ECLI:NL:RBAMS:2023:3701

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
13/277081-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handelen in strijd met de Opiumwet en schuldwitwassen met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 23 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 760 gram MDMA, het medeplegen van het bereiden en bewerken van MDMA, en schuldwitwassen van verschillende geldbedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 december 2021 in Amsterdam werd aangehouden, waarbij 760 gram MDMA in zijn woning werd aangetroffen. Daarnaast bleek uit de analyse van zijn bankrekeningen dat hij in de periode van 4 februari 2020 tot en met 12 oktober 2021 verschillende contante bedragen had gestort, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij wist dat het roze poeder MDMA betrof, maar hij werd vrijgesproken van het medeplegen van de drugshandel, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe samenwerking met anderen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schuldwitwassen, omdat hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de geldbedragen afkomstig waren uit misdrijf. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, waarvan acht maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een taakstraf van 120 uren op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden en een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn financiële problemen, en besloot dat een gevangenisstraf niet in het belang van de verdachte of de maatschappij zou zijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/277081-21
Datum uitspraak: 23 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. D. Alsemgeest en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Z. Boufadiss, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door reclasseringswerker mevrouw [naam 1] naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. het opzettelijk in vereniging aanwezig hebben van 760 gram MDMA op 6 december 2021 in Amsterdam;
2. het opzettelijk in vereniging bereiden/bewerken/verkopen/afleveren/verstrekken/ vervoeren, in elk geval aanwezig hebben, van MDMA en cocaïne in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 5 december 2021 in Amsterdam;
3. het (schuld)witwassen van een Nissan Qashqai en/of een geldbedrag van € 14.250,- en/of een geldbedrag van € 9.806,- en/of een geldbedrag van € 10.047,- in de periode van 4 februari 2020 tot en met 12 oktober 2021 in Amsterdam.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Op 20 september 2021 is er een ANPR-hit op een Nissan Qashqai met het kenteken [kentekennummer] . De Nissan stond in de ANPR zodat de auto kon worden gecontroleerd in verband met ondermijnende criminaliteit. Het voertuig werd gevolgd naar een woning in Amsterdam waar de bestuurder ( [naam 2] ) uitstapte. Later wordt dat adres doorzocht en worden er vuurwapens aangetroffen. In de auto wordt een (lege) verborgen ruimte aangetroffen.
Uit het dossier blijkt dat de auto voor € 10.750,- op 4 februari 2020 in Heerhugowaard is aangekocht en dat de auto cash werd afgerekend. De auto stond niet op naam van de bestuurder, maar op naam van verdachte. Uit de gemeentelijke basisadministratie volgt dat verdachte op het adres [adres] woont.
Op 6 december 2021 wordt verdachte, naar aanleiding van de tenaamstelling van de auto op zijn naam, buiten heterdaad aangehouden in zijn woning op verdenking van witwassen. Zijn woning wordt doorzocht. In de woning worden zakken met roze poeder aangetroffen. Dit blijkt later 760 gram MDMA te zijn.
Verder worden in de woning twee telefoons in beslag genomen. Op een van de telefoons zijn WhatsAppgesprekken te lezen tussen verdachte en een persoon genaamd [medeverdachte] , waarin zij het hebben over de productie van synthetische drugs. Tot slot wordt de computer van verdachte, waarop zijn administratie staat, in beslag genomen. Hieruit blijkt dat hij de verschillende kosten voor de Nissan op zijn naam bijhoudt in een Excel-sheet.
Verdachte kreeg voor het op naam zetten van de Nissan tweemaal een cash commissie van € 3.000,- en kreeg kosten die hij maakte voor de auto cash terug. In totaal ontving verdachte ten aanzien van de Nissan een bedrag van € 9.806,-. Dit bedrag stortte hij op verschillende momenten op zijn verschillende bankrekeningen. Verdachte hield ook een administratie bij van de cashbedragen die hij van zijn huisgenoot [naam 3] ontving, in totaal € 10.047,-. Ook die cashbedragen stortte verdachte op zijn verschillende bankrekeningen.
De rekeningnummers van verdachte zijn geanalyseerd. Hij blijkt in de periode van 1 januari 2021 tot en met 12 oktober 2021 in totaal € 14.250,- aan cash op zijn rekeningen te hebben gestort.
4.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht, gelet op zijn bekennende verklaring, bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van de 760 gram MDMA. De officier van justitie heeft om partiële vrijspraak gevraagd ten aanzien van het medeplegen, omdat uit het dossier niet duidelijk blijkt of daar sprake van is.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezenverklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging bereiden en bewerken van MDMA. Dat blijkt onder meer uit de WhatsAppgesprekken op de telefoon van verdachte, waarin termen worden gebruikt die passend zijn voor de productie van drugs. Uit diezelfde berichten volgt ook dat er een nauwe en bewuste samenwerking was met [medeverdachte] , zodat sprake is van medeplegen.
Voor wat betreft feit 3 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het witwassen van de auto en het daarmee samenhangende geldbedrag van € 9.806,- kan worden bewezenverklaard. Ten aanzien van de € 10.047,- stelt zij zich op het standpunt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij niet wist hoe zijn huisgenoot aan geld kwam. Verdachte had gelet op die verklaring minst genomen moeten vermoeden dat dit geld een criminele herkomst had. Ten aanzien van het witwassen van de € 14.250,- stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken, omdat er overlap lijkt te zijn met de eerder genoemde geldbedragen.
4.3
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte ten aanzien van feit 1 partieel vrij te spreken voor het medeplegen, omdat dit niet kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw verzocht verdachte partieel vrij te spreken van de cocaïne en het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren. Deze handelingen en de cocaïne blijken onvoldoende uit het dossier. Ook heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde periode maar tot 21 oktober 2021 kan worden bewezen. De Whatsappgesprekken na die datum wijzen onvoldoende op de productie van drugs.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw verzocht verdachte vrij te spreken van het opzetwitwassen van de auto, omdat zich – kort gezegd – geen omstandigheden hebben voorgedaan waardoor verdachte moest weten dat sprake was van crimineel geld. Ten aanzien van de kosten die gepaard zijn gegaan met de auto, de € 9.806,-, de ontvangen € 10.047,- van de huisgenoot van verdachte en de € 14.250,- aan contante stortingen, heeft de raadsvrouw verzocht verdachte vrij te spreken. Dat verdachte de bedragen contant ontving, maakt niet dat per definitie sprake is geweest van crimineel geld. De huisgenoot van verdachte heeft geen antecedenten, wat een contra-indicatie is voor de wetenschap die verdachte zou moeten hebben gehad over de herkomst van dat geld.
4.4
Oordeel van de rechtbank
4.4.1
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsvrouw, bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 760 gram MDMA. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij wist dat het roze poeder dat hij in huis had MDMA betrof. Dat sprake was van 760 gram MDMA blijkt ook uit het laboratoriumrapport van 28 december 2021. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het medeplegen. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat ten aanzien van de 760 gram MDMA sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander.
4.4.2
Ten aanzien van feit 2
Met de officier van justitie acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 5 december 2021 heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het bereiden en bewerken van MDMA.
Dat blijkt zowel uit de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, als uit de WhatsAppgesprekken die zijn gevonden op de telefoon van verdachte. Bovendien werd in de woning van verdachte op 6 december 2021 760 gram MDMA aangetroffen. Op verschillende momenten tussen augustus 2021 en december 2021 heeft verdachte het via WhatsApp met [medeverdachte] over een ‘specialist’ en ‘koks’. In die gesprekken wordt bovendien gesproken over ontmoetingen en precursoren voor MDMA. Blijkens die gesprekken stelt verdachte zijn huis ter beschikking om daar de drugs te bereiden. Ook is verdachte actief betrokken bij het regelen van de benodigdheden ten behoeve van die bereiding en koopt hij daartoe verschillende producten. Daaruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat voor verdachte een grotere rol was weggelegd dan het slechts ter beschikking stellen van zijn woning. Ook blijkt uit die gesprekken dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte] voor het bereiden en bewerken van de MDMA zodat sprake is van medeplegen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat uit de WhatsAppgesprekken onvoldoende blijkt dat verdachte zich na 21 oktober 2021 nog heeft beziggehouden met het bereiden en bewerken van MDMA. Zo heeft verdachte op 11 en 16 november 2021 nog een WhatsAppgesprek met [medeverdachte] over de grondstoffen methanol en rode fosfor. Bovendien is op 6 december 2021 nog 760 gram MDMA bij verdachte thuis aangetroffen, waaruit naar het oordeel van de rechtbank blijkt dat hij zich ook na 21 oktober 2021 heeft beziggehouden met de productie van MDMA.
Voor het overige zal de rechtbank verdachte vrijspreken. Uit het dossier blijkt niet dat (ook) sprake is geweest van het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van cocaïne.
4.4.3
Ten aanzien van feit 3
Verdachte heeft verschillende bankrekeningen, welke door de politie zijn geanalyseerd. Daaruit blijkt dat verdachte op verschillende momenten en op verschillende rekeningen cashbedragen heeft gestort. Deze bedragen hield verdachte ook bij in zijn eigen administratie.
Ten aanzien van de auto en de € 9.806,-
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich ten aanzien van de Nissan Qashqai en de daaruit voortvloeiende kosten van € 9.806,- schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen.
Uit het dossier blijkt dat de auto voor € 10.750,- op 4 februari 2020 in Heerhugowaard is aangekocht en dat de auto cash werd afgerekend. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij de aankoop aanwezig was en dat hij zag dat de auto cash werd betaald. De auto werd aangekocht door vrienden van de huisgenoot van verdachte.
Voor het op zijn naam zetten van de auto heeft verdachte van diezelfde vrienden tweemaal een commissie gekregen van € 3.000,-. Dat is, zeker gelet op de aanschafwaarde van de auto, een hoog bedrag. Deze commissie kreeg verdachte cash betaald. Verder maakte verdachte kosten voor de auto – verzekeringen, wegenbelasting en verkeersboetes, welke hij van de vrienden van zijn huisgenoot cash terugkreeg. De € 6.000,- aan commissie en gemaakte kosten komen uit op een totaalbedrag van € 9.806,-. Dat blijkt onder meer uit de administratie die verdachte zelf bijhield. Dit in cash ontvangen bedrag stortte verdachte vervolgens op verschillende momenten op zijn ING-rekeningen. Dat blijkt uit de administratie van verdachte en uit de analyse van de bankrekeningen van verdachte.
Door de Nissan Qashqai op zijn naam te zetten, heeft verdachte verhuld wie de rechthebbende van de auto was: de vrienden van zijn huisgenoot. Verdachte zag dat de auto cash werd afgerekend en heeft verklaard dat hij niet wist hoe deze vrienden van zijn huisgenoot aan hun geld kwamen. Verdachte had gelet op die omstandigheden minst genomen redelijkerwijs moeten vermoeden dat dat geld afkomstig was uit enig misdrijf, zodat sprake is van schuldwitwassen.
Ten aanzien van de € 10.047,-
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het schuldwitwassen van het bedrag van € 10.047,- dat hij cash van zijn huisgenoot ontving.
Verdachte heeft ter terechtzitting en eerder bij de politie verklaard dat hij niet weet hoe zijn huisgenoot aan zijn geld kwam. De huisgenoot zou overal en nergens geld lenen en geen bankrekening hebben. Toch ontving verdachte van zijn huisgenoot maandelijks € 600,- cash aan huur. Bovendien betaalde verdachte verschillende zaken, zoals vliegtickets en boetes, voor zijn huisgenoot via zijn bankrekening omdat zijn huisgenoot geen bankrekening had. Ook deze bedragen ontving verdachte volgens zijn eigen verklaring cash terug van zijn huisgenoot. Dit hield verdachte bij in zijn administratie. In totaal komt dat in de periode van 10 februari 2020 tot en met 14 september 2021 uit op een bedrag van € 10.047,-, welk bedrag verdachte op verschillende momenten weer terugstortte op zijn ING-rekeningen. Dat blijkt uit de administratie van verdachte en uit de analyse van de bankrekeningen van verdachte.
Onder die omstandigheden (de huisgenoot had geen werk en geen bankrekening, maar betaalde verdachte wel maandelijks een bedrag van minstens € 600,-) had verdachte minst genomen redelijkerwijs moeten vermoeden dat het geld van zijn huisgenoot afkomstig was uit het criminele circuit. Daarom is sprake van schuldwitwassen.
Ten aanzien van de € 14.250,-
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde opzet- dan wel schuldwitwassen van het bedrag van € 14.250,-. Hoewel dit bedrag tussen 1 januari 2021 en 12 oktober 2021 inderdaad door verdachte op zijn rekeningen is gestort, is het niet uit te sluiten dat er een dubbeltelling heeft plaatsgevonden met de hierboven besproken bedragen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 6 december 2021 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 760 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
ten aanzien van feit 2:
in of omstreeks de periode van 1 augustus 2021 tot en met 5 december 2021 te
Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen meermalen (telkens) opzettelijk heeft bereid en bewerkt een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
ten aanzien van feit 3:
hij in de periode van 04 februari 2020 tot en met 12 oktober 2021 in Nederland, van een personen auto (merk Nissan Qashqai met kenteken [kentekennummer] ) heeft verhuld wie de rechthebbenden op dat voorwerp waren en heeft verhuld wie dat voorwerpen voorhanden hadden
en
van contante geldbedragen van €9.806,- en van €10.047,-, de herkomst en de vindplaats heeft verborgen en/of heeft verhuld terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat die voorwerpen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden wordt opgelegd, waarvan acht maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaar. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en hem geen gevangenisstraf op te leggen. Verdachte heeft van meet af aan meegewerkt aan het onderzoek en lijkt niet meer te zijn geweest dan een loopjongen. Met een gevangenisstraf zal verdachte alles kwijtraken, waardoor het recidiverisico alleen maar oploopt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en het bereiden van MDMA en aan het witwassen van verschillende geldbedragen. Dit zijn ernstige strafbare feiten.
Het voorhanden hebben en het produceren van harddrugs, in dit geval MDMA, is een ernstig misdrijf. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs. Niet zelden leidt de verkoop en het gebruik van drugs bovendien tot andere vormen van criminaliteit. Bovendien is het produceren van drugs ook zeer vervuilend voor het milieu, omdat de illegale grondstoffen van de drugs vaak in de natuur worden gedumpt.
Ook witwassen is een ernstig misdrijf, waardoor de inkomsten uit misdrijven in het legale betalingsverkeer worden gebracht. Dit is een gevaar voor de integriteit van het financiële en economische verkeer. Bovendien worden deze inkomsten daarmee aan het zicht van justitie onttrokken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 22 december 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Dit weegt de rechtbank mee in het voordeel van verdachte.
De rechtbank heeft ook gelezen wat de reclassering in haar advies van 24 augustus 2022 over verdachte heeft geschreven, en van wat mevrouw [naam 1] namens de reclassering ter terechtzitting naar voren heeft gebracht. Uit die informatie blijkt dat verdachte zich schaamt voor de door hem gepleegde feiten en dat aan de gepleegde feiten financiële problemen ten grondslag hebben gelegen. De reclassering heeft geadviseerd een deels voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en het meewerken aan schuldhulpverlening. Met een gevangenisstraf zou verdachte volgens de reclassering zijn woning kwijtraken en zouden zijn schulden oplopen. Dat is onwenselijk, zeker gelet op het feit dat de financiële situatie van verdachte als risicofactor voor recidive wordt gezien.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Hoewel verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige misdrijven, heeft de rechtbank ook oog voor zijn persoonlijke situatie. Uit het verhandelde ter terechtzitting en de informatie uit het dossier ontstaat bij de rechtbank de indruk dat, hoewel verdachte vanzelfsprekend ook eigen verantwoordelijkheid draagt voor zijn handelen, er misbruik is gemaakt van de (financiële) situatie waarin hij zich bevond. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte moet worden gestraft voor de gepleegde feiten, maar vindt tegelijkertijd dat verdachte niet verder in de (financiële) problemen moeten raken. Die financiële problemen hebben er immers aan ten grondslag gelegen dat verdachte strafbare feiten heeft gepleegd. Door aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen, zoals door de officier van justitie is geëist, zullen zijn problemen alleen maar groter worden. Dat kan voor verdachte juist de situatie creëren waarin hij zich opnieuw met strafbare feiten ingeeft. Daar is verdachte, maar ook zeker de maatschappij, niet mee geholpen.
Alles afwegende is de rechtbank daarom van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 120 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is. Aan de voorwaardelijke straf zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd, te weten een meldplicht en het meewerken aan schuldhulpverlening.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Verdovende middelen (roze poeder);
Telefoontoestel (Samsung);
Telefoontoestel (blauwe Samsung).
De rechtbank zal de verdovende middelen onttrekken aan het verkeer, omdat ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. De rechtbank zal de blauwe Samsungtelefoon (nr. 3) verbeurdverklaren, omdat de strafbare feiten met behulp van die telefoon zijn gepleegd. Van de Samsungtelefoon (nr. 2) zal zij gelasten dat deze wordt teruggegeven aan verdachte, die rechthebbende is. Dit is de privételefoon van verdachte. Uit het dossier volgt geen informatie waaruit blijkt dat de strafbare feiten zijn gepleegd met behulp van deze telefoon.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36d, 47 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1.
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;

3.schuldwitwassen.

Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag.
Veroordeelt verdachte tevens tot een gevangenisstraf van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • Verdachte meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
  • verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in
zijn financiën en schulden.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Onttrekt aan het verkeer:
1. STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2021193237-6128786);
1. STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2021193237-6128795);
1. STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2021193237-6128805);
1. STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2021193237-6128808).
Verklaart verbeurd:
1. STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2021193237-6128845).
Gelast de teruggaveaan
[verdachte]van:
1. STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2021193237-6128841).
Heft ophet -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en C.F.J. Heemskerk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 maart 2023.