel met voorwaarden in het geval van verdachte een passender juridisch kader is dan het kader van de voorwaardelijke gevangenisstraf. Zo kent de TBS-maatregel met voorwaarden de mogelijkheid van een time-out, wat bij een voorwaardelijk strafdeel niet mogelijk is. De rechtbank benadrukt daarbij dat zij vertrouwen heeft in de motivatie van verdachte om zijn leven op rit te krijgen en de motivatie om mee te werken aan de behandeling. Verdachte zal bij het naleven van deze voorwaarden dan ook niet in een TBS kliniek terecht komen.
De rechtbank zal de voorwaarden, zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering, opleggen.
De rechtbank acht termen aanwezig toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, en zal bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank overweegt ten slotte dat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

9.Beslag

De rechtbank gelast de teruggave aan Tankstation Totalenergies van € 140,-.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 38, 38a en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
afpersing.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 (tien) maanden.
Beveeltdat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
  • Veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
  • Veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
o Veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering of op een ander door de reclassering bepaalde locatie. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
o Veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen.
o Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De
reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om betrokkene te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
o Veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
o Veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken.
o Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
o Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
o Veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
o Veroordeelde begeeft zich niet zonder toestemming van de reclassering en het Openbaar Ministerie buiten het Europese deel van de landsgrenzen van Nederland. Betrokkene overlegt hierover vooraf met de reclassering en het Openbaar Ministerie beslist.
  • Veroordeelde wordt verplicht om zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling te laten opnemen en behandelen in de intramurale instelling [instelling] of een vergelijkbare instelling, zulks ter beoordeling van de Divisie Individuele Zaken van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering dat in overleg met die instelling nodig acht. Indien er aansluitend aan de detentie van veroordeelde nog geen plek beschikbaar is, moet veroordeelde zijn medewerking verlenen aan een verblijf in het kader van een overbruggingsvoorziening. Veroordeelde neemt indien voorgeschreven door de behandelaars, medicatie in, zolang als zijn behandelaars nodig achten.
  • Veroordeelde werkt mee aan een ambulant behandeltraject aansluitend aan de klinische fase. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
  • Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de ambulante behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van deze behandeling.
  • Als de reclassering dat nodig vindt en de veroordeelde daarmee instemt, kan de veroordeelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC), een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK), een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) of soortgelijke instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de terbeschikkinggestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
  • Veroordeelde werkt mee aan het vinden en behouden van passende huisvesting, ook als dat inhoudt beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
  • Veroordeelde werkt mee aan het vinden van passend werk dan wel een zinvolle dagbesteding (indien nodig), waarbij rekening gehouden wordt met zijn draagkracht en draaglast.
  • Veroordeelde geeft openheid over zijn sociale netwerk en relaties.
  • Veroordeelde geeft inzage in zijn financiële situatie en werkt indien door de reclassering geïndiceerd, mee aan een schuldsaneringstraject.
  • Veroordeelde onthoudt zich gedurende de looptijd van de tbs-maatregel van het gebruik van harddrugs, softdrugs en alcohol. Veroordeelde werkt mee aan urine-, en ademanalysecontroles indien toezichthouder dergelijke controle geïndiceerd acht. Bij overtreding van de voorwaarde zal het behandelteam in samenspraak met de reclassering besluiten of sanctionering noodzakelijk is.
Verklaartde opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar, op grond van artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van strafrecht.
Geeft opdracht aanreclassering Inforsa de terbeschikkinggestelde bij de naleving van die aanwijzingen hulp en steun te verlenen.
Gelast de teruggaveaan Tankstation Totalenergies (gelegen aan de [straat] in Amsterdam) van:
140 euro (zegge: honderdveertig euro) (Omschrijving: PL1300-2022046539-G6160383).
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Biçer, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en G.M. Beunk, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. K. Kanters en A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 februari 2023.
[...]

[...]

[...]
[...]

[...]

[...]