ECLI:NL:RBAMS:2023:4025

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
C/13/734454 / KG ZA 23-460
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot nakoming van een zorgregeling in kort geding met dwangsom

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met als doel de nakoming van een zorgregeling die eerder was vastgesteld in een beschikking van de Rechtbank Noord-Holland op 7 juli 2022. De partijen, die in het verleden gehuwd zijn geweest, zijn ouders van twee minderjarige kinderen. De vrouw stelt dat de man zich structureel niet aan de zorgregeling houdt, wat leidt tot teleurstellingen bij de kinderen. De man heeft verweer gevoerd en stelt dat de beschuldigingen van de vrouw onterecht zijn en dat hij niet altijd in staat is om aan de afspraken te voldoen door persoonlijke omstandigheden.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling het belang van de kinderen vooropgesteld en vastgesteld dat de man de zorgregeling niet nakomt. De rechter heeft verschillende voorbeelden van niet-nakoming door de man besproken, waaronder het niet ophalen van de kinderen en het afzeggen van afspraken. De rechter heeft geconcludeerd dat de man geen prioriteit geeft aan de nakoming van de zorgafspraken, wat schadelijk is voor de kinderen. De vordering van de vrouw is toegewezen, en de man is veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling, met een dwangsom van € 100,00 per dag voor iedere dag dat hij niet voldoet aan de uitspraak, tot een maximum van € 10.000,00. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/734454 / KG ZA 23-460 IHJK/MAH
Vonnis in kort geding van 29 juni 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres bij dagvaarding van 7 juni 2023,
advocaat mr. S. Benayad te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting van 21 juni 2023 was de vrouw aanwezig met mr. Benayad; de man is in persoon verschenen.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man allereerst verzocht om uitstel van de zitting, omdat zijn advocaat (mr. Bouddount) pas volgende week weer in Nederland is. Dit verzoek is afgewezen omdat gebleken is dat de man ruim voor de zitting contact met zijn advocaat heeft gehad, maar de rechtbank geen verzoek om uitstel heeft ontvangen. Ook heeft de man voldoende tijd gehad om eventueel een andere advocaat te zoeken. De vrouw heeft haar vordering toegelicht en producties in het geding gebracht. De man heeft verweer gevoerd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Zij zijn de ouders van twee kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2017 te [geboorteplaats 1] ,
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2020 te [geboorteplaats 2] .
De kinderen hebben hoofdverblijf bij de vrouw.
2.2.
Partijen zijn een ouderschapsplan overeengekomen, dat onderdeel uitmaakt van de echtscheidingsbeschikking van 11 augustus 2021.
2.3.
Bij beschikking van de Rechtbank Noord-Holland van 7 juli 2022 is de zorgregeling gewijzigd in die zin dat de kinderen bij de man verblijven:
  • om het weekend van vrijdag 18:00 uur tot zondag 11:00 uur, waarbij de man de kinderen op vrijdag ophaalt bij de opvang en de kinderen op zondag bij de vrouw thuisbrengt;
  • twee aaneengesloten weken tijdens de zomervakantie;
  • minimaal 20 dagen per jaar tijdens de overige vakanties met inachtneming van hetgeen in r.o. 4.2 van de beschikking is overwogen.
In r.o. 4.2 van de beschikking staat:
“Ook voor de vakanties hebben partijen afspraken gemaakt. Partijen hebben ter zitting afgesproken dat de man tijdens de zomervakantie twee weken aaneensluitend de zorg heeft voor de kinderen en tijdens de overige vakanties minimaal 20 dagen per jaar de verantwoordelijkheid voor de kinderen draagt. Tijdens de vakanties mag de man de kinderen overdag naar de kinderopvang/BSO brengen, zodat hij overdag kan werken. Partijen zijn daarvoor overeengekomen dat de vrouw het contract met de (…) BSO voor [minderjarige 1] zal uitbreiden met opvang tijdens de vakanties. Daarbij hebben zij afgesproken dat de man de helft van de extra netto kosten voor de BSO van [minderjarige 1] tijdens de vakanties zal betalen. Bij deze afspraken is meegenomen dat voor [minderjarige 2] de opvang tijdens de vakanties al in het contract met de kinderopvang zitten.”

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert te bepalen dat de man de zorgregeling zoals opgenomen in de beschikking van 7 juli 2022 nakomt, op straffe van een dwangsom.
3.2.
Zij stelt daartoe het volgende. De man houdt zich vanaf het begin structureel niet aan de zorgregeling. Hij is geen slechte vader, met name het oudste kind verheugt zich er ook altijd op naar zijn vader te gaan en het doet de vrouw pijn te zien dat hij steeds teleurgesteld wordt door de man. Eind 2021 heeft de vrouw daarom al een kort gedingprocedure moeten starten. Partijen hebben toen ter zitting afspraken gemaakt over de omgang. Deze afspraken zijn in de bodemprocedure aangevuld en opgenomen in de beschikking van 7 juli 2022. Nadien is het helaas niet verbeterd. Zo brengt de man de kinderen stelselmatig eerder terug bij de vrouw, haalt hij ze niet op van de opvang en geeft hij aan de opvang door dat de vrouw de kinderen komt ophalen. Meestal meldt hij haar dit niet van tevoren. De vrouw zit telkens met een verdrietig kind. De man schuift iedere keer zijn verantwoordelijkheid af op de vrouw. Net als de man werkt de vrouw echter en past zij haar volledige schema aan op de zorgregeling. Hoewel in de bodemprocedure al een regeling was vastgesteld waarbij rekening is gehouden met het werk van de man, blijft de man zijn werk als excuus gebruiken en zegt hij de omgang ook hierom af en beschuldigt vervolgens de vrouw ervan dat zij zijn leven moeilijker zou maken door van hem te vragen zich aan de regeling te houden. Ook betaalt hij zijn deel van de voor hem gemaakte extra kosten voor vakantie-opvang niet.
Het is aan de man om zo nodig te zorgen voor vervanging binnen zijn eigen kring. De man is al enige tijd hertrouwd en heeft derhalve een partner die kan inspringen. De man houdt geen rekening met de kinderen of de vrouw en doet wat hem uitkomt. Ook als dit betekent dat de kinderen op de opvang tevergeefs wachten op hun vader en dat de vrouw haar planning moet omgooien om de door de man veroorzaakte puinhoop op te ruimen. De vrouw heeft de afgelopen periode telkens alles geslikt in het belang van de kinderen. De handelswijze van de man is echter strijdig met het belang van de kinderen en de vrouw kan het zelf ook niet meer aan.
Daarnaast heeft de vrouw herhaaldelijk aan de man gevraagd welke twee weken van de zomervakantie hij de kinderen wil ( [minderjarige 1] vraagt ook altijd voor de vakantie: wanneer mag ik naar papa?), maar daar komt geen antwoord op. Zij wil daar graag duidelijkheid over, voor zichzelf en voor de kinderen.
3.3.
De man voert het volgende verweer. 70% van wat de vrouw en haar advocaat zeggen, zijn leugens. Hij houdt van zijn kinderen, maar hij denkt ook na: als hij ziek is kan hij niet voor zijn kinderen zorgen, hij wil ze niet in gevaar brengen. Als de man vast zit in de file en daardoor te laat komt bij de opvang, vraagt hij de vrouw in te springen, maar zij zegt dan dat het zijn probleem is. De voorbeelden die de vrouw noemt zijn incidenten. Soms gebeurt er nu eenmaal iets, het enige wat de man vraagt is een klein beetje begrip, hij kan zich niet altijd aan de afspraken houden, hij is geen robot. Hij zegt het altijd van tevoren tegen de vrouw als hij niet kan. Wat de zomervakantie betreft wil de man slechts met één kind tegelijk op vakantie, want met twee kinderen, onder wie een baby, met de auto naar Spanje rijden is moeilijk. Welke weken maakt hem niet uit.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voorop staat het belang van de kinderen (artikel 3 lid 1 Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind). De wet bepaalt dat elk kind recht heeft op omgang met zijn ouders (artikel 1:377a Burgerlijk Wetboek). Een ander uitgangspunt is dat rechterlijke beslissingen moeten worden nagekomen.
4.2.
Dat betekent in dit geval dat de afspraken van partijen over de zorgregeling (die de rechter in de beschikking van 7 juli 2022 heeft vastgelegd) door beide ouders moeten worden nagekomen.
4.3.
Volgens de vrouw houdt de man zich de laatste maanden structureel niet aan de zorgregeling. Zij geeft daarvan de volgende voorbeelden:
- De man heeft een weekend met de kinderen kort van tevoren afgezegd omdat hij (volgens zijn ene Whatsapp-bericht) “doodziek in bed” lag of (volgens zijn Whatsapp-bericht van een minuut later) “hoofdpijn” had.
- Op 1 maart 2023 heeft hij de vrouw per Whatsapp bericht dat hij de kinderen de volgende dag niet kon ophalen “wegens privé redenen”.
- Nadat de vrouw de man er op maandag 13 maart 2023 per Whatsapp aan had herinnerd dat de kinderen het weekend erop bij hem zouden zijn, heeft de man geantwoord: “Deze weekend gaat niet lukken ik heb verantwoordelijkheden! Ik moet mijn rekeningen betalen weekend is enige moment wanneer ik goed werk maak mijn leven niet moeilijker dan dat ie al is”.
- Op vrijdag 5 mei 2023 moest de man volgens de regeling de kinderen ophalen van de opvang voor een weekend bij hem, maar werd de vrouw door de opvang gebeld dat ze niet waren opgehaald. Toen de vrouw de man daarover mailde, ontving zij van hem per e-mail slechts als antwoord “Ik zit in marokko”. De vrouw heeft de kinderen toen opgehaald en dat weekend bij zich gehad.
- Op vrijdag 16 juni 2023 heeft de man de kinderen in strijd met de afspraken weer niet opgehaald van de opvang en dat weekend niet bij zich gehad. Met name de oudste was daarover heel verdrietig. De kinderen hadden op de opvang kadootjes gemaakt voor vaderdag (zondag 18 juni 2023), die zij nu tot hun teleurstelling niet aan hun vader konden geven. Volgens de vrouw had de man tegen haar geschreeuwd door de telefoon dat zij het maar moest uitzoeken nu zij een procedure had opgestart.
4.4.
Deze voorbeelden vinden steun in de stukken en de verklaringen van partijen ter zitting en zijn door de man niet gemotiveerd betwist, zodat in dit kort geding van de juistheid ervan wordt uitgegaan.
4.5.
Hieruit volgt dat de man het belang van nakoming van de zorgafspraken dus (nog altijd) niet lijkt in te zien, althans daaraan geen voorrang geeft.
4.6.
Het is schadelijk voor de kinderen als zij te vaak teleurgesteld worden door een ouder. Een ouder die bijvoorbeeld niet komt opdagen terwijl het kind daarop had gerekend, loopt de kans het vertrouwen van zijn kind te verliezen. Uiteraard kan het voorkomen dat een ouder door onvoorziene omstandigheden (hij/zij is bijvoorbeeld erg ziek) een kind niet volgens de regeling kan komen ophalen. Dan is het de verantwoordelijkheid van die ouder zelf om iemand te vinden die het kind ophaalt en eventueel verzorgt in de tijd dat het kind volgens de regeling bij die ouder is. Het is om die reden raadzaam om altijd een lijstje met ‘nood-oppassers’ bij de hand te hebben en/of zich in te schrijven bij een oppascentrale. De ouder die een keer verhinderd is kan de andere ouder – zo bijtijds mogelijk – vragen om in te springen, maar heeft daar zeker geen recht op. Die andere ouder heeft namelijk een eigen leven en vaak werk of andere plannen voor zijn/haar tijd zonder de kinderen. Dat geldt zeker in dit geval waarin de kinderen verreweg de meeste tijd bij de vrouw zijn (die evenals de man werkt), terwijl de man de kinderen slechts krap twee dagen per twee weken bij zich heeft.
4.7.
De conclusie is dat de vordering zal worden toegewezen. Dit is al het tweede kort geding dat de vrouw heeft moeten aanspannen om de man ertoe te bewegen iets te doen wat hij ook zelf zegt belangrijk te vinden, namelijk zijn vaderplicht nakomen. Ook de gevorderde dwangsom zal daarom worden toegewezen. Deze zal worden gemaximeerd zoals hieronder vermeld in de beslissing. Het is echter te hopen dat de man zich nu vrijwillig aan (alle onderdelen van) de zorgregeling zal houden. Dan verbeurt hij ook geen dwangsommen.
4.8.
Wat de zomervakantie betreft nog het volgende. Op grond van de beschikking van 2022 is de man verplicht beide kinderen (tegelijk – dit volgt ook uit de beschikking) twee aaneengesloten weken tijdens de zomervakantie bij zich te hebben. Als hij zich hier onverhoopt niet aan houdt moet hij dwangsommen betalen. Voor de komende zomervakantie moeten partijen alleen nog bepalen om welke twee weken het gaat. De man heeft ter zitting toegezegd dat hij de laatste twee weken van de vakantie de zorg voor de kinderen op zich zal nemen. De voorzieningenrechter vertrouwt erop dat de man deze toezegging nakomt. De kinderen en de vrouw rekenen daarop. De vrouw gaat dan zelf op vakantie en kan niet voor hem inspringen. Voor de duidelijkheid en om nieuwe conflicten en teleurstellingen te voorkomen overweegt de voorzieningenrechter dat hier met de laatste twee weken van de zomervakantie wordt bedoeld: vrijdag 18 augustus, 18:00 uur, tot vrijdag 1 september 2023, 18:00 uur (waarbij de man de kinderen haalt en brengt). Dan hebben de (nog jonge) kinderen nog een weekend om weer bij hun moeder te 'landen’ voordat ze maandag weer naar school/opvang gaan.
4.9.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten (nu nog) tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de man om de zorgregeling zoals opgenomen in de beschikking van 7 juli 2022 na te komen,
5.2.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.1 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2023. [1]

Voetnoten

1.type: MAH