In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 januari 2023 uitspraak gedaan over een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Litouwse autoriteiten. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Litouwen in 1985, die momenteel in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Litouwse nationaliteit heeft. De behandeling van het EAB vond plaats op 29 december 2022, waarbij het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon was niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. Th. Boumans.
De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd en onderzocht de grondslag en inhoud van het EAB. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan illegale handel in verdovende middelen, een feit dat onder de Overleveringswet valt. De rechtbank oordeelde dat er geen onderzoek naar dubbele strafbaarheid nodig was, aangezien het feit op de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet staat.
De raadsman voerde aan dat de detentieomstandigheden in Litouwen onmenselijk zijn en dat er een reëel gevaar bestaat voor de opgeëiste persoon. De rechtbank verwierp dit verweer, verwijzend naar eerdere uitspraken waarin was geoordeeld dat er geen reëel gevaar meer bestaat voor onmenselijke behandeling van opgeëiste personen in Litouwen. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank staat daarom de overlevering toe aan de Litouwse autoriteiten.