ECLI:NL:RBAMS:2023:5165

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
10364253
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en de vraag naar de contractspartij in een civiele procedure

In deze zaak vordert de besloten vennootschap Maretti Projectverlichting B.V. betaling van openstaande facturen van in totaal € 12.563,03 van de gedaagde, die in persoon procedeert. Maretti stelt dat er een overeenkomst is gesloten voor de levering van lichtelementen, maar de gedaagde betwist dat hij de contractspartij is. De procedure begon met een dagvaarding op 17 februari 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 11 juli 2023. Maretti heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder e-mails en facturen, maar de kantonrechter oordeelt dat niet is aangetoond dat de gedaagde de contractspartij is. De e-mails bevatten geen expliciete opdrachtbevestiging en de facturen zijn gericht aan andere bedrijven. De kantonrechter concludeert dat Maretti niet voldoende bewijs heeft geleverd om de gedaagde als contractspartij aan te wijzen. Daarom worden de vorderingen van Maretti afgewezen en wordt zij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 50,00.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 10364253 \ CV EXPL 23-2981
Uitspraak: 11 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARETTI PROJECTVERLICHTING B.V.,
gevestigd te Almere,
eiseres,
gemachtigde: ZWS Incasso B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna Maretti en [gedaagde] genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 februari 2023, met producties,
- het proces-verbaal van 2 maart 2023 met daarin het beginnend mondeling antwoord van [gedaagde] ,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 13 april 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
1.2. Op 11 juli 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden waarin partijen vragen van de kantonrechter hebben beantwoord en hun standpunten nader hebben toegelicht.
1.3. Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Maretti is een onderneming die lichtelementen levert. [gedaagde] heeft een onderneming genaamd ‘ [bedrijf 1] ’. [bedrijf 1] is gevestigd aan [adres] . Op dat adres zijn meerdere (bouw)bedrijven gevestigd.
2.2.
Op 31 oktober 2018 heeft Maretti, op verzoek van [gedaagde] , een offerte gestuurd naar [bedrijf 1] . De offerte heeft het offertenummer [nummer 1] en zag op een bedrag van € 4.722,45.
2.3.
Op 6 november 2018 heeft [gedaagde] per e-mail aan Maretti verzocht een deel van de lichtelementen alvast apart te zetten, zodat deze gereed staan voor afroep.
2.4.
Op 4 december 2018 heeft [gedaagde] per e-mail aan Maretti gevraagd om de offerte op een aantal punten aan te passen.
2.5.
Maretti heeft twee pakbonnen overgelegd. Een van 6 december 2018 en een van 2 januari 2019. Beide pakbonnen zijn voor het project ‘Square Trimless AR70’. Het afleveradres op beide pakbonnen is: [bedrijf 1] , ter attentie van de heer [gedaagde] , [adres] . De partij die op de pakbon van 6 december 2018 dient te tekenen voor ontvangst is ‘ [bedrijf 2] ’. De partij die dient te tekenen voor ontvangst van de pakbon van 2 januari 2019 is ‘ [bedrijf 3] ’.
2.6.
Op 4 januari 2019 heeft Maretti aan ‘ [bedrijf 3] ’, ter attentie van de heer [gedaagde] , betreffende het project/afleveradres ‘ [bedrijf 2] ’ een factuur met factuurnummer [fact.nr. 1] gestuurd van € 6.255,61 voor het project ‘Square Trimless AR70’. Op de factuur heeft Maretti de opmerking gezet: ‘Betreft het leveren van verlichting volgens offertenummer [nummer 1] zoals geaccordeerd door dhr. [gedaagde] op 6-12-2018’. Daarnaast staat op de factuur: ‘Betaling binnen 14 dagen netto’.
2.7.
Op 6 december 2019 heeft Maretti aan [bedrijf 1] , ter attentie van de heer [gedaagde] , betreffende het project/afleveradres ‘ [bedrijf 3] ’ een factuur met factuurnummer [fact.nr. 2] gestuurd van € 2.469,96 met de omschrijving ‘ [locatie] ’. Op deze factuur staat de opmerking: ‘Betreft het leveren van verlichting volgens offertenummer [nummer 2] zoals geaccordeerd door dhr. [gedaagde] op 20-12-2018’. Daarnaast staat op de factuur ‘Levering/betalingsconditie: Betaling contant bij aflevering’.
2.8.
Na een aantal e-mails tussen partijen over de door Maretti verzonden facturen stuurt Maretti op 2 september 2021 de volgende e-mail, voor zover hier relevant, aan [gedaagde] :
“(…) Tevens heb ik de order voor de [locatie] bekeken en hieruit blijkt dat dit niet
die order kan zijn omdat daar 2 licht armaturen zijn gebruikt, tevens waren deze spots wit.
Zie hiervoor ook de betaalde factuur [fact.nr. 2] .
Op 6 november vraag je om de offerte aan te passen en op 4-12 geef je een wijziging door
en geef je accoord en vraag om te versturen (…). Dit wordt verzorgd in 2 leveringen (zie
pakbonnen in bijlagen) en uiteindelijk gefactureerd op 4 januari.”
2.9. Op 22 november, 22 december 2022 en 15 februari 2023 heeft de incassogemachtigde van Maretti [gedaagde] gesommeerd de openstaande facturen te betalen.
2.10.
Op 25 november heeft [gedaagde] gereageerd op de sommaties van Maretti en laten weten dat de facturen zijn bestemd voor andere bedrijven, namelijk [bedrijf 2] en [bedrijf 3] , en dat [gedaagde] altijd vooraf betaalt.

3.Het geschil

3.1.
Maretti vordert dat de kantonrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 12.563,03, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 8.725,57 vanaf de datum van de dagvaarding (17 februari 2023) tot de dag der algehele voldoening, en [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de proceskosten.
3.2.
Maretti legt aan haar vordering ten grondslag dat zij met [gedaagde] , dan wel diens onderneming, een overeenkomst heeft gesloten voor de koop van verschillende lichtelementen. [gedaagde] heeft in zijn e-mails van 6 november en 4 december 2018 de opdracht bevestigd, zoals Maretti ook heeft opgenomen op beide facturen. Maretti heeft de artikelen geleverd op het adres van [gedaagde] , maar heeft niet betaald gekregen. [gedaagde] is, naast de hoofdsom, ook rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] betwist dat tussen hem en Maretti een koopovereenkomst tot stand is gekomen. In het pand waar [gedaagde] is gevestigd, zijn meerdere aannemers gevestigd. [gedaagde] heeft in het verleden vaker contact gelegd tussen die aannemers (en anderen) en Maretti. [gedaagde] adviseerde de aannemers en vroeg informatie op bij Maretti. Als een aannemer vervolgens producten wilde afnemen bij Maretti dan kwam de koopovereenkomst tot stand tussen die aannemer en Maretti. Dat is in dit geval ook gebeurd. [gedaagde] heeft een offerte aangevraagd bij Maretti, maar de uiteindelijke overeenkomst is gesloten met [bedrijf 2] en [bedrijf 3] . De spullen zijn ook aan die bedrijven geleverd. De onderneming [bedrijf 2] is niet van [gedaagde] , maar van een familielid van hem. [gedaagde] handelt alleen onder de naam van [bedrijf 1] . [gedaagde] is dan ook geen betaling verschuldigd aan Maretti.
Mocht de kantonrechter van oordeel zijn dat [gedaagde] wel een overeenkomst heeft gesloten, dan blijkt uit het e-mailbericht van Maretti van 2 september 2021 dat de factuur [fact.nr. 2] (het bedrag van € 2.469,96) al is betaald. Dat bedrag is [gedaagde] dus hoe dan ook niet verschuldigd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat om de vraag wie de contractpartij van Maretti is: [gedaagde] of iemand anders. Op Maretti rust de stelplicht en bewijslast dat [gedaagde] haar contractspartij is, omdat Maretti een vordering aan haar standpunt koppelt.
4.2.
In de e-mails van 6 november en 4 december 2018 staat geen expliciete opdrachtbevestiging door [gedaagde] aan Maretti. Uit de e-mails blijkt dat [gedaagde] een offerte heeft gevraagd, maar niet dat hij vervolgens ook de opdracht heeft gegeven om de artikelen aan hem te leveren. Dat betekent dat de e-mails dus niet het standpunt van Maretti aantonen. De e-mails passen net zo goed bij het verslag van [gedaagde] over hoe hij als tussenpersoon optrad. Ook de pakbonnen en facturen passen daarbij, omdat daarop [bedrijf 3] en [bedrijf 2] staan vermeld, naast [gedaagde] zelf. Wie uiteindelijk de artikelen in ontvangst heeft genomen is onbekend. Het is in ieder geval niet aangetoond dat [gedaagde] de artikelen in ontvangst heeft genomen.
4.3.
De conclusie is dan ook dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] de contractspartij van Maretti is. Het lijkt erop dat Maretti in het verleden geen onderscheid maakte tussen [gedaagde] , die het eerste contact legde, en de uiteindelijke aannemer die de opdracht verstrekte. Het zal ook niet geholpen hebben dat [gedaagde] in een bedrijfsverzamelgebouw zat waar ook aannemers zaten die de uiteindelijke opdrachtgevers waren. De ondoorzichtige situatie die door dit alles voor Maretti is ontstaan, blijft echter voor rekening van Maretti.
4.4.
Omdat [gedaagde] niet de contractpartij is van Maretti, kan hij ook niet worden aangesproken voor betaling van de twee facturen. De vorderingen van Maretti zullen worden afgewezen.
4.5.
Maretti zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 50,00.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Maretti in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 50,00.
Aldus gewezen door mr. M.R. Jöbsis, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 augustus 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter