ECLI:NL:RBAMS:2023:458

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
13-173525-22 ea
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen psychisch kwetsbare verdachte met terugkeer naar Italië en mishandeling van opsporingsambtenaren

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 19 januari 2023, stond een psychisch kwetsbare verdachte terecht die op 9 juli 2022 in Amsterdam een hoofdagent heeft mishandeld door deze in de kuit te bijten. Daarnaast heeft de verdachte zich verzet tegen de aanhouding door ambtenaren, wat resulteerde in lichamelijk letsel bij de agent. De verdachte heeft ook bedreigingen geuit richting een andere persoon en opzettelijk schade toegebracht aan een vaartuig. De rechtbank heeft de zaak op tegenspraak behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. S.M. van der Veen, een gevangenisstraf van 124 dagen eiste. De verdediging pleitte voor een lagere straf, gezien de psychische problemen van de verdachte en haar zwangerschap. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf van 14 dagen op, met aftrek van voorarrest. Tevens werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij de vorderingen van twee partijen werden toegewezen en die van een derde partij niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank benadrukte het gebrek aan respect van de verdachte voor het openbaar gezag en de impact van haar daden op de maatschappelijke veiligheid.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13-173525-22 (zaak A), 13-171454-22 (zaak B), 13-169777-22 (zaak C)
Datum uitspraak: 19 januari 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2023, alsmede naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting voor de politierechter van 20 oktober 2022 in zaak A.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden aangeduid als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. van der Veen, en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. J. van Weers, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A, onder 1
zij op of omstreeks 9 juli 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [aangever 1] (werkzaam als hoofdagent bij de eenheid Amsterdam) heeft mishandeld door die [aangever 1] in een kuit, in elk geval in een onderbeen, te bijten.
Zaak A onder 2
zij op of omstreeks 9 juli 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtena(a)r(en), [aangever 1] en/of [aangever 2] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van haar/hun bediening, te weten in uniform gekleed en met toezichtdienst belast,
door haar spieren (stevig) aan te spannen en/of
door zich in een tegenovergestelde richting te bewegen dan de richting waarin die opsporingsambtena(a)r(en) haar, verdachte, trachtte(n) te brengen/bewegen en/of door in een kuit, in elk geval een onderbeen, van die [aangever 1] te bijten,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een bijtwond bij die [aangever 1] ten gevolge heeft gehad.
Zaak B
zij op of omstreeks 7 juli 2022 te Amsterdam [aangever 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
- door een lege wijnfles langs haar keel te halen en/of
- dreigend de woorden toe te voegen "I kill you", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- de wijnfles kapot te slaan en een stuk van de kapotgeslagen fles in haar hand te houden.
Zaak C
zij op 6 juli 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een vaartuig (een boot), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(en) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.Voorvragen

3.1
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Door de raadsman is aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege de wijze waarop het Openbaar Ministerie (OM) met de verdachte is omgegaan. Het OM was op de hoogte van de omstandigheid dat de verdachte zwanger was, dat zij medicatie kreeg vanwege haar stemmingswisselingen en agressieve gedrag, dat er na het NIFP-trajectconsult van 2 augustus 2022 een gedragsdeskundige was benoemd om een psychologisch rapport op te maken en dat de politierechter de zaak naar de meervoudige kamer heeft verwezen vanwege een mogelijke zorgmachtiging. Door de verdachte vervolgens tijdens de voorlopige hechtenis uit te zetten naar Italië is aan de verdediging en de rechtbank essentiële informatie onthouden over de psychische gesteldheid van verdachte. Als gevolg van dit verzuim dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging van de verdachte
Door rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Door de officier van justitie is ter terechtzitting naar voren gebracht dat de Dienst Terugkeer en Vertrek van het Ministerie van Justitie en Veiligheid te kennen heeft gegeven dat de verdachte heeft ingestemd met terugkeer naar Italië. Dat het OM hier vervolgens uitvoering aan heeft gegeven en dat de verdachte op 10 november 2022 is uitgezet naar Italië verdient, gelet op de raadsman aangevoerde omstandigheden, niet de schoonheidsprijs, maar dat heeft niet tot gevolg dat het OM niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Het OM is ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is voor het overige ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Zaak A, onder 1
op 9 juli 2022 te Amsterdam [aangever 1] , werkzaam als hoofdagent bij de eenheid Amsterdam, heeft mishandeld door die [aangever 1] in een kuit te bijten.
Zaak A onder 2
op 9 juli 2022 te Amsterdam zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren [aangever 1] en [aangever 2] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten in uniform gekleed en met toezichtdienst belast,
door haar spieren (stevig) aan te spannen en door zich in een tegenovergestelde richting te bewegen dan de richting waarin die opsporingsambtenaren haar, verdachte, trachtten te bewegen en door in een kuit van die [aangever 1] te bijten,
terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een bijtwond bij die [aangever 1] ten gevolge heeft gehad.
Zaak B
op 7 juli 2022 te Amsterdam [aangever 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
- door een lege wijnfles langs haar keel te halen en
- dreigend de woorden toe te voegen "I kill you" en
- de wijnfles kapot te slaan en een stuk van de kapotgeslagen fles in haar hand te houden.
Zaak C
op 6 juli 2022 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een vaartuig, een boot, die aan [aangever 4] toebehoorde heeft onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar in zaak A onder 1 en 2, zaak B en zaak C bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 124 dagen, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de eis van de officier van justitie buitenproportioneel hoog is. De rechtbank moet beoordelen welke straf passend en geboden is en niet een straf opleggen die gelijk is aan het aantal dagen voorarrest. Verdachte was ten tijde van het plegen van deze feiten onder invloed van alcohol en zij had psychische problemen. Een gevangenisstraf van twee weken is voldoende. Een geldboete kan de verdachte niet betalen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het in het bijzonder laten meewegen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mishandeling, wederspannigheid en bedreiging van opsporingsambtenaren, alsmede het onbruikbaar maken van een boot, door te handelen zoals hiervoor bewezen is verklaard. De gedragingen tegen opsporingsambtenaren getuigen van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Door verzet te plegen tegen ambtenaren, heeft verdachte bijgedragen aan de maatschappelijke gevoelens van onveiligheid op straat.
De rechtbank heeft gelet op het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 13 december 2022. Hieruit blijkt dat zij niet eerder voor soortgelijke misdrijven met politie en justitie in aanraking is geweest. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze door de raadsman naar voren zijn gebracht. Verdachte was zwanger en verward ten tijde van het plegen van deze misdrijven. Bij haar lijkt in sterke mate sprake te zijn van psychische kwetsbaarheid en zij is, nadat zij heeft ingestemd met een terugkeer naar Italië, door de Dienst Terugkeer en Vertrek uitgezet naar Italië.
Gelet hierop, alsmede gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf in onderhavige zaak niet passend en geboden en zal aan de verdachte een gevangenisstraf worden opgelegd voor de duur van 14 dagen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

9.1.
Benadeelde partij [aangever 1]
De benadeelde partij [aangever 1] vordert EUR 600 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering toe te wijzen. De raadsman heeft de vordering betwist.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 1 en 2 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 onder b van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het bewezenverklaarde lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op een bedrag van EUR 500.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [aangever 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. Ten aanzien van de op te leggen gijzeling zal de rechtbank bepalen dat de verdachte niet kan worden gegijzeld om betaling af te dwingen. De rechtbank zal de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen stellen.
9.2.
Benadeelde partij [aangever 3]
De benadeelde partij [aangever 3] vordert EUR 350 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering toe te wijzen. De raadsman heeft de vordering betwist.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak B bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de verdachte het oogmerk had om leed en angst toe te brengen aan de benadeelde partij.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op een bedrag van EUR 150.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [aangever 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. Ten aanzien van de op te leggen gijzeling zal de rechtbank bepalen dat de verdachte niet kan worden gegijzeld om betaling af te dwingen. De rechtbank zal de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen stellen.
9.3.
Benadeelde partij [aangever 4]
De benadeelde partij [aangever 4] vordert een geschat bedrag van EUR 2.288 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat een nadere onderbouwing van de geschatte materiële schade ontbreekt. De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij verzocht de vordering af te wijzen.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering niet voldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 55, 57, 180, 181, 285 en 352 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A
Eendaadse samenloop van
mishandeling,
wederspannigheid
en
wederspannigheid, terwijl het misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
Zaak B
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Zaak C
Opzettelijk en wederrechtelijk enig vaartuig dat aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
14 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis in zaak A.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
Benadeelde partij [aangever 1] (zaak A onder 1 en 2)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] toe tot een bedrag van EUR 500 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 9 juli 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 1] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 1] aan de Staat EUR 500 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 9 juli 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [aangever 3] (zaak B)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] toe tot een bedrag van EUR 150 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 7 juli 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 3] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 3] aan de Staat EUR 150 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 7 juli 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [aangever 4] (zaak C)
Verklaart benadeelde partij [aangever 4] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. K. Duker en M.F.A.M. Smeets, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 januari 2023.