ECLI:NL:RBAMS:2023:439

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
C/13/727236 / HA ZA 22-1044
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis en incident onbevoegdheid in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis. De oorspronkelijke eiseres, LenW Financiële Dienstverlening B.V., had vorderingen ingesteld tegen de gedaagden, Pepperfield B.V. en M. Strootman Beheer B.V., die in verzet kwamen tegen het verstekvonnis. De rechtbank diende eerst te oordelen over een incidentele vordering tot onbevoegdverklaring van de rechtbank, ingediend door Pepperfield en Strootman Beheer. Zij stelden dat de zaak onder de absolute competentie van de kantonrechter viel, omdat de vorderingen per gedaagde onder de grens van € 25.000,- bleven. LenW betwistte dit en stelde dat de vorderingen samenhangen en dat de onderliggende waarde van de vorderingen niet eenvoudig te bepalen was.

De rechtbank oordeelde dat de waarde van de vorderingen, inclusief de onderliggende waarde van de optierechten, niet evident onder de € 25.000,- per gedaagde lag. Daarom was de rechtbank bevoegd om van de zaak kennis te nemen. De incidentele vordering tot onbevoegdverklaring werd afgewezen, en Pepperfield en Strootman Beheer werden veroordeeld in de kosten van het incident. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol voor beraad over de mondelinge behandeling in de hoofdzaak.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de beoordeling van de totale waarde van vorderingen in relatie tot de competentie van de rechtbank versus de kantonrechter, en de noodzaak om samenhangende vorderingen gezamenlijk te behandelen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/727236 / HA ZA 22-1044
Vonnis in het incident in het verzet van 1 februari 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LENW FINANCIËLE DIENSTVERLENING B.V.,
gevestigd te Naarden,
oorspronkelijke eiseres,
gedaagde in het verzet,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M. de Vries te NAARDEN,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PEPPERFIELD B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M. STROOTMAN BEHEER B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
oorspronkelijke gedaagden,
eiseressen in het verzet,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. J.A.J. Werner te Rotterdam.
Partijen zullen hierna LenW, Pepperfield en Strootman Beheer genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de oorspronkelijke dagvaarding van 30 september 2022, met bewijsstukken,
- het bij verstek gewezen vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 november 2022 (hierna: het verstekvonnis),
- de (verzet)dagvaarding van 30 november 2022, met producties, waarbij Pepperfield en Strootman Beheer in verzet komen tegen het verstekvonnis, tevens houdende een incidentele vordering tot onbevoegdverklaring,
- de akte uitlating incident onbevoegdheid van 18 januari 2023 van LenW.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil

in de hoofdzaak

2.1.
LenW vordert bij oorspronkelijke dagvaarding, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. Strootman Beheer te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het
ten deze te wijzen vonnis aan LenW te voldoen een bedrag van EUR 3.433,48, te vermeerderen met de contractueel overeengekomen rente van 10% over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, althans met de wettelijke handelsrente;
2. Pepperfield te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis aan eiseres te voldoen een bédrag van EUR 19.458,74, te vermeerderen met de contractueel overeengekomen rente van 10% over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, althans met de wettelijke handelsrente;
3. Strootman Beheer te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het
ten deze te wijzen vonnis:
a. door middel van overdracht aan LenW een zodanig deel van de door Strootman Beheer in Pepperfield gehouden aandelen bij notariële akte in Pepperfield aan LenW te leveren, dat LenW een aandeel in Pepperfield verkrijgt van 7,5% van het totale geplaatste aandelenkapitaal in Pepperfield B.V., tegen de nominale waarde;
b. om Strootman Beheer B.V. te gelasten een aandeelhoudersbesluit te nemen tot levering van het hiervoor genoemde gedeelte van haar aandelen, alsmede M. Strootman B.V. en Pepperfield te gelasten daarbij de blokkerings- c.q. aanbiedingsregeling zoals vervat in de statuten van Pepperfield buiten toepassing te laten; en voorts
c. met veroordeling van Pepperfield om aan deze overdracht haar medewerking te verlenen en deze te erkennen en van de overdracht aantekening te doen in haar aandeelhoudersregister;
4. althans subsidiair:
a. om Strootman Beheer te gelasten een aandeelhoudersbesluit te nemen en Pepperfield daarvan de uitvoering op te dragen, waarbij wordt besloten tot een emissie van aandelen aan LenW en waarbij LenW 7,5% van de aandelen in Pepperfield zal verkrijgen tegen de symbolische nominale waarde van EUR 0,01 (één cent), met buiten toepassing laten van de aanbiedingsregeling in artikel 5 lid 2 van de statuten van Pepperfield;
b. Pepperfield B.V. te veroordelen om op algemeen gebruikelijke voorwaarden door middel van emissie bij notariële akte aan LenW het hiervoor genoemde aantal aandelen te leveren, binnen 14 dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis;
c. met veroordeling van Strootman Beheer om haar medewerking aan deze emissie te verlenen;
5. het hiervoor sub 3 tot en met 4 gevorderde op straffe van een dwangsom van EUR1.000,- per dag gedurende welke gedaagden in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van EUR l00.000,-;
6. te bepalen, dat indien gedaagden weigeren aan de overdracht of emissie gevorderd sub 3 tot en met 5 uitvoering te geven, het vonnis van de rechtbank in de plaats treedt van de voor die rechtshandelingen vereiste medewerking, verklaring of handtekening;
7. gedaagden te veroordelen in de proceskosten, alsmede in de nakosten, vermeerderd met
de wettelijke rente daarover.
Het verstekvonnis
2.2.
Bij verstekvonnis zijn de primaire vorderingen van LenW (grotendeels) toegewezen.
Het verzet
2.3.
Bij verzetdagvaarding (die heeft te gelden als conclusie van antwoord in de hoofdzaak) voeren Pepperfield en Strootman Beheer alsnog gemotiveerd inhoudelijk verweer tegen de vorderingen van LenW en vorderen zij de vernietiging van het verstekvonnis.
In het incident
2.4.
Allereerst voeren Pepperfield en Strootman Beheer echter aan dat de rechtbank zich onbevoegd dient te verklaren onder verwijzing van de zaak naar de kantonrechter. Gelet op het bepaalde in de artikelen 93 en 94 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) menen Pepperfield en Strootman Beheer dat de zaak tot de absolute competentie van de kantonrechter behoort. Of de competentiegrens van de rechtbank wordt gehaald, dient voor elke gedaagde afzonderlijk te worden bepaald. Van Strootman Beheer wordt betaling van € 3.433,48 inclusief buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, te vermeerderen met contractuele rente vanaf de dagvaarding alsmede, samengevat, overdracht van 7,5% van de aandelen in Pepperfield tegen een koopprijs van
€ 1,-. Deze vordering vertegenwoordigt daarmee volgens Pepperfield en Strootman Beheer een waarde van in totaal minder dan € 25.000,-.
Van Pepperfield vordert LenW betaling van een bedrag van € 19.458,74 inclusief buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met contractuele rente vanaf de dagvaarding alsmede, kort gezegd, uitgifte van aandelen vertegenwoordigende een belang van 7,5% in Pepperfield, tegen een koopprijs van € 1. Ook deze vordering heeft een totaal belang van minder dan €25.000,-, aldus Pepperfield en Strootman Beheer.
Daarbij merken zij verder op dat, alvorens het verstekvonnis werd gewezen, de zaak aanvankelijk volgens het roljournaal voor rolbeslissing verwijzing stond, maar dat er in plaats daarvan op 2 november 2022 een verstekvonnis is gewezen zonder dat er, althans niet voor partijen kenbaar, over de bevoegdheid is geoordeeld.
2.5.
LenW voeren hiertegen aan dat de rechtbank wel degelijk bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen. De ingestelde vorderingen zijn aan elkaar verknocht en de vordering inzake het optierecht, ingesteld jegens beide gedaagden, is van onbepaalde waarde, althans is de daaraan te verbinden waarde de onderliggende waarde van de aandelen waarvan LenW overdracht of emissie vordert. Wat die waarde precies is, is lastig vast te stellen zonder nader onderzoek. De vordering terzake het optierecht, alleen of gevoegd bij de andere vorderingen, behoort daarmee niet tot de bevoegdheid van de kantonrechter.
Gelet op de samenhangende rechtsverhoudingen tussen LenW enerzijds en Pepperfield en Strootman Beheer anderzijds is het gewenst dat de vorderingen gezamenlijk worden behandeld. Indien de rechtbank toch zou besluiten tot verwijzing van de zaak naar de kantonrechter, verzoekt LenW subsidiair om de vordering inzake het optierecht gelet op het bepaalde in artikel 94 lid 2 Rv als verknochte zaak eveneens te verwijzen naar de kantonrechter.

3.De overwegingen

In de hoofdzaak in het verzet

3.1.
Nu Pepperfield en Strootman Beheer binnen vier weken na (betekening van) het verstekvonnis in verzet zijn gekomen, is het verzet tijdig gedaan en zijn zij ontvankelijk in hun verzet.
3.2.
Alvorens de hoofdzaak inhoudelijk te kunnen beoordelen, dient eerst te worden beslist op het door Pepperfield en Strootman Beheer incidenteel gevorderde.
In het incident
3.3.
Artikel 93 Rv bepaalt, voor zover hier van belang:
Door de kantonrechter worden behandeld en beslist:
zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste € 25.000,- de tot aan de dag van dagvaarding verschenen rente daarbij inbegrepen, tenzij de rechtstitel dat bedrag te boven gaat en die rechtstitel wordt betwist;
zaken betreffende vorderingen van onbepaalde waarde, indien er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan
€ 25.000,-; […]
Artikel 94 eerste lid Rv bepaalt vervolgens:
Indien een zaak meer dan één vordering als bedoeld in artikel 93 onder a en b betreft, is
voor de toepassing van dat artikel beslissend het totale beloop of de totale waarde van deze vorderingen. […]
3.4.
De rechtbank constateert dat de waarde van de geldvorderingen per oorspronkelijke gedaagde weliswaar beneden een bedrag van € 25.000,- blijft, maar dat voor de bepaling van het totale belang van de vorderingen, per gedaagde, eveneens relevant is de onderliggende waarde van de ingestelde vorderingen rondom het optierecht (de vorderingen zoals hiervoor weergegeven onder 2.1 sub 3, 4 en 6). Laatstgenoemde vorderingen vertegenwoordigen, naar het oordeel van de rechtbank, niet uitsluitend de nominale waarde/koopprijs van de aandelen, waarop het optierecht ziet, maar veeleer de economische waarde daarvan. De rechtbank beschikt over onvoldoende gegevens om die waarde (bij benadering) vast te stellen.
3.5.
Nu de onderliggende waarde van de vorderingen onder 3, 4 en 6, opgeteld bij de geldvorderingen, niet, per gedaagde bezien, evident onder een waarde van € 25.000,- per gedaagde ligt, behoort de zaak wel degelijk tot de competentie van de rechtbank en niet tot de competentie van de kantonrechter. Hieraan doet niet af dat de zaak kennelijk eerder al voor rolbeslissing bevoegdheid stond maar dat in plaats daarvan direct een verstekvonnis is gewezen.
3.6.
Het incidenteel gevorderde zal gelet op het hiervoor overwogene worden afgewezen.
3.7.
Pepperfield en Strootman Beheer zullen als de in het incident in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van het incident, aan de zijde van LenW tot op heden begroot op € 598,- (1 punt van tarief II).
In de hoofdzaak in het verzet
3.8.
De zaak zal naar de rol worden verwezen voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling in de hoofdzaak.
3.9.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
In het incident
4.1.
wijst het incidenteel gevorderde af;
4.2.
veroordeelt Pepperfield en Strootman Beheer in de kosten van het incident, aan de zijde van LenW tot op heden begroot op € 598,- en verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
In de hoofdzaak in het verzet
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 8 februari 2023 voor beraad mondelinge behandeling in de hoofdzaak in het verzet,
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.T. Hylkema, rechter, bijgestaan door mr. C.L. de Rijke, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2023. [1]

Voetnoten

1.type: CLdR