ECLI:NL:RBAMS:2023:5909

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
13/140002-23 en 13/102685-21 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het bezit van een grote hoeveelheid hennep en hasj met onrechtmatige staandehouding

Op 22 september 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een 59-jarige man veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en 120 uur taakstraf. De man was op 7 juni 2023 in Amsterdam betrapt met circa 200 kilo hennep en hasj. De rechtbank oordeelde dat de staandehouding van de verdachte onrechtmatig was, maar dat er later voldoende bewijs was verzameld om de doorzoeking van het pand te rechtvaardigen. De verdachte had wetenschap van de aanwezigheid van de drugs en beschikte over de sleutels van het pand waar de drugs werden aangetroffen. De rechtbank weegt de ernst van het feit zwaar, gezien de grote hoeveelheid drugs en de impact op de volksgezondheid. De verdachte had eerder ook al veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank besloot tot een deels voorwaardelijke straf om de verdachte de kans te geven zijn leven te beteren, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn alcoholverslaving. De rechtbank gelastte ook de verbeurdverklaring van de in beslag genomen voorwerpen, waaronder de drugs en apparatuur die gebruikt zijn voor de drugshandel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer:13/140002-23 (Promis)
Parketnummer vordering tul: 13/102685-21
Datum uitspraak: 22 september 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1964 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. J.P. Hopman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.I. Witlox, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 7 juni 2023 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben, van ongeveer 184 kilogram hasjiesj en 16 kilogram hennep.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezen.
De officier van justitie vindt dat de tweede staandehouding een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) oplevert. Gelet op de geringe ernst van het verzuim en het feit dat verdachte als gevolg daarvan geen nadeel heeft ondervonden, moet worden volstaan met het constateren van het vormverzuim zonder daar enig rechtsgevolg aan te verbinden.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman primair aangevoerd dat verdachte onrechtmatig is staande gehouden. Omdat deze staandehouding tot het binnentreden en doorzoeken van het pand heeft geleid – en het aantreffen van de softdrugs een rechtstreeks gevolg van dat vormverzuim is – moet het gevonden materiaal worden uitgesloten van het bewijs.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte noch wetenschap had van noch beschikkingsmacht had over de aangetroffen softdrugs.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Onherstelbaar vormverzuim
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 7 juni 2023 wordt verdachte omstreeks 12:57 uur staande gehouden nadat hij tweemaal door rood licht rijdt. Verdachte zegt tegen de verbalisanten dat hij op weg is naar zijn neef, de zoon van zijn broer die in het ziekenhuis ligt. De verbalisanten herkennen verdachte ambtshalve in verband met overtreding van de Opiumwet en vragen of ze in zijn rugzak mogen kijken. In de rugzak bevinden zich nauwelijks spullen. Vanwege zijn zenuwachtige gedrag besluiten de verbalisanten verdachte, nadat zij hem een waarschuwing hebben gegeven, te (laten) volgen. De verbalisanten zien dat verdachte zijn fiets parkeert op de Nieuwmarkt en de Koestraat inloopt. De fiets van verdachte wordt in het zicht gehouden. Een andere verbalisant ziet verdachte even later ziet wegfietsen met een bol staande rugzak en de verbalisant vermoedt dat daar iets in zit. Nadat verdachte zijn fiets heeft geparkeerd en een sleutel in het slot van het pand gelegen aan de [adres] ziet steken, wordt hij omstreeks 14:30 uur opnieuw staande gehouden. Uit het verhandelde ter zitting begrijpt de rechtbank dat de officier van justitie en de raadsman dit moment – waarop verbalisant verdachte ook de cautie geeft – beschouwen als de tweede en tevens onrechtmatige staandehouding.
De rechtbank is van oordeel dat het gegeven dat verdachte, met antecedenten op het gebied van de Opiumwet, zich met een mogelijk gevulde rugzak met een sleutel voor een pand gelegen aan de [adres] bevond, onvoldoende is om een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit aan te kunnen nemen. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank daarom van oordeel dat verdachte onrechtmatig is staande gehouden. Aldus is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek.
Op grond van het bepaalde in artikel 359a Sv kan de rechtbank aan het geconstateerde vormverzuim een rechtsgevolg verbinden. De rechtbank kan ook volstaan met enkel het constateren van het vormverzuim. Bij de beoordeling dient de rechtbank het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim, en het als gevolg daarvan door verdachte ondervonden nadeel in acht te nemen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdediging onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat verdachte als gevolg van dit vormverzuim enig nadeel heeft ondervonden, anders dan dat verdachte korte tijd in zijn persoonlijke levenssfeer is aangetast. De rechtbank zal daarom volstaan met de enkele constatering van het vormverzuim.
De rechtbank is van oordeel dat na de staandehouding alsnog een redelijk vermoeden van schuld is ontstaan, op grond waarvan het pand aan de [adres] mocht worden betreden en doorzocht. De rechtbank legt dat hieronder uit.
Nadat verdachte voor de tweede keer is staande gehouden, zegt hij tegen de verbalisant dat hij bij het pand aan de [adres] is om een kennis te bezoeken die daar woont. Kort daarna zegt hij dat in het pand niemand woonachtig is en dat hij enkel zijn fiets in het pand wilde stallen. Door de verbalisant is vlak daarvoor echter waargenomen dat verdachte zijn fiets aan de overkant van de straat heeft geparkeerd en op slot heeft gezet. De verbalisant neemt waar dat verdachte droge lippen en trillende handen heeft. Vervolgens groet verdachte een omstander met de woorden “hey buurman” en krijgt de verbalisant van een collega te horen dat er niemand op het adres de [adres] staat inschreven.
Naar aanleiding van deze bevindingen wordt aan de verbalisant een machtiging tot binnentreden verleend. De sleutels aan de sleutelbos die verdachte desgevraagd overhandigt aan de verbalisant, blijken niet de juiste te zijn. Wanneer de verbalisant vraagt om de sleutel die verdachte eerder in het slot heeft gestoken, ontkent verdachte dit te hebben gedaan. De verbalisant vindt vervolgens, op de plek waar verdachte even heeft gestaan, tussen de gevel en het elektriciteitskastje een losse sleutel die past op de voordeur van het pand. De rechtbank is van oordeel dat de verbalisanten op grond van deze omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld konden aannemen dat in het pand een overtreding van de Opiumwet plaats vond. De verbalisanten waren dus op grond van artikel 9 van de Opiumwet bevoegd tot het binnentreden van het pand.
Bij binnentreden van het pand wordt naar aanleiding van de geconstateerde wietlucht en het zien van zakken wiet en blokken hasj een machtiging tot doorzoeking van het pand verleend. Hierbij wordt ongeveer 200 kilo hasjiesj en hennep aangetroffen. Dit materiaal is, gelet op het voorgaande, niet op onrechtmatige wijze verkregen en mag dan ook voor het bewijs worden gebruikt.
4.3.2.
Wetenschap en beschikkingsmacht
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de aangetroffen middelen opzettelijk aanwezig heeft gehad in de zin van artikel 3 onder C van de Opiumwet. Daarvoor is vereist dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de softdrugs én dat verdachte daarover de beschikkingsmacht had.
De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Verdachte is aangetroffen bij de loods. Verdachte beschikte zowel over de sleutel van de loods als over de sleutel van de deur die toegang gaf tot de ruimte waar de drugs zijn gevonden. Een getuige heeft verklaard dat zij verdachte de afgelopen 4-5 jaar regelmatig bij de loods heeft gezien en dat hij haar groet met “hey Buuf”. Een andere getuige heeft verklaard dat verdachte meerdere keren per week, soms zelfs meerdere keren per dag, het pand binnengaat. De getuigen wonen in de directe omgeving van het pand. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat er twee jaar geleden hasjiesj heeft gelegen in het pand en dat hij de hasjiesj naar coffeeshops bracht. Gelet op al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte wetenschap en beschikkingsmacht over de aangetroffen drugs had.
De rechtbank vindt, gelet op het voorgaande, de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat er drugs in het pand lagen en dat hij enkel in het pand is geweest om zijn jas te zoeken ongeloofwaardig.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat - bewezen dat verdachte op 7 juni 2023 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres] ongeveer 200 kilogram hennep en/of hasjiesj, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Aan het voorwaardelijk strafdeel moeten de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om – in het geval de rechtbank tot een strafoplegging komt – te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en daarbij een voorwaardelijk strafdeel met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen. Dat verdachte niet volledig verantwoordelijk kan worden gehouden voor de aangetroffen hoeveelheid softdrugs, er waren volgens de getuigenverklaringen immers ook anderen bij betrokken, is volgens de raadsman reden om van de vastgestelde oriëntatiepunten af te wijken. Daarnaast moet verdachte worden beloond voor het door hem gevolgde afkicktraject en het daaropvolgende nazorgtraject.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van ruim 200 kilogram hennep en hasjiesj. Gelet op deze hoeveelheid en gezien de omstandigheden waaronder de softdrugs zijn aangetroffen, kan het niet anders zijn dan dat hetgeen is aangetroffen voor de drugshandel bestemd was. De verspreiding van drugs vormt een gevaar voor de volksgezondheid. De handel in verdovende middelen is bovendien ontwrichtend voor de samenleving. Het leidt vaak tot overlast. Van drugshandel gaat in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit, waardoor het onderlinge vertrouwen binnen de samenleving wordt aangetast en daarmee de rechtsstaat wordt ondermijnd. Met zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan deze ongewenste effecten.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 25 juli 2023. Hieruit blijkt dat verdachte tweemaal eerder is veroordeeld voor het overtreden van de Opiumwet.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Inforsa van
25 augustus 2023, opgemaakt door S.I. Niehe, reclasseringswerker. Dit rapport houdt
– zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Aan de laatste veroordeling van verdachte lag zijn financiële situatie ten grondslag. Verdachte was destijds bekend met het gebruik van alcohol. Bij veroordeling kan gesproken worden van een delictpatroon. Het ontbreken van dagbesteding en financiën kunnen als criminogene factoren worden aangemerkt. Daarnaast is er sprake van problematiek op het gebied van middelengebruik, al dan niet in remissie. Verdachte is bekend met alcoholafhankelijkheid. Hiervoor is hij recentelijk klinisch opgenomen en is hij aangemeld voor een nazorgtraject bij Castle Craig in Amsterdam. De reclassering vindt het van belang dat verdachte zijn herstelproces en het opbouwen van zijn leven zonder alcoholgebruik voortzet. Een behandeling kan voorzien in nader onderzoek naar zijn psychosociale functioneren en vervolgbehandeling, waaronder terugvalpreventie. Verdachte komt gemotiveerd over voor behandeling. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Verdachte heeft niet eerder hulp in een drangkader opgelegd gekregen. Alles overwegende adviseert de reclassering bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, meewerken aan middelencontrole, dagbesteding en inzage in financiën dan wel meewerken aan schuldhulpverlening.
De rechtbank heeft oog voor de positieve ontwikkeling die verdachte lijkt door te maken. Verdachte heeft op vrijwillige basis hulp gezocht bij zijn alcoholverslaving en hij lijkt gemotiveerd te zijn deze ontwikkeling voort te zetten. Toch heeft deze omstandigheid verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw met ernstige criminele activiteiten in te laten. De rechtbank betreurt dat verdachte over onderhavig feit geen openheid van zaken heeft willen geven. Ter zitting heeft verdachte geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen. Hierdoor blijft onduidelijk wat verdachte met de drugs van plan was en voor die de drugs bestemd waren.
De op te leggen straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur daarvan heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze gaan voor het aanwezig hebben van softdrugs van 25 tot 250 kilogram uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. Daarbij is geen rekening gehouden met recidive.
De rechtbank ziet in beginsel geen aanleiding om van de genoemde oriëntatiepunten af te wijken en zal aan verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden opleggen. Wel vindt de rechtbank het wenselijk om een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen, zodat aan verdachte de bijzondere voorwaarden conform het reclasseringsadvies kunnen worden opgelegd en verdachte verder kan werken aan zijn herstel van zijn alcoholverslaving. De rechtbank zal, mede gelet op het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet, tevens een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen, zodat verdachte ook op die manier wordt geconfronteerd met de gevolgen van zijn handelen.
Gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de geadviseerde bijzondere voorwaarden, in combinatie met een taakstraf van 120 uren, passend en geboden.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen inbeslaggenomen en niet teruggegeven:
Verdovende middelen (nr. 1 t/m 159, 166, 167, 175)
Sealapparaten (nr. 160 t/m 165)
Computer (nr. 168)
Messen (nr. 169, 170)
Kluizen (nr. 171, 172)
Weegschaal (nr. 173)
Geldtelmachine (nr. 174)
De beslaglijst van 8 augustus 2023 is als
bijlage IIIaan dit vonnis gehecht.
Beoordeling rechtbank
De verdovende middelen (nummers 1 tot en met 159, 166, 167 en 175 op de beslaglijst) worden onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn bestemd tot het begaan van het bewezen geachte en zijn van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Deze voorwerpen kunnen bovendien dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
De sealapparaten, messen, weegschaal en geldtelmachine (nummers 160 tot en met 165, 169, 170, 173 en 174 op de beslaglijst) worden verbeurdverklaard. Deze voorwerpen zijn tot het begaan van soortgelijke feiten bestemd, zodat deze voor verbeurdverklaring vatbaar zijn.
De rechtbank zal op grond van artikel 353 Sv de bewaring van de computer en de kluizen (nummers 168, 171 en 172 op de beslaglijst) ten behoeve van de rechthebbende gelasten, omdat op dit moment geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

In de zaak met parketnummer 13/102685-21 is verdachte op 8 juli 2021 door de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een gevangenisstraf van 2 maanden. De rechtbank heeft bevolen dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bij de stukken bevindt zich een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
De officier van justitie heeft op 28 juli 2023 een vordering ingediend die inhoudt dat die voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden alsnog ten uitvoer gelegd zal worden. Ter zitting heeft de officier van justitie deze vordering gehandhaafd.
De raadsman heeft de rechtbank primair verzocht om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de proeftijd met één jaar te verlengen.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd van 2 jaar opnieuw aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 maanden te gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
Verklaart het bewezene strafbaar, en verklaart verdachte,
[verdachte], voor het bewezene strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maandenniet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde
bijzondere voorwaardenvoldoet.
- Meldplicht
Veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
- Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door Castle Craig of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en geeft toestemming voor overleg tussen Castle Craig en de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
- Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
- Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
- Inzage in financiën / meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde geeft de reclassering inzage in zijn financiën en schulden en werkt indien nodig mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte daarnaast tot een
taakstrafvoor de duur van
120(honderdtwintig) uren.
In het geval verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, zal vervangende hechtenis worden toegepast van 60 dagen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- de verdovende middelen (nr. 1 t/m 159, 166, 167 en 175)
Verklaart verbeurd:
- de sealapparaten (nr. 160 t/m 165)
- de messen (nr. 169 en 170)
- de weegschaal (nr. 173)
- de geldtelmachine (nr. 174)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- de computer (nr. 168)
- de kluizen (nr. 171 en 172)
Wijst toe de vordering tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordelingin de zaak met parketnummer 13/102685-21, zijnde een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Dekkers, voorzitter,
mrs. B. van Galen en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Heida, griffiers,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 22 september 2023.