Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2023 in de zaak tussen
[eiser] , uit [land] , eiser
de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, hierna: de Svb
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Op grond van artikel 9 van de AOW is het AOW-pensioen naar de norm van een gehuwde gelijk aan 50% van het nettominimumloon per maand. Het nettominimumloon voor gehuwden is op 1 januari 2019 wettelijk vastgesteld op € 1.619,62; eiser heeft als gehuwde recht op de helft, dus € 809,81.
Eiser is 22 jaar niet verzekerd geweest voor de AOW en dat leidt tot een korting van
(100% - 44% =) 56% van € 809,81 = € 453,49.
De rechtbank kan eiser ook niet volgen in het standpunt dat hij recht heeft op schadevergoeding wegens vertraging in de betaling van het AOW-pensioen. Uitgaande van de aanvraag van 21 februari 2019 is per datum besluit 1 april 2019 geen sprake van een overschrijding van de beslistermijn door verweerder en is er dus ook geen sprake was vertraging in de uitbetaling van het AOW-pensioen.