8.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks geweldsdelicten waaronder twee pogingen tot zware mishandeling, brandstichting en bedreiging en belediging van diverse opsporingsambtenaren. Door aldus te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Ook heeft hij het gezag van de politie ondermijnd.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 7 december 2022. Hieruit blijkt dat verdachte de afgelopen vijf jaar veelvuldig is veroordeeld voor geweld jegens goederen, burgers en politieagenten.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC) van 15 maart 2022, opgesteld door A.W.M.M. Stevens, psychiater, en F.S. van Huis, GZ-psycholoog. Het PBC heeft verdachte van eind december 2021 tot begin februari 2022 psychologisch en psychiatrisch onderzocht naar aanleiding van de verdenkingen in zaak A. Verdachte heeft zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd. Op basis van de observaties, het milieuonderzoek, de strafdossiers en de politiemutaties hebben de onderzoekers geconstateerd dat hoewel er aanwijzingen zijn voor en scheefgroei in de persoonlijkheid (met antisociale en narcistische trekken), door de beperkingen van het onderzoek de aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis niet kan worden vastgesteld dan wel uitgesloten. De gesignaleerde impulsiviteit en problemen met impulscontrole kunnen niet worden geduid. Ook met betrekking tot het middelengebruik zijn er aanwijzingen voor problematisch gebruik, maar is onvoldoende gebleken wat de mate en frequentie daarvan zijn, zodat een stoornis in middelengebruik niet kan worden vastgesteld dan wel uitgesloten. Wel blijkt uit het onderzoek dat sprake is van ADHD waarbij hyperactiviteit en impulsiviteit opvallen. Er zijn geen aanwijzingen voor autisme, een psychotische, stemmings-, angst- of dissociatieve stoornis. Nu er veel diagnostische vragen onbeantwoord zijn gebleven, kunnen de onderzoekers geen uitspraken doen over de eventueel doorwerking van pathologie in het ten laste gelegde, kan geen betrouwbare risicoanalyse plaatsvinden om het recidiverisico in te schatten en kan geen advies worden gegeven voor interventies gericht op preventie van recidive binnen het juridisch kader.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 15 september 2021, opgesteld door reclasseringswerker [reclasseringswerker] en de aanvulling hierop van 28 april 2022. De reclassering signaleert een delictpatroon van agressiedelicten en schat het risico op recidive hoog in. Verdachte beschikt niet over zelfcontrole, zelfinzicht en neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. Hij ziet zichzelf vooral als slachtoffer en legt de verantwoordelijkheid bij anderen. Ook lijkt verdachte problemen te hebben met gezagsdragers, emotie-regulatie en impulscontrole en beschikt hij over onvoldoende copingsvaardigheden om daarmee om te gaan. De reclassering acht interventies in een klinisch traject noodzakelijk. De interventies dienen gericht te zijn op het verkrijgen van zelfinzicht, impulscontrole, psychische problematiek en het beperken van recidive. Om aan een klinisch traject invulling te kunnen geven, dient verdere diagnostiek plaats te vinden. Nu verdachte tot op heden heeft geweigerd mee te werken aan diagnostiek, ziet de reclassering geen mogelijkheden om hem te begeleiden en/of interventies in te zetten. Indien verdachte toch bereid is mee te werken aan diagnostisch onderzoek en een klinische opname, adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met een meldplicht, opname in een zorginstelling, meewerken aan begeleid wonen en ambulante behandeling als bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf, taakstraf en/of geldboete.
Op de zitting heeft verdachte naar voren gebracht dat hij in het kader van het schorsingstoezicht contact heeft met de GGZ reclassering Antes in Dordrecht en dat hij intensief wordt begeleid en behandeld door [toezichthouder] . Het toezicht, de behandeling en begeleiding verlopen goed en bieden verdachte de steun en hulp die hij nodig heeft. Ook gaat verdachte naar de kerk en gebruikt de verhalen uit de Bijbel om zijn leven te beteren.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Bij het bepalen van de passende straf houdt de rechtbank rekening met sancties die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. Daarbij weegt strafverzwarend mee dat verdachte meermalen eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Op basis van de verschillende strafdossiers is bij de rechtbank het beeld ontstaan dat verdachte zich moeilijk kan beheersen als hij door anderen op zijn gedrag wordt aangesproken. Dat is kwalijk, maar baart de rechtbank ook zorgen. Met de reclassering schat de rechtbank het risico op recidive hoog in en acht interventies noodzakelijk om strafbaar gedrag in de toekomst te voorkomen. Er is echter onvoldoende informatie voorhanden om concrete interventies vorm te geven. Inmiddels krijgt verdachte op vrijwillige basis behandeling en begeleiding van [toezichthouder] en heeft hij goed contact met de reclassering in Dordrecht. Hoewel de rechtbank het onbegrijpelijk vindt dat [toezichthouder] niet ter terechtzitting aanwezig was dan wel tenminste een schriftelijke verklaring met betrekking tot verdachte heeft opgesteld, neemt zij aan dat verdachte baat heeft bij zijn behandeling en begeleiding en vindt de rechtbank het belangrijk dat verdachte deze behandeling en begeleiding voortzet. Het is zowel voor verdachte als de maatschappij van belang dat deze vormen van hulpverlening niet door een vrijheidsbenemende straf worden doorkruist. De rechtbank vindt wel een forse voorwaardelijke straf op zijn plaats om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en hem te stimuleren zijn behandeling af te maken.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest en waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Gelet op het delictpatroon dat verdachte de afgelopen jaren heeft ontwikkeld, zal de rechtbank daaraan een proeftijd van drie jaren verbinden en een meldplicht bij de reclassering in Dordrecht en een locatieverbod voor Amsterdam-Noord (zoals weergegeven op de plattegrond in Bijlage III) als bijzondere voorwaarden.