ECLI:NL:RBAMS:2023:476

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
C/13/722197 / HA ZA 22-678
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheidsincident inzake nalatenschap met verwijzing naar rechtbank Midden-Nederland

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Amsterdam, is er een incident van onbevoegdheid aan de orde. De eisers, kinderen van de erflaatster, hebben een vordering ingesteld betreffende de nalatenschap van hun moeder, die op 18 juli 2019 is overleden. De erflaatster had haar laatste woonplaats in [woonplaats 5], wat betekent dat de rechtbank Amsterdam niet bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. De gedaagden, die ook kinderen van de erflaatster zijn, hebben aangevoerd dat de rechtbank Midden-Nederland bevoegd is, omdat de laatste woonplaats van de erflaatster niet in het rechtsgebied van de rechtbank Amsterdam ligt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van de eisers betrekking heeft op de nalatenschap en dat de rechtbank Midden-Nederland bevoegd is. De rechtbank heeft daarom besloten de zaak te verwijzen naar de rechtbank Midden-Nederland, afdeling handel. De proceskosten in het incident worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/722197 / HA ZA 22-678
Vonnis in incident van 1 februari 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: [eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: [eiser 2] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats 3] ,
hierna te noemen: [eiser 3] ,
eisers in conventie in de hoofdzaak,
verweerders in reconventie in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. M.V. Scheffer te Utrecht,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 4] (Duitsland),
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 5] ,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
gedaagden in conventie in de hoofdzaak,
eisers in reconventie in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. R.M. Potma te Mijdrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 augustus 2022, met producties;
  • conclusie van antwoord in conventie tevens houdende de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van antwoord in het incident tot onbevoegdverklaring van 17 januari 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten voor zover van belang voor het incident

2.1.
[eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn kinderen van mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster).
2.2.
Erflaatster is op 18 juli 2019 overleden in Amsterdam. Haar laatste woonplaats was [woonplaats 5] (gemeente De Ronde Venen).

3.De vorderingen in de hoofdzaak

in conventie

3.1.
[eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] vorderen, samengevat, dat de rechtbank:
a. voor recht verklaart dat de nalatenschap van erflaatster nog een bedrag van € 20.273,42 omvat;
b. de executeurs in de nalatenschap van erflaatster, zijnde [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , veroordeelt om aan [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis ieder een bedrag te betalen van € 4.054,68, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
c. de executeurs in de nalatenschap van erflaatster, zijnde [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , beiden in persoon veroordeelt in de kosten van de procedure;
d. het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaart.
in reconventie
3.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] vorderen, samengevat, dat de rechtbank:
a. voor recht verklaart dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de advocaatkosten ten laste van de boedel mogen brengen;
b. voor recht verklaart dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de notariskosten ten laste van de boedel mogen brengen;
c. voor recht verklaart dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in voldoende mate en op een juiste wijze rekening en verantwoording hebben afgelegd;
e. [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] veroordeelt tot betaling van € 7.500,00 aan werkelijke proceskosten, overige kosten en nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente;
d. het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaart.

4.Het geschil in het incident

4.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] vorderen dat de rechtbank Amsterdam zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de rechtbank Midden-Nederland, afdeling kanton. Allereerst voeren gedaagden aan dat de laatste woonplaats van erflaatster niet Amsterdam is, zoals [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] in hun dagvaarding stellen, maar [woonplaats 5] . [woonplaats 5] behoort tot de gemeente De Ronde Venen en valt dus tot het rechtsgebied van de rechtbank Midden-Nederland. Aangezien [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ook niet woonachtig zijn in een gemeente die tot het rechtsgebied van de rechtbank Amsterdam behoort, is de rechtbank Midden-Nederland bevoegd. Daarnaast voeren [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan dat niet de rechtbank maar het kantongerecht bevoegd is om kennis te nemen van het geschil, aangezien de vordering niet meer dan € 25.000,00 bedraagt, aldus [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
4.2.
[eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] refereren zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Het verweer van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is tweeledig: de rechtbank Amsterdam is niet bevoegd en de rechtbank is niet bevoegd, maar het kantongerecht is bevoegd. Dit verweer is vóór alle weren ten gronde en derhalve tijdig gevoerd. De rechtbank komt daarom toe aan de inhoudelijke behandeling van dit verweer.
5.2.
Artikel 104 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat in zaken betreffende nalatenschappen naast de rechter van de woonplaats van de gedaagde ook de rechter van de laatste woonplaats van de overledene bevoegd is.
Rechtbank Amsterdam of rechtbank Midden-Nederland?
5.3.
Uit de verklaring van erfrecht blijkt dat erflaatster haar laatste woonplaats in [woonplaats 5] had. Partijen onderkennen dit ook. Verder staat ook vast dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet woonachtig zijn in een gemeente die tot het rechtsgebied van de rechtbank Amsterdam behoort. Dit betekent dat de rechtbank Amsterdam onbevoegd is. Aangezien [woonplaats 5] ligt in het arrondissement van de rechtbank Midden-Nederland, is de rechtbank Midden-Nederland bevoegd. Daarom zal de zaak worden verwezen naar de rechtbank Midden-Nederland.
Rechtbank of kantongerecht?
5.4.
Uit artikel 104 lid 1 Rv volgt dat als de hoofdzaak kan worden gekwalificeerd als een zaak betreffende een nalatenschap, de rechtbank bevoegd is. [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] hebben terecht aangevoerd dat hun vordering in de kern de vaststelling van de omvang en de verdeling van de nalatenschap van erflaatster inhoudt. Deze vordering heeft dus betrekking op de nalatenschap. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de hoofdzaak daarom moet worden gekwalificeerd als een zaak betreffende een nalatenschap. Dat en waarom dat niet zo zou zijn, is overigens ook niet gesteld door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Het enkele feit dat de vordering niet meer dan € 25.000,00 bedraagt, is in dit verband niet relevant aangezien artikel 104 lid 1 Rv een bevoegdheidsregeling geeft. Dit betekent dat de incidentele vordering dat de rechtbank absoluut onbevoegd is niet slaagt.
Conclusie
5.5.
De rechtbank verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rechtbank Midden-Nederland.
Proceskosten in het incident
5.6.
Omdat partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
6.3.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt naar de rechtbank Midden-Nederland, afdeling handel.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning, rechter, bijgestaan door mr. M. Sahin, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2023.