2.3.De rechtbank bepaalt dat de volgende definitieve vragen aan de deskundigen zullen worden gesteld:
Over het ontstaan van verstoppingen
1. Leidt onjuist gebruik van een Tonto (bijvoorbeeld het aanbieden van materiaal dat niet geschikt is, zoals grote metalen voorwerpen en andere materialen die zijn genoemd op de lijst in bijlage 2 bij de overeenkomst) tot Tonto-pulp dat een verhoogd risico op verstopping geeft? Zo ja, in welke mate? Kunt u daarbij tevens aangeven of niet geschikt materiaal al dan niet in de Tonto achterbleef?
Kunt u uit de filmpjes die het bedrijf dat de riolering heeft schoongemaakt (RRS) afleiden welke rol onjuist gebruik bij de verstoppingen heeft gespeeld?
Hebt u kennis genomen van de filmpjes die het bedrijf dat de riolering heeft schoongemaakt (RRS) heeft gemaakt? Zo ja, is daaruit iets af te leiden over de oorzaken van de verstopping en de rol die het afvoeren van zware materialen en/of washandjes daarbij gespeeld kan hebben?
Aanvullende vraag 1a: Maakt het voor de kans op verstoppingen uit welke afvaltypen in de Tonto’s mochten worden afgevoerd?
2. Welke rol heeft verkeerd gebruik (doorspoelen van voorwerpen die niet in het riool horen zoals ‘washandjes zonder water’ en sanitaire supplies die niet oplosbaar zijn) gespeeld bij het ontstaan van verstoppingen in vergelijking tot het gebruik van de Tonto’s? Kunt u daarbij toelichten:
i) of er aanwijzingen zijn dat er van dit verkeerd gebruik meer dan incidenteel sprake is geweest;
ii) of daarbij van belang is dat er ook verstoppingen plaatsvonden op afdelingen waar dergelijke voorwerpen niet werden gebruikt.
3. Zijn er normen voor de hoogte en frequentie van lasrillen en zo ja welke normen zijn dat? Wat vindt u van het ter zitting door BAM genoemde uitgangspunt dat een lasril de hoogte mag hebben van de helft van de wanddikte?
Moeten de lasrillen worden meegerekend bij het bepalen of het afschot voldoet aan de NEN norm?
Welke invloed hebben lasrillen die kort na elkaar komen op het afschot en de stroomsnelheid en de kans op verstoppingen, in het bijzonder verstoppingen met Tonto-pulp?
4. Is een ontspanningsleiding die gedeeltelijk horizontaal loopt, met in het horizontale deel een zinker, in overeenstemming met de NEN normen en/of met de normen voor goed en deugdelijk werk?
Bestaat bij een dergelijke ontspanningsleiding een verhoogde kans op verstopping van die ontspanningsleiding en zo ja, wat zijn daarvan de gevolgen voor de kans op latere verstoppingen van de hoofdleidingen? Of voor een terugslag bij het doorspoelen van een toilet? In welke mate draagt de omstandigheid dat een secundaire ontspanningsleiding niet boven de lozingstoestellen is aangesloten bij aan deze risico’s?
5. Kunnen bij een terugslag vanuit het riool micro-organismen uit de biofilm van het riool in het toilet terecht komen? Kan dit leiden tot besmetting met de NDM bacterie?
6. Heeft u de berekeningen die ten grondslag liggen aan de dimensionering van het rioleringssysteem bij BAM opgevraagd en gecontroleerd in relatie tot de door de Tonto’s extra te veroorzaken lozingsvolumes op het riool?
7. Heeft u de theoretische afvoercapaciteit (dus op basis van het 3D model) van het rioolsysteem – en in het bijzonder de leidingtracés achter de Tonto’s – bepaald? Heeft u onderzocht wat het effect is van ontoereikend afschot, lasrillen, haakse bochten, vuilophoping in ontspanningsleidingen en bovenmatige leidinglengte en richtingsveranderingen op de afvoercapaciteit van de leidingtracés achter de Tonto’s; en heeft u, mede op basis daarvan, de werkelijke afvoercapaciteit van het aanwezige rioolsysteem bepaald?
8. Heeft u experimenteel onderzocht onder welke omstandigheden en in welke mate samenklontering van Tonto-materiaal in een rioolleiding plaatsvindt?
9. Zijn er naast de normen op basis van NEN3215 en NTR3216 algemene ingenieursuitgangspunten die in acht moeten worden genomen voor een goed ontwerp van een rioolsysteem en zijn deze uitgangspunten toegepast in het ontwerp en de uitvoering van het rioolsysteem van ZMC en in welke mate draagt dit bij aan het risico van verstoppingen?
10. Maakt het voor de kans op verstoppingen uit welke afvaltypen in de Tonto’s mochten worden afgevoerd?
11. Zijn de deskundigen bij het beantwoorden van de vragen in het deskundigenbericht uitgegaan van de werking van de Tonto’s zoals omschreven door Pharmafilter? En hebben de deskundigen kunnen vaststellen of de werking daadwerkelijk conform deze omschrijving was?
12. Wat veroorzaakt de verstopping van de ontspanningsleiding? Op welk natuurkundig principe baseren de deskundigen het antwoord op vraag 9, sub 3, dat verstoppingen in de ontspanningsleiding invloed kunnen hebben op het ontstaan van verstoppingen elders in de binnenriolering? (zie deskundigenbericht, p. 28 en 39)?
13. Hebben de deskundigen (feitelijk) kunnen vaststellen in hoeverre de vlakker liggende leidingdelen hebben bijgedragen aan verstoppingen?
Over het verband tussen het gebruik van Tonto’s en de verspreiding van de NDM bacterie
14. Waarop is het oordeel van de deskundigen gebaseerd dat een ophoping van Tonto-pulp een broedplaats voor de NDM bacterie is? Is dit experimenteel onderzocht? Geldt in het algemeen dat een verstopping tot verhoogde belasting van de biofilm met bacteriën leidt? In welke mate speelt de duur van de verstopping of de ophoping van vuil in de leiding daarbij een rol? Is dit voor een verstopping met Tonto-pulp meer het geval dan voor een andere verstopping?
15. Heeft het feit dat in de Tonto’s de NDM bacterie aanwezig was tot een verhoogd risico van verspreiding van die bacterie geleid als het gebruik van Tonto’s wordt vergeleken met het gebruik van andere wijzen van afvoer van materiaal dat in de Tonto’s werd vermalen? Wilt u bij deze vergelijking ervan uitgaan dat zowel bij het gebruik van de Tonto’s als bij het gebruik van een alternatief de daarvoor voorgeschreven voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.
16. Zou zonder gebruik van Tonto’s bij aanwezigheid van met NDM besmette personen in het ZMC te verwachten zijn dat in de biofilm van het riool NDM bacteriën zouden voorkomen? Kunt u hierbij ingaan op de ervaringen van andere ziekenhuizen die te maken hebben gehad met een uitbraak van multiresistente bacteriën (of andere ziekteverwekkers) en die geen Tonto’s gebruiken?
Wilt u hierbij betrekken dat volgens het ZMC (o.a. op basis van door het RIVM verricht onderzoek) ziekenhuisriolen in aanzienlijke mate worden blootgesteld aan de afvoer van multiresistente bacteriën.
17. Kunt u aangeven wat het belang is van de WIP-richtlijn en de naleving daarvan door een ziekenhuis? Kan het niet voldoen van de Tonto’s in het ZMC aan de WIP-richtlijn een rol hebben gespeeld bij het optreden of voortduren van de uitbraak in het ZMC? Kunt u dit toelichten en daarbij aangeven of het niet voldoen aan de WIP-richtlijn de kans op de uitbraak of het voortduren daarvan heeft vergroot? Zo ja in welke mate? Kunt u daarbij tevens aangeven of de uitbraak ook zou zijn opgetreden indien de Tonto’s wel volledig aan de Richtlijn voldeden?
17. Heeft naar uw oordeel ZMC maatregelen nagelaten die de uitbraak van de NDM-5 bacterie zouden hebben kunnen voorkomen of die de aanwezigheid van die bacterie zouden kunnen hebben beëindigen? Zo ja, welke?
19. Is er een vergelijking mogelijk van de mate van besmetting van een riool met NDM bacteriën enerzijds in de situatie dat geen Tonto’s worden gebruikt en anderzijds dat die wel worden gebruikt en daarbij verstoppingen ontstaan?
20. Wat is de
best practicebij een overstroming van een riool in een ziekenhuis uit oogpunt van ziektepreventie? Bestaat er na uitvoering hiervan nog een verhoogd risico op besmetting met NDM-5 bacteriën?
21. Zijn er
best practicesbij overstroming van een riool in een ziekenhuis gericht op het voorkomen van herhaling en zo ja, wat houden deze in?