In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 januari 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Konin, Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de overlevering van een opgeëiste persoon die in Polen is geboren en daar is ingeschreven. De zaak is behandeld in het kader van de Overleveringswet (OLW) en de rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet ter zitting is verschenen, maar dat zijn raadsman wel aanwezig was. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft de procedure in twee zittingen behandeld, op 14 en 29 december 2022. Tijdens de eerste zitting was de opgeëiste persoon ziek en heeft de rechtbank de zaak aangehouden. Bij de tweede zitting was de opgeëiste persoon opnieuw niet aanwezig, maar zijn raadsman heeft verklaard dat hij de opgeëiste persoon op de hoogte had gesteld van de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de oproeping correct was betekend en heeft het onderzoek buiten aanwezigheid van de opgeëiste persoon voortgezet.
De rechtbank heeft vervolgens de inhoud van het EAB beoordeeld en vastgesteld dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat de opgeëiste persoon in eerste aanleg definitief is veroordeeld. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan en de relevante wetsbepalingen genoemd, waaronder de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2, 5 en 7 van de OLW. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier.