Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Beoordeling
2.Beslissing
[Opgeëiste persoon]voor de feiten zoals vermeld in het verzoek.
Rechtbank Amsterdam
Op 10 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam, in de internationale rechtshulpkamer, een beslissing genomen op een verzoek om toestemming voor uitbreiding van de vervolging. Dit verzoek was ingediend door de Deputy Head of the 3rd Criminal Division of the Circuit Law Court in Świdnica, Polen, op 28 februari 2019. Het betrof een overgeleverde persoon, geboren in 1994 in Polen, die gedetineerd is in Polen. De rechtbank heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder artikel 14 van de Overleveringswet (OLW) en het Kaderbesluit 2002/584/JBZ.
De rechtbank constateerde dat het verzoek de noodzakelijke gegevens bevatte zoals voorgeschreven in de wet. Echter, de uitvaardigende justitiële autoriteit had meegedeeld dat er geen nationaal arrestatiebevel ten grondslag lag aan het verzoek. Dit was een cruciaal punt, aangezien de rechtbank oordeelde dat een nationale rechterlijke beslissing vereist is voor een verzoek om aanvullende toestemming. De rechtbank benadrukte dat de enkele uitvaardiging van een dergelijke beslissing niet in strijd is met het specialiteitsbeginsel, maar dat de daadwerkelijke uitvoering daarvan dat wel kan zijn.
Gezien het ontbreken van een nationaal aanhoudingsbevel, heeft de rechtbank besloten het verzoek af te wijzen. De beslissing werd genomen door voorzitter mr. P. van Kesteren, samen met mrs. M. van Mourik en Ch.A. van Dijk, in aanwezigheid van griffier mr. V.D. Reinders.