ECLI:NL:RBAMS:2023:3978

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
C/13/716737 / FA RK 22-2540
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van alimentatie, gezag en omgang in een echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 juni 2023 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vader en een moeder met betrekking tot de vaststelling van alimentatie, gezag en omgang met hun minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A. Neslo, verzocht om een zorgregeling waarbij hij zijn kind de eerste drie maanden vier uur per keer bij hem thuis zou zien, met een uitbreiding naar een reguliere omgang van een weekend per 14 dagen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.N. Texel, verzocht om een verhoging van de kinderalimentatie en om gezamenlijk gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mediation tussen partijen geen resultaat heeft opgeleverd en dat de vader momenteel € 250,- per maand betaalt voor de kosten van verzorging en opvoeding van het kind.

De rechtbank heeft de verzoeken van de vader om gezamenlijk gezag en een zorgregeling toegewezen, omdat er geen gegronde vrees bestond dat de belangen van het kind in gevaar zouden komen. De rechtbank oordeelde dat de moeder onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat de vader niet in staat zou zijn om een veilige omgeving voor het kind te bieden. De rechtbank heeft de alimentatie vastgesteld op € 407,- per maand, ingaande op 1 januari 2023, en de omgangsregeling vastgesteld, waarbij de vader zijn kind twee keer per week zal zien, met een geleidelijke uitbreiding van de regeling.

De beschikking is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/716737 / FA RK 22-2540 (MT/WvL)
Beschikking van 14 juni 2023 (vervroegd) betreffende vaststelling van alimentatie, gezag en omgang
in de zaak van:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemende de vader,
advocaat mr. J.A. Neslo te Almere,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. S.N. Texel te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- de beschikking van 28 september 2022,
- diverse aanhoudingsverzoeken
- de brief van 7 maart 2023 aan de zijde van de vader,
- de brief van 9 maart 2023 aan de zijde van de moeder,
- de brief van 13 maart 2023 aan de zijde van de moeder,
- de brief van 16 mei 2023 aan de zijde van de moeder,
- de brief van 17 mei 2023 met bijlagen aan de zijde van de vader.
1.2.
De mondelinge behandeling is voortgezet op 24 mei 2023. Verschenen zijn partijen bijgestaan door hun advocaten.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 28 september 2022 is de zaak aangehouden en doorverwezen naar het bureau mediation van deze rechtbank. Voorts is een voorlopige en minimale omgangsregeling bepaald en zijn de verzoeken pro forma aangehouden. De mediation heeft geen resultaat opgeleverd. De vader betaalt maandelijks € 250,- aan de moeder als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Zij heeft haar hoofdverblijf bij de moeder. De moeder woont sinds 12 januari 2022 bij haar moeder.

3.Het verzoek, het verweer en het zelfstandig verzoek

3.1.
Het verzoek
3.1.1.
De vader heeft in het verzoekschrift een zorgregeling verzocht waarbij hij [minderjarige] de eerste drie maanden vier uur per keer bij hem thuis ziet, waarvan één keer per week in het weekend; de ene week op de zaterdag en de andere week op de zondag. Hiernaast één doordeweekse dag per week afhankelijk van het werkrooster van de vader. De vader kan ermee instemmen dat de moeder bij de omgang aanwezig is. Hij zal de moeder en [minderjarige] bij de moeder ophalen en weer thuisbrengen. Na drie maanden dient de regeling te worden uitgebreid met één overnachting per week in het weekend en binnen het eerste levensjaar van [minderjarige] uitgebreid naar een reguliere omgang van een weekend per 14 dagen van vrijdag tot en met zondag, de helft van de vakanties en later ook de helft van de schoolvakanties.
Voorts heeft de vader het gezamenlijk ouderlijk gezag verzocht en subsidiair een informatieregeling waarbij de moeder hem maandelijks per de eerste van de maand informeert over de ontwikkelingen en gewichtige aangelegenheden aangaande [minderjarige] en bij dringende situaties, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
Het verweer
3.2.1.
De moeder verweert zich tegen de verzoeken van de vader.
3.3.
Het zelfstandig tegenverzoek
3.3.1.
De moeder verzoekt te bepalen dat de vader binnen een week na het wijzen van de beschikking zijn inkomensgegevens deelt en te bepalen dat hij, zodra bekend is wat zijn draagkracht is een bijdrage zal betalen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] , indien het vast te stellen bedrag het huidige door de vader betaalde bedrag van € 250,- per maand overstijgt. Als ingangsdatum verzoekt de moeder 12 januari 2022, de datum van het feitelijk uiteengaan, dan wel de datum van indiening van het verzoek 20 april 2022, Ter toelichting stelt zij dat de huidige betaalde bijdrage onvoldoende is omdat de kosten van [minderjarige] per maand € 700,- bedragen. Verder gaat zij uit van de noodzaak tot verhoging de door de vader nu betaalde kinderalimentatie als het nettoloon van de vader € 2.500,- of hoger per maand is.
Voorts verzoekt de moeder dat de Raad voor de kinderbescherming om advies wordt gevraagd met betrekking tot het verzoek tot gezamenlijk gezag.

4.De verdere beoordeling

Kinderalimentatie
4.1.
Bij de mediation zijn partijen het eens geworden over een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] van € 407,- per maand met ingang van 1 januari 2023. Deze bijdrage zal hierna worden vastgelegd. Het verzoek van de moeder tot het betalen van kinderalimentatie in de periode voorafgaand aan 1 januari 2023 is te vaag en niet concreet onderbouwd of nader toegelicht na ontvangst van de financiële stukken van de man bij zijn verweerschrift. Ondanks uitdrukkelijk verzoek van de rechtbank voorafgaande aan de laatste mondelinge behandeling heeft de moeder bovendien geen financiële gegevens toegestuurd Dit in tegenstelling tot de vader. Onduidelijk is wat het inkomen van de moeder is en de kosten van kinderopvang. De moeder heeft ook de behoefte van [minderjarige] niet toegelicht. Op deze manier kan geen berekening worden gemaakt door de rechtbank. Het verzoek van de moeder wordt op al deze gronden afgewezen.
Gezamenlijk gezag
4.2.
Op grond van artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. Uit het tweede lid van voornoemd artikel volgt dat indien dit verzoek ertoe strekt de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten en de andere ouder met dit gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders, ook als zij niet (meer) samenleven, gezamenlijk het gezag over kinderen uitoefenen. Het gezamenlijk gezag wordt dus niet pas toegewezen als is gebleken dat een ouder daartoe in staat is, maar andersom, het wordt afgewezen als zich uitzonderingsgevallen voordoen. Dan kan besloten kan worden om één van de ouders het eenhoofdig gezag toe te kennen of dit te laten behouden. Het gezamenlijk gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. Dit brengt mee dat de ouders met elkaar moeten kunnen communiceren over zaken aangaande het kind. Enkel een verstoorde communicatie tussen de ouders is echter niet voldoende om gezamenlijk gezag af te wijzen.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de moeder onvoldoende aangevoerd om aan te nemen dat zich een uitzonderingsgeval voordoet en [minderjarige] klem of verloren zal raken bij toewijzing van het verzoek van de vader. Volgens de vrouw zou de man afspraken over de omgang niet nakomen en geen veilige omgeving voor de vrouw en [minderjarige] creëren en zou er sprake zijn van een strijd tussen de ouders. De vrouw heeft echter onvoldoende aangetoond dat sprake is van zulke ernstige omstandigheden dat geen gezamenlijk gezag mogelijk is. Partijen zijn inmiddels een tijdje uit elkaar en het kan juist ook rust geven als geen strijd meer bestaat over gezag en omgang. Partijen hebben inmiddels mediation gevolgd en zijn in staat gebleken enkele afspraken te maken over een ouderschapsplan en over kinderalimentatie vanaf januari 2023. Helaas zijn zij het niet eens geworden over de omgang. Daar zal de rechtbank over beslissen. Dat komt hierna nog aan de orde. De ouders worden in staat geacht om op andere punten verder gezamenlijke afspraken over zaken over [minderjarige] te maken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] wenselijk is dat het verzoek van de vader om hem mede met het gezag te belasten wordt toegewezen en er geen gegronde vrees bestaat dat bij de inwilliging van dit verzoek de belangen van [minderjarige] zullen worden verwaarloosd.
Zorgregeling
4.4.
Uitgangspunt is dat een kind recht heeft op omgang met zijn ouders, ofwel op de voet van artikel 1: 253a BW bij gezamenlijk gezag ofwel op de voet van artikel 1:377a BW als de vader niet mede met het gezag is belast. Omgang of contact wordt krachtens artikel 1: 377a lid 3 BW slechts ontzegd als de omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of als de omgang anderszins in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind.
4.5.
In de vorige beschikking van de rechtbank is een voorlopige omgangsregeling bepaald en zijn partijen verwezen naar mediation. Helaas is het niet gelukt om in het kader van de mediation verder te komen dan stap 2 van het door de mediator beoogde plan van 7 stappen. Bij stap 2 zag de vader [minderjarige] 2 keer per week gedurende 2 uur bij de moeder. Bij stap 7 zou er een regeling komen van één keer per 14 dagen een weekend bij de vader vanaf maart 2023. Daar is het niet van gekomen. De vader heeft [minderjarige] voor het laatst op 7 april 2023 gezien. Bij de mondelinge behandeling heeft de vader toegelicht op welke wijze de omgang in de woning van de moeder (bij haar moeder) volgens hem plaatsvond. Hij was de eerste keer 5 minuten te vroeg voor de omgang en moest toen buiten wachten. Hij mocht vervolgens niet in de woonkamerspelen met [minderjarige] , alleen op de gang. Alle deuren waren dicht. Hij mocht andere keren niet op de bank zitten en moest van de moeder met [minderjarige] op de grond zitten en spelen. De vader mocht [minderjarige] op een gegeven moment naar bed brengen, maar de moeder heeft dat gefilmd. Dat was voor de vader reden om te stoppen met de omgang. De moeder heeft verklaard dat zij met het kind altijd op de grond speelt en dat de vader wel degelijk op de bank mag zitten. Verder was de vader drie weken naar Suriname zonder dat te zeggen. Daarover zegt de vader dat de moeder juist eerst mee zou gaan en het dus wist.
De rechtbank overweegt het volgende. Het moment is gekomen dat de vader [minderjarige] thuis gaat ontvangen en hij haar niet langer bij de moeder ziet. Anders kan hij nauwelijks contact hebben met [minderjarige] op zijn manier in zijn eigen omgeving en een wezenlijke band met haar opbouwen. Dat de vader niet in staat is om tijdens de omgang op goede wijze voor [minderjarige] te zorgen is niet komen vast te staan. De moeder mag de man ook niet zonder zijn toestemming filmen en partijen mogen geen ruzie maken in het bijzijn van [minderjarige] .
Omdat de vader [minderjarige] sinds 23 april 2023 niet meer heeft gezien, zal de omgang eerst worden opgebouwd. Bij heel jonge kinderen zoals [minderjarige] is wekelijkse omgang erg belangrijk voor de hechting. Daarom zal twee keer omgang per week worden bepaald. Daar waren partijen ook gebleven in april. Daarna moet de regeling verder worden uitgebreid op de wijze zoals hieronder wordt bepaald.
Duidelijk is dat partijen het niet eens zijn over verschillende punten. Het lijkt daarom van belang dat zij samen zo spoedig mogelijk het OKT inschakelen voor begeleiding van de omgang. Aan partijen wordt verder het advies gegeven een traject te volgen om hun communicatie te verbeteren, bijvoorbeeld Ouderschap Blijft. Daarover kan het OKT hen adviseren. Met inachtneming hiervan zal de hierna te noemen regeling tussen partijen worden bepaald.
Informatieregeling
4.6.
Nu het primaire verzoek wordt toegewezen komt de rechtbank niet meer toe aan het subsidiaire verzoek.
5. Op grond van het vorenstaande wordt beslist als volgt.

6.De beslissing

De rechtbank:
-bepaalt dat de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag worden belast over hun minderjarige kind:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2021,
voor zover de bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten;
- bepaalt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in die zin dat de omgang als volgt wordt opgebouwd vanaf donderdag 22 juni 2023:
de man ziet [minderjarige] de eerste maand nog in het bijzijn van de vrouw 2 keer per week gedurende 2 uur op zondag en 2 uur op donderdag zoals qua frequentie bij de mediation het plan was in stap 2 (eventueel mag in overleg ook een andere doordeweekse dag wordt gebruikt als dat bij partijen volgens het werkrooster op de donderdag niet mogelijk is),
na 8 bezoeken gaat deze regeling (met ingang van 20 juli 2023) verder zonder de aanwezigheid van de vrouw,
daarbij wordt de omgang aan de hand van het stappenplan van de mediator geleidelijk aan verder uitgebreid tot stap 7: een weekend per 14 dagen met overnachting bij de man van vrijdag tot en met zondag en de helft van de vakanties en later de helft van de schoolvakanties,
- bepaalt dat de man maandelijks als bijdrage in de zorg- en opvoedingskosten van Kymaria een bedrag van € 407,- zal betalen met ingang van 1 januari 2023 bij vooruitbetaling te voldoen;
- bepaalt dat elk der partijen de eigen proceskosten draagt;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.B. Terwee, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. W.C. van Lavieren, griffier, op 14 juni 2023 [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).