Uitspraak
1. De procedure
- de dagvaarding van 17 februari 2023, met producties,
- het proces-verbaal van 2 maart 2023 met daarin het beginnend mondeling antwoord van [gedaagde] ,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 13 april 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
2.De feiten
“(…) Tevens heb ik de order voor de [locatie] bekeken en hieruit blijkt dat dit niet
die order kan zijn omdat daar 2 licht armaturen zijn gebruikt, tevens waren deze spots wit.
Zie hiervoor ook de betaalde factuur [fact.nr. 2] .
Op 6 november vraag je om de offerte aan te passen en op 4-12 geef je een wijziging door
en geef je accoord en vraag om te versturen (…). Dit wordt verzorgd in 2 leveringen (zie
pakbonnen in bijlagen) en uiteindelijk gefactureerd op 4 januari.”
2.9. Op 22 november, 22 december 2022 en 15 februari 2023 heeft de incassogemachtigde van Maretti [gedaagde] gesommeerd de openstaande facturen te betalen.
3.Het geschil
Mocht de kantonrechter van oordeel zijn dat [gedaagde] wel een overeenkomst heeft gesloten, dan blijkt uit het e-mailbericht van Maretti van 2 september 2021 dat de factuur [fact.nr. 2] (het bedrag van € 2.469,96) al is betaald. Dat bedrag is [gedaagde] dus hoe dan ook niet verschuldigd.