ECLI:NL:RBAMS:2023:5736

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
13/168698-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Polen met betrekking tot vrijheidsstraffen

Op 12 september 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy in Kielce op 19 december 2019, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van in totaal vier jaar en vijf maanden. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 29 augustus 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft en dat zijn persoonsgegevens correct zijn. De verdediging heeft aangevoerd dat de overlevering voor het tweede vonnis moet worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de inhoudelijke behandeling die tot dat vonnis heeft geleid. De officier van justitie heeft echter betoogd dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet niet van toepassing is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de weigeringsgrond niet van toepassing is op het eerste vonnis, maar wel op het tweede vonnis, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de behandeling van dat vonnis.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van dubbele strafbaarheid. De opgeëiste persoon is beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder mishandeling en ontuchtige handelingen met minderjarigen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan en heeft de overlevering toegestaan. De uitspraak is gedaan door mr. R. Godthelp, voorzitter, en mrs. L. Sanders en M. Westerman, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. R.R. Eijsten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/168698-23
Datum uitspraak: 12 september 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 11 juli 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 december 2019 door
Sąd Okręgowy in Kielce(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1997,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 29 augustus 2023, in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, waarnemend voor
mr. L. de Leon, beiden advocaat in Utrecht, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt:
I. vonnis van
Sąd Rejonowyin Kielce van 14 juni 2017 (referentie: IXK 72/17);
II. vonnis van
Sąd Rejonowyin Kielce van 28 juni 2018 (referentie: IXK 1532/17).
Bij vonnis I is aan de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en zes maanden opgelegd en van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar en vijftien dagen.
Bij vonnis II is aan de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaar opgelegd, die hij volgens het EAB nog volledig moet ondergaan.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de hiervoor genoemde vrijheidsstraffen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
De vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering voor vonnis II moet worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet bij de inhoudelijke behandeling aanwezig was die tot dat vonnis heeft geleid. Van een uitreiking van de dagvaarding in persoon was ook geen sprake. Al met al heeft de opgeëiste persoon in deze procedure zijn verdedigingsrechten niet kunnen uitoefenen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat art. 12 OLW ten aanzien van beide vonnissen niet van toepassing is en de overlevering kan worden toegestaan.
Oordeel van de rechtbank
Vonnis I
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is op vonnis I. In het EAB is vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot dit vonnis heeft geleid.
Vonnis II
In het EAB is vermeld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot vonnis II heeft geleid. Verder is in het EAB onder meer het volgende vermeld:
“the person was summoned in person om 29 May 2018 and thereby informed of
the scheduled date and place of the trial which resulted in the decision and was informed that a decision may be handed down if he or she does not appear for the trial.”
Gelet op deze informatie is de situatie als bedoeld in artikel 12, onder a (eerste alternatief), van de OLW van toepassing. Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW dus evenmin van toepassing op vonnis II.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in onderdeel E van het EAB het volgende lijstfeit aangekruist:
A crime against sexual freedom and decency to the detriment of the minor.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten, die onder dit lijstfeit vallen, in beginsel achterwege zou moeten blijven. De in het Poolse EAB opgenomen bewoordingen van het lijstfeit komen echter niet overeen met de bewoordingen van het lijstfeit zoals die volgen uit de bijlage bij het Kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (2002/584/JBZ) en die in de bijlage bij de OLW zo zijn overgenomen. Daarom zal de rechtbank toch ten aanzien van alle feiten de dubbele strafbaarheid toetsen. Overlevering kan in zo’n geval worden toegestaan, wanneer voldaan is aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
  • mishandeling;
  • bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
  • opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
  • met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
  • met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

5.Artikel 11 OLW

De raadsman heeft naar voren gebracht dat er zorgen bestaan over de detentieomstandigheden in Polen. Daarbij heeft hij in algemene zin verwezen naar:
  • een rapport van
  • een rapport van
De raadsman vindt dat de overlevering niet kan worden toegestaan gelet op artikel 11 OLW.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat het verweer van de raadsman niet slaagt. De rechtbank beschikt niet over objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden in Polen, waaruit volgt dat sprake is van een algemeen risico op gevaar voor een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden in Poolse detentie. De door de raadsman overgelegde stukken bevatten dergelijke gegevens niet. De rechtbank is hier ook ambtshalve niet mee bekend. Dit betekent dat geen algemeen gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in Polen kan worden vastgesteld, waardoor de rechtbank ook niet toekomt aan de vraag of een dergelijk gevaar concreet voor de opgeëiste persoon geldt.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 245, 247, 282, 285 en 300 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7, OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Sąd Okręgowy in Kielce(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R. Godthelp, voorzitter,
mrs. L. Sanders en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 12 september 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.