ECLI:NL:RBAMS:2023:5358

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
10412170 CV EXPL 23-4399
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling factuur afgewezen wegens verkeerde partij gedagvaard

In deze zaak vorderde eiser, H.O.D.N. [handelsnaam], betaling van een factuur van € 8.151,03 van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Otentica B.V. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst die in april 2022 zou zijn gesloten, waarbij eiser Otentica zou hebben begeleid bij een herstructurering. Echter, Otentica voerde aan dat zij in april en september 2022 nog niet bestond en dat eiser de verkeerde partij had gedagvaard. Eiser verzocht vervolgens om de naam van de gedaagde te wijzigen naar Otentica Holding B.V. of om deze in vrijwaring op te roepen. De kantonrechter wees dit verzoek af in een vonnis van 27 juni 2023.

In de beoordeling concludeerde de kantonrechter dat eiser inderdaad de verkeerde partij had gedagvaard. De beoogde procespartij was Holding en niet Otentica. Aangezien partijen het erover eens waren dat er geen vordering op Otentica bestond, werd de vordering van eiser afgewezen. Eiser werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter op € 330,00 werden begroot. Daarnaast werden de nakosten ambtshalve toegewezen. Het vonnis werd uitgesproken op 18 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10412170 \ CV EXPL 23-4399
Vonnis van 18 augustus 2023
in de zaak van
[eiser] (H.O.D.N. [handelsnaam] ),
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: Van Twuijver Incasso B.V.,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OTENTICA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Otentica,
gemachtigde: mr. J.I. van Vlijmen.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incident van 27 juni 2023 en de daarin genoemde processtukken,
- de e-mail namens Otentica van 3 juli 2023 met het verzoek om vonnis te wijzen,
- de vaststelling door de griffier dat [eiser] geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid uiterlijk op de rol van 4 juli 2023 te reageren.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
[eiser] vordert, samengevat, dat de kantonrechter Otentica bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeelt tot betaling van:
I. € 8.151,03, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van dagvaarding,
II. de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2.
De vordering van [eiser] ziet op de betaling van een factuur van 8 september 2022 van een bedrag van € 7.139,00, plus een bedrag aan wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. In de dagvaarding heeft [eiser] aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat partijen in april 2022 een overeenkomst hebben gesloten op grond waarvan [eiser] Otentica heeft begeleid bij het opzetten en uitvoeren van een herstructurering van haar bedrijfsstructuur.
2.3.
Otentica heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat zij in april en september 2022 nog niet bestond en dat [eiser] de verkeerde partij heeft gedagvaard.
2.4.
[eiser] heeft vervolgens met een incidentele conclusie verzocht de naam van de gedaagde partij te wijzigen naar Otentica Holding B.V. (hierna: Holding), dan wel om toestemming gevraagd om Holding in vrijwaring op te roepen.
2.5.
Met het vonnis in incident van 27 juni 2023 heeft de kantonrechter het verzoek om naamswijziging en het verzoek tot oproeping in vrijwaring afgewezen.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de processtukken volgt dat [eiser] de verkeerde procespartij heeft gedagvaard. Niet Otentica, maar Holding was de door [eiser] beoogde procespartij. De incidentele vorderingen zijn afgewezen en Holding is dus niet alsnog procespartij geworden in deze procedure. Partijen zijn het erover eens dat [eiser] geen vordering op Otentica heeft op grond van een overeenkomst uit april 2022. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] daarom af.
3.2.
Omdat de vordering van [eiser] wordt afgewezen, wordt hij als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kantonrechter begroot de kosten van Otentica tot op heden op € 330,00 (1 punt van het tarief voor vorderingen tot en met € 10.000,00) aan salaris advocaat. De nakosten worden ambtshalve toegewezen op de wijze zoals onder 4.3 in de beslissing is vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vordering af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Otentica tot dit vonnis vastgesteld op € 330,00;
4.3.
veroordeelt [eiser] in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 132,00, te vermeerderen met de explootkosten van betekening als [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en het vonnis vervolgens wordt betekend;
4.4.
verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.H. Broesterhuizen en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2023.