ECLI:NL:RBAMS:2023:5631

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
C/13/738004 / KG ZA 23-741
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bestuurders in kort geding met betrekking tot wanbeleid binnen vennootschappen

In deze zaak, die op 4 september 2023 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben eiseressen, bestaande uit vijf besloten vennootschappen, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, waaronder een bestuurder en een holding. De eiseressen vorderden onder andere de schorsing van de gedaagden als bestuurders van de vennootschappen, vanwege beschuldigingen van wanbeleid en malversaties. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 augustus 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij eiseressen stelden dat gedaagde 1 zich schuldig had gemaakt aan ernstige onregelmatigheden, waaronder ongeoorloofde contante opnames en het doorbelasten van privé-uitgaven aan de vennootschappen. Gedaagden voerden aan dat de beschuldigingen ongegrond waren en dat ook eiser 1 zich schuldig had gemaakt aan onregelmatigheden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, hoewel er aanwijzingen zijn voor onregelmatigheden aan de zijde van gedaagde 1, de gevraagde schorsing niet proportioneel is gezien de 50/50 aandelenverhouding en de mogelijke gevolgen voor de onderneming. De vorderingen van eiseressen zijn afgewezen, en de gedaagden zijn in het gelijk gesteld in hun verweer. De voorzieningenrechter heeft partijen geadviseerd om mediation te overwegen om de patstelling te doorbreken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/738004 / KG ZA 23-741 MLSK/MV
Vonnis in kort geding van 4 september 2023
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 4] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 5] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
eiseressen in conventie bij dagvaarding van 15 augustus 2023,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. B. Parmentier te Haarlem,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie
advocaten mr. M.M. Hoving en mr. K. Collée te Leiden.
Partijen zullen hierna ook [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , [eiser 4] , [eiser 5] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden genoemd.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 21 augustus 2023 hebben eiseressen de dagvaarding toegelicht. Gedaagden hebben mede aan de hand van een vooraf ingediende conclusie van antwoord verweer gevoerd. Ook hebben zij een vordering in reconventie ingesteld. Eiseressen hebben de vordering in reconventie bestreden.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
  • aan de zijde van eiseressen: de heer [naam] met mr. Parmentier;
  • aan de zijde van gedaagden: [gedaagde 1] met mr. Hoving en mr. Collée.
Na verder debat is vonnis bepaald op 4 september 2023.

2.De feiten

2.1.
[naam] (hierna [naam] ) is enig aandeelhouder en bestuurder van [eiser 1] . [gedaagde 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde 2] .
2.2.
[eiser 1] en [gedaagde 2] zijn ieder 50% aandeelhouder in [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] . [eiser 2] is 100% aandeelhouder in [eiser 5] .
2.3.
[eiser 5] exploiteert een taxicentrale in [vestigingsplaats 2] . [eiser 3] is eigenaar van het wagenpark van [eiser 5] . [eiser 4] is eigenaar van een perceel met opstallen.
2.4.
In [eiser 3] en [eiser 2] zijn [eiser 1] (lees [naam] ) en [gedaagde 2] (lees [gedaagde 1] ) steeds beiden bestuurders en gezamenlijk bevoegd. In [eiser 4] zijn beiden ook bestuurder, maar zelfstandig bevoegd. In [eiser 5] is [eiser 2] enig bestuurder. [naam] en [gedaagde 1] zijn dus steeds (indirect) bestuurders van de hier genoemde vennootschappen en zullen hierna mede in die hoedanigheid bedoeld worden.
2.5.
Op 13 juni 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam] en [gedaagde 1] . Naar aanleiding hiervan heeft [naam] op 16 juni 2023 een e-mail gestuurd naar [gedaagde 1] . In die e-mail staat – kort gezegd – dat [naam] een aantal zaken heeft ontdekt die niet deugen en dat hij daarvan enorm is geschrokken. Volgens de e-mail verwacht hij van [gedaagde 1] onder meer dat hij alle taken als bestuurder per omgaande neerlegt, dat hij geen gebruik meer maakt van de zakelijke bankrekeningen, dat hij de administratie van de vennootschappen aan [naam] afgeeft en dat hij ongeoorloofd overgemaakte bedragen zal terugstorten. Verder bevat de e-mail een opsomming van de onregelmatigheden die [naam] heeft aangetroffen. Het gaat dan onder meer om een groot aantal contante opnamen door [gedaagde 1] , malversaties die [gedaagde 1] zou hebben gepleegd met verbouwingskosten, het door [gedaagde 1] drijven van ondernemingen buiten medeweten van [naam] om, waarvoor kosten zijn betaald door de gemeenschappelijke vennootschappen en het door [gedaagde 1] aan zichzelf ten onrechte een extra management fee uitbetalen.
2.6.
Bij e-mail van 20 juni 2023 heeft [gedaagde 1] onder meer het volgende aan [naam] geschreven:

Ik zal overal aan meewerken en zeker niets achterhouden daar hoef je je geen zorgen over te maken. Ik zal mij dan ook houden aan de aanzeggingen die jij mij hebt opgelegd, in het vertrouwen dat jij alle handelingen als bestuurder in de werkmaatschappij [bedrijf 1] in ons beider belang goed zal uitvoeren. En ik ben altijd bereid een toelichting te geven waar nodig.(…)
2.7.
Nadien is nog uitgebreid per e-mail gecorrespondeerd tussen [naam] en [gedaagde 1] .
2.8.
Ook is tussen de advocaten van [naam] en [gedaagde 1] gecorrespondeerd. Bij brieven van 7 en 12 juli 2023 heeft de advocaat van [naam] (de advocaat van) [gedaagde 1] aangeschreven. Bij brief van 19 juli 2023 heeft de advocaat van [gedaagde 1] verweer gevoerd tegen de aantijgingen aan het adres van [gedaagde 1] en aangevoerd dat ook [naam] van onregelmatigheden kan worden beschuldigd. Ook is in de brief van 19 juli 2023 opgenomen dat aan de ‘schorsing’ van [gedaagde 1] geen formeel besluit ten grondslag lag, dat hij nooit heeft ingestemd met een schorsing en dat [gedaagde 1] zich enkel tijdelijk heeft teruggetrokken om de situatie niet verder te laten escaleren. Ook op 20 en 21 juli 2023 hebben de advocaten van partijen nog e-mails uitgewisseld.
2.9.
Ondanks pogingen daartoe is confraterneel overleg tussen advocaten en mediation tussen partijen niet van de grond gekomen.

3.Het geschil in conventie

3.1.
Eiseressen vorderen – kort gezegd – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagden per direct als bestuurder te schorsen en hen te veroordelen alle bestuurlijke en feitelijke taken bij [eiser 2] , [eiser 5] , [eiser 3] , [eiser 4] alsmede bij een drietal andere vennootschappen die behoren tot de groep neer te leggen en iedere handeling ten voordele of ten nadele ten behoeve van één van de ondernemingen te staken en gestaakt te houden, voor de duur van het onderzoek en de hierop volgende bodemprocedure;
II. Gedaagden het stemrecht van de aandelen van één van de ondernemingen te ontzeggen op alle aandelen gehouden in het kapitaal van één van de hiervoor genoemde ondernemingen, althans dit stemrecht te schorsen, althans hen te veroordelen het uitoefenen van het stemrecht na te laten, alsmede enig hieraan verbonden recht en iedere verdere handeling ten voordele of ten nadele ten behoeve van één van de ondernemingen als aandeelhouder te staken en gestaakt te houden, voor de duur van het onderzoek en de hierop volgende bodemprocedure;
III. aan de vorderingen onder I. en/of II. een dwangsom te verbinden ten gunste van [eiser 1] van € 25.000,- voor iedere tekortkoming en van € 10.000,- voor iedere dag dat die tekortkoming voortduurt;
IV. gedaagden te veroordelen mee te werken aan de noodzakelijke onderzoeken, waaronder het onderzoek van de accountant;
V. gedaagden te verbieden contact op te nemen met personeel en/of klanten en/of dienstverleners en/of eenieder die bij de ondernemingen zijn betrokken, voor de duur van het onderzoek en de hierop volgende bodemprocedure;
VI. aan de vorderingen onder IV. en/of V. een dwangsom te verbinden ten gunste van [eiser 1] van € 10.000,- voor iedere tekortkoming en van € 1.000,- voor iedere dag dat die tekortkoming voortduurt;
VII. gedaagden toegang te verbieden tot de kantoorruimtes alsmede tot de digitale systemen, waaronder bank- en boekhoudsystemen, voor de duur van het onderzoek en de hierop volgende bodemprocedure;
VIII. aan de vorderingen onder VII. een dwangsom te verbinden van € 7.500,- voor iedere tekortkoming en van € 750,- voor iedere dag dat die tekortkoming voortduurt;
IX. gedaagden hoofdelijk te veroordelen om bij wijze van voorschot een bedrag van € 100.000,- te betalen aan [eiser 1] ten behoeve van (a) € 30.000 aan [eiser 4] , (b) € 50.000 aan [eiser 3] , (c) € 15.000 aan [eiser 2] en (c) € 5.000 aan [eiser 5] ;
X. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
Eiseressen stellen hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende. [naam] en [gedaagde 1] zijn op vriendschappelijke basis en in goed vertrouwen een samenwerking aangegaan. [naam] hield zich met name bezig met de operationele zaken en [gedaagde 1] met de financiën en het beheer van het vastgoed. Onlangs is gebleken van zodanige wangedragingen van [gedaagde 1] dat het in het belang van de vennootschappen is dat hij wordt geschorst. [gedaagde 1] heeft de aantijgingen aan zijn adres niet kunnen weerleggen; zijn verweer bestaat er met name uit dat ook [naam] zich schuldig heeft gemaakt aan onregelmatigheden. [gedaagde 1] heeft zijn vrijwillige schorsing beëindigd en zijn aanwezigheid zorgt op dit moment voor grote onrust binnen de ondernemingen. Gezien de 50/50 verhouding is een patstelling ontstaan. De voorzieningenrechter dient dan ook op basis van de artikelen 2:8 en 2:9 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de schorsing uit te spreken. Het handelen van [gedaagde 1] is bovendien onrechtmatig jegens [naam] . De situatie is verder zo ernstig dat een onderzoek (door een accountant) moet worden uitgevoerd. Dit is een enorme klus: de accountant heeft allereerst de opdracht gekregen om de jaarrekeningen over 2021 en 2022 van [eiser 3] en [eiser 4] vast te stellen. De accountant is inmiddels met dit onderzoek begonnen en heeft al een aanzienlijke vragenlijst gestuurd naar de bestuurders.
3.3.
Eiseressen stellen verder dat [naam] er door toeval achter is gekomen dat de zaken binnen de onderneming niet op orde waren. Naar aanleiding van vragen van [naam] over verbouwingskosten ontdekte hij tot zijn verbazing dat [gedaagde 1] grote bedragen (in totaal meer dan € 160.000,-) contant heeft opgenomen. De boekhouder heeft aan [naam] toegegeven dat zij heeft meegewerkt aan de malversaties van [gedaagde 1] , onder meer door voor hem spookfacturen op te maken. Zij heeft verklaard dat zij de contante opnames “in het begin nog wel kon wegschrijven”, maar dat het uit de hand is gelopen. Verder onderzoek leerde [naam] dat extreme bedragen aan verbouwingskosten zijn “weggeboekt” (meer dan € 740.000,-), dat privékosten van [gedaagde 1] zijn doorbelast aan [eiser 3] en [eiser 4] , dat [gedaagde 1] zich een bus heeft toegeëigend die wordt geleased door [eiser 5] en dat [gedaagde 1] zich een extra management fee heeft toegekend. [naam] beschikt over tal van bewijsmiddelen van de door [gedaagde 1] gepleegde malversaties. [gedaagde 1] heeft een rekening die moest worden betaald door een van zijn eigen vennootschappen ( [bedrijf 2] ) door [eiser 5] laten betalen. Renovatiefacturen voor zijn eigen woning heeft [gedaagde 1] laten betalen door [eiser 4] . [gedaagde 2] (de holding van [gedaagde 1] ) heeft voor een bedrag van meer dan € 30.000,- facturen gestuurd naar [eiser 4] , terwijl niet duidelijk is waar die facturen betrekking op hebben. [eiser 4] heeft facturen betaald die zien op een eigen pand van [gedaagde 1] te Amsterdam. Op facturen die zijn geadresseerd aan [gedaagde 2] is handmatig de naam veranderd in [eiser 2] . Aan [eiser 4] en [eiser 3] zijn “commissiefacturen” gericht ter hoogte van bijna € 60.000,-, die kennelijk zien op verbouwingen waarmee [eiser 4] en [eiser 3] niets te maken hebben. [gedaagde 1] exploiteert verder (zonder dat [naam] hiervan op de hoogte was) een eenmanszaak onder de naam Allround Aannemers, en ook voor die eenmanszaak zijn tal van facturen betaald door [eiser 3] . Een medewerker van Allround Aannemers heeft aankopen gedaan met de bankpas van [eiser 4] . De eerste bevindingen van de door [naam] ingeschakelde accountant komen erop neer dat in 2021 en 2022 bij [eiser 4] en [eiser 3] voor een bedrag van € 384.050,- aan investeringen en kosten is geboekt, zonder dat duidelijk is waar dit op is gebaseerd. Ook heeft de accountant vastgesteld dat aan [gedaagde 1] hogere management fees zijn uitbetaald dan aan [naam] . [naam] heeft voorts ontdekt dat [gedaagde 1] , zonder dat [naam] dit wist, beschikt over een creditcard op naam van [eiser 5] . Met die kaart is voor meer dan € 11.000,- aan privéuitgaven voor [gedaagde 1] gedaan. Tot slot hebben eiseressen als nagekomen productie een overzicht in het geding gebracht van een viertal auto’s die op naam staan van [eiser 5] en [eiser 3] en die zijn “verdwenen”. Volgens [naam] zijn die auto’s in gebruik bij een aannemer die [gedaagde 1] heeft ingezet voor privéwerkzaamheden en bij de vrouw van een vriend van [gedaagde 1] .
3.4. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben – samengevat weergegeven – het verweer gevoerd dat de financiën altijd in onderling overleg tussen [naam] en [gedaagde 1] zijn geregeld. In juni 2023 is [gedaagde 1] beschuldigd van malversaties en zijn de verhoudingen verstoord geraakt. In plaats van met elkaar in gesprek te gaan, wenste [naam] [gedaagde 1] eenzijdig te schorsen. Teneinde escalaties op de werkvloer te voorkomen is [gedaagde 1] enige tijd tegemoetgekomen aan de wens van [naam] om niet op de werkvloer te verschijnen. Sindsdien stelt [naam] zich op als enig bestuurder, neemt allerlei beslissingen zonder overleg met [gedaagde 1] en heeft hij de toegang van [gedaagde 1] tot (IT)systemen geblokkeerd. Ook aan het adres van [naam] kunnen verwijten worden gemaakt. Het is regelmatig voorgekomen dat contanten die chauffeurs tijdens hun ritten ontvangen door [naam] uit de kluis worden meegenomen. Onduidelijk is waar die contanten zijn gebleven. Ook [naam] heeft zich er schuldig aan gemaakt dat privéuitgaven door de vennootschappen werden betaald en dat hij contante opnames heeft gedaan waarvoor geen verantwoording is afgelegd. Uit bankafschriften volgt dat hij aanzienlijke bedragen (in totaal € 205.000,-) aan [eiser 2] en [eiser 3] heeft onttrokken. Verder staat de vriendin van [naam] op de loonlijst van een van de gemeenschappelijke vennootschappen en ontvangt zij maandelijks loon en onregelmatigheidstoeslagen zonder dat zij hiervoor werkzaamheden verricht, sterker nog, zij is nog nooit op de zaak gezien. [naam] weigert hiervoor een verklaring te geven. Er zijn klachten binnengekomen van klanten en opzeggingen door personeel als gevolg van het handelen van [naam] . Er wordt onder zijn leiding personeel ingehuurd dat niet beschikt over de vereiste papieren.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] vorderen een (onafhankelijk) bestuurder te benoemen in de vennootschappen en [eiser 1] als bestuurder te schorsen voor een door de voorzieningenrechter te bepalen duur, met veroordeling van eiseressen in de kosten van dit geding.
4.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] stellen hiertoe dat de slechtst denkbare uitkomst van de procedure is dat [naam] de vrije hand krijgt binnen de onderneming. [naam] is niet in staat deze taak uit te voeren, maakt zich schuldig aan verduistering en er bestaat gegronde vrees dat de vennootschappen en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verder benadeeld worden. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben de vordering onderbouwd met hetgeen hiervoor in conventie al is genoemd, waaronder de onttrokken (kas)gelden door [naam] en de loonbetalingen aan de vriendin van [naam] zonder dat daar werkzaamheden tegenover staan.
4.3.
De gedaagden in reconventie voeren verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Artikel 2:9 BW bepaalt dat elke bestuurder tegenover de rechtspersoon gehouden is tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. Het daaraan voorafgaande artikel, 2:8 BW, bepaalt dat een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, zich jegens elkaar moeten gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd.
5.2.
In de thans voorliggende casus gaat het om twee bestuurders, [naam] en [gedaagde 1] , die via [eiser 1] en [gedaagde 2] beiden als bestuurder zijn benoemd bij de betrokken vennootschappen en (indirect) 50% van de aandelen houden in die vennootschappen (hierna ook: de onderneming). Behalve bij [eiser 4] zijn de bestuurders steeds gezamenlijk bevoegd de vennootschappen te vertegenwoordigen.
5.3.
Volgens [naam] heeft [gedaagde 1] zijn taken niet behoorlijk vervuld wat volgens [naam] moet leiden tot een schorsing van [gedaagde 1] als bestuurder voor de duur van het onderzoek. De vraag die als eerste aan de orde komt, is of er voldoende grond is om [gedaagde 1] te schorsen als bestuurder. Een bestuurder kan worden geschorst als er een zwaarwegende reden is die meebrengt dat van de vennootschap in redelijkheid niet kan worden gevergd dat de bestuurder nog langer zijn taken uitoefent. Een schorsing betekent dat bevoegdheden – die zijn verkregen omdat iemand rechtsgeldig is benoemd – worden ontnomen. Dat is naar zijn aard een zware maatregel wat betekent dat daarvoor voldoende omstandigheden aanwezig moeten zijn, die bovendien in voldoende mate moeten vaststaan, en waarbij ook het belang van de geschorste persoon moet worden meegewogen.
5.4.
In het kader van de vraag of sprake is van een zwaarwegende reden voor schorsing hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 1] terecht aangevoerd dat schorsing (en toewijzing van de overige vorderingen) neerkomt op het geheel blokkeren van iedere actieve betrokkenheid van [gedaagde 1] bij de onderneming. Dit betekent bovendien dat [naam] als enige overblijvende bestuurder een vrijbrief krijgt te doen wat hij van belang acht voor de onderneming. Dat kan ook in het belang van [gedaagde 1] zijn, maar noodzakelijk is dat niet: verschil van visie en inzicht kan leiden tot verschillende besluiten en tot welke resultaten deze besluiten leiden voor de onderneming is per definitie niet te voorzien. Dit houdt voor [gedaagde 1] dus ook in een reële dreiging dat hij op termijn de onderneming (en zijn inkomen) kwijtraakt, omdat de besluiten van [naam] niet succesvol blijken zonder dat [gedaagde 1] daar invloed op heeft kunnen uitoefenen. Van belang hierbij is dat partijen in 2017 zijn gaan samenwerken in wat aanvankelijk de onderneming van [gedaagde 1] was. In 2017 was de aandelenverhouding 90/10 (90% van de aandelen waren van [gedaagde 1] , 10% van [naam] ). In 2018/2019 is de aandelenverhouding gewijzigd in 50/50 omdat [gedaagde 1] (zo heeft hij ter zitting verklaard) graag wilde dat beide partijen gelijk zouden zijn. De koopprijs die was overeengekomen voor het aandelenbelang van 40% (€ 25.000,-) is [eiser 1] schuldig gebleven aan [gedaagde 2] .
5.5.
[naam] kan worden toegegeven dat hij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde 1] zich schuldig heeft gemaakt aan onregelmatigheden binnen de onderneming. De bewijzen hiervan heeft [naam] in het geding gebracht. [gedaagde 1] heeft een aantal van de aantijgingen gedeeltelijk weersproken. Zo heeft hij over de contante opnames aangevoerd dat die ten goede kwamen aan de verbouwing van het onroerend goed van de onderneming (en dus kunnen worden verantwoord), dat [naam] hiervan op de hoogte was en dat [naam] meer dan eens de aannemer ook zelf in contanten heeft betaald. Over de bouwkosten heeft [gedaagde 1] aangevoerd dat het kan zijn dat die door een vennootschap zijn voldaan die op dat moment over liquide middelen beschikte, dat doorbelasting daarvan aan de juiste vennootschap nog moet plaatsvinden en dat ook dit altijd is gebeurd met medeweten van [naam] . Verder heeft [gedaagde 1] aangevoerd dat mogelijk abusievelijk verbouwingskosten met betrekking tot een woning van [gedaagde 1] in rekening zijn gebracht bij de onderneming, maar dat dit ook geldt voor [naam] (voor verbouwingskosten met betrekking tot zijn woning), dat dit fiscaal niet hoort, maar dat dit nog gecorrigeerd zal worden. Van bepaalde verbouwingskosten heeft [gedaagde 1] aannemelijk gemaakt dat die zagen op het onroerend goed van de onderneming. Over de toe-eigening van de bus heeft [gedaagde 1] aangevoerd dat die bus niet werd gebruikt en dat [naam] hem meermalen heeft aangegeven ervan af te willen. De verbouwingskosten van de bus zijn voldaan door [eiser 3] omdat het leasecontract nog niet was overgegaan maar dit zal worden gecorrigeerd zodra dat contract is overgegaan. Dat wat [naam] minder heeft uitbetaald gekregen aan management fees is in rekening-courant geboekt. Dit alles aldus [gedaagde 1] .
5.6.
Hoe een en ander precies zit, kan in dit kort geding, dat zich niet leent voor een nader onderzoek naar de feiten, niet worden vastgesteld. Maar ook als ten aanzien van een aantal gestelde onregelmatigheden uitgegaan moet worden dat het om handelingen van [gedaagde 1] gaat die niet in het belang van de onderneming zijn geweest, rechtvaardigt dit naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter echter geen schorsing van [gedaagde 1] in de gegeven omstandigheden. Met een 50/50 aandelen belang, één overblijvende bestuurder en zonder maatregelen die ervoor zorgen dat met het belang van [gedaagde 1] niet uit het oog wordt verloren, is de schorsing zoals verzocht niet proportioneel. De voorzieningenrechter weegt hierbij mee dat ook [naam] een verwijt kan worden gemaakt: niet betwist is dat zijn vriendin al geruime tijd op de loonlijst van een van de vennootschappen staat en maandelijks loon krijgt uitbetaald, zonder dat zij daarvoor werkzaamheden verricht. Dit is kennelijk gedaan om buitenstaanders de indruk te geven dat er werknemers actief waren (terwijl dat niet het geval was) en zou een goedkope manier zijn om midden uit de onderneming te halen, zo begrijpt de voorzieningenrechter. Kennelijk nam dus ook [naam] (weliswaar mogelijk minder dan [gedaagde 1] ) het niet zo nauw met de regels. Dat [naam] ter zitting heeft gereageerd met de stelling dat dit vaker gebeurt en dat deze constructie bij beide bestuurders bekend was, helpt hem niet. Mensen op een loonlijst hebben en loon uitbetalen zonder dat daar werkzaamheden tegenover staan en onderwijl de indruk wekken dat er wel werkzaamheden plaatsvinden is en blijft fout. Dat beide bestuurders dat weten, maakt het niet minder fout. Tot slot is in dit kader van belang dat niet is weersproken dat een schorsing van [gedaagde 1] het probleem voor de onderneming kan opleveren dat de touringcars niet meer de weg op mogen omdat de vergunningen op zijn naam staan.
5.7.
Uit het voorgaande volgt dat vordering I. (schorsen als bestuurder) wordt afgewezen. Voor vordering II. (het schorsen van het stemrecht op de aandelen) geldt hetzelfde, daar zijn geen andere omstandigheden aan ten grondslag gelegd die tot een ander oordeel kunnen leiden. Vordering IV. (het meewerken aan “noodzakelijke onderzoeken”) is te onbepaald om te kunnen worden toegewezen. Niet duidelijk is wat de noodzakelijke onderzoeken zijn. [naam] heeft evenmin duidelijk gemaakt hoe de opdracht precies luidt die hij enige tijd geleden aan de accountant heeft verstrekt. Bovendien heeft [gedaagde 1] ter zitting toegezegd dat hij zijn medewerking wil verlenen aan de onderzoeken en de vragenlijst die hij onlangs van de accountant heeft ontvangen zal beantwoorden. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat hij zich aan deze toezegging zal houden nu dat in het belang is van de onderneming. Toewijzing van vordering V. (contactverbod met klanten en personeel) is niet aan de orde nu de vordering tot schorsing niet wordt toegewezen. Hetzelfde geldt voor Vordering VII (toegangsverbod tot kantoorruimtes en digitale systemen). Gegeven deze uitkomst zullen de dwangsomvorderingen (III. en VI.) eveneens worden afgewezen.
5.8.
Over vordering IX. (voorschotbetaling van € 100.000,-) wordt allereerst overwogen dat een dergelijke betaling niet (zoals gevorderd) kan worden toegewezen ten gunste van [eiser 1] . Mocht sprake zijn van onrechtmatige onttrekkingen door [gedaagde 1] aan de verschillende vennootschappen dan dienen de desbetreffende bedragen aan de betreffende vennootschap te worden terugbetaald. Daarnaast hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] er terecht op gewezen dat aan toewijzing van een geldvordering in kort geding hoge eisen worden gesteld en dat daaraan niet is voldaan. Eiseressen hebben niets aangevoerd over (bijvoorbeeld) het spoedeisend belang bij toewijzing van deze vordering.
5.9.
Dit leidt tot de conclusie dat alle vorderingen van eiseressen worden afgewezen. Bij deze stand van zaken hoeft het verweer van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dat [naam] niet bevoegd is om namens [eiser 2] , [eiser 3] , [eiser 4] en [eiser 5] de opdracht te verstrekken aan zijn advocaat om dit kort geding aanhangig te maken, geen bespreking.
5.10.
Eiseressen zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op:
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 3.916,00

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
In reconventie is gevorderd een onafhankelijk bestuurder te benoemen. In een kort geding wordt een dergelijke vordering alleen bij hoge uitzondering toegewezen. Van bijzondere omstandigheden die dat noodzakelijk maken is niet gebleken. Dat een onafhankelijk bestuurder in het belang kan zijn van de onderneming wil de voorzieningenrechter nog wel aannemen. Maar anders dan de Ondernemingskamer beschikt de voorzieningenrechter niet over een lijst van personen die als bestuurder zouden kunnen fungeren en ook partijen hebben geen voorstel gedaan op welke wijze deze onafhankelijk bestuurder gevonden zou moeten worden. Benoeming brengt bovendien aanzienlijke kosten met zich mee en er bestaat onvoldoende zicht op of de onderneming die kosten kan dragen.
6.2.
Schorsing van [eiser 1] ( [naam] ) als bestuurder is niet aan de orde om dezelfde redenen als waarom schorsing van [gedaagde 1] niet aan de orde is. Verwezen wordt naar hetgeen hierover is overwogen in conventie.
6.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. In verband met de samenhang met het geding in conventie worden de kosten aan de zijde van eiseressen begroot op de helft van de kosten salaris advocaat (€ 539,50).

7.Afronding (mediation)

De voorzieningenrechter realiseert zich dat nu alle vorderingen over en weer worden afgewezen de patstelling tussen partijen blijft bestaan. Hij heeft daarom ter zitting reeds het dringende advies gegeven een mediator in te schakelen. Partijen zullen immers (voorlopig) met elkaar door moeten. In het belang van de onderneming en de werknemers kunnen onder leiding van een mediator op korte termijn noodzakelijke afspraken worden gemaakt over de verdeling van taken en bevoegdheden in de komende tijd en over de manier waarop het onderzoek (of de onderzoeken) naar tevredenheid van beide partijen kan/kunnen worden ingericht en afgerond. Ook kunnen afspraken worden gemaakt over hoe in de toekomst de administratie van de onderneming deugdelijk wordt gevoerd. Een en ander is in het belang van alle betrokkenen.

8.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
8.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
8.2.
veroordeelt [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , [eiser 4] , [eiser 5] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot op heden begroot op € 3.916,00,
8.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
8.4.
weigert de gevraagde voorzieningen,
8.5.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , [eiser 4] , [eiser 5] tot op heden begroot op € 539,50,
8.6.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.S. Kalff, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2023. [1]

Voetnoten

1.type: MV