ECLI:NL:RBAMS:2023:5917

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
AMS 23/220
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een schoonmaakster, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de weigering van een WIA-uitkering. Eiseres had zich op 10 april 2019 ziek gemeld en na een Ziektewetuitkering, vroeg zij op 4 december 2020 een WIA-uitkering aan. Het UWV weigerde deze aanvraag per 7 april 2021, omdat eiseres volgens hen meer dan 65% van haar loon kon verdienen. Eiseres ging in bezwaar, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De rechtbank oordeelde dat het UWV in eerdere besluiten onvoldoende zorgvuldig had gehandeld, wat leidde tot een vernietiging van het eerste besluit en een opdracht aan het UWV om opnieuw te beslissen. Na een nieuw besluit, dat wederom de aanvraag afwees, heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige rapportages van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige de klachten van eiseres adequaat hadden beoordeeld en dat de door het UWV geselecteerde functies passend waren voor eiseres.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de weigering van de WIA-uitkering door het UWV terecht was. Eiseres kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/220

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. A.P. van Geffen),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
( [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Met het besluit van 28 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres per 7 april 2021 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd.
Bij besluit van 31 augustus 2021 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2022.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft met de uitspraak van 10 mei 2022 het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit I gegrond verklaard. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit I en draagt verweerder op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak.
Bij besluit van 29 november 2022 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit II beroep ingesteld. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2023.
De gemachtigde van eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1.1.
Eiseres was laatstelijk werkzaam als schoonmaakster voor gemiddeld 29,47 uur per week. Op 10 april 2019 meldde zij zich ziek voor dit werk. Verweerder heeft vervolgens een Ziektewetuitkering aan haar toegekend. Met een beslissing van 3 februari 2020 heeft verweerder de Ziektewetuitkering van eiseres beëindigd. Op 4 december 2020 vraagt eiseres een WIA-uitkering aan.
1.2.
Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een WIA-uitkering afgewezen, omdat zij meer dan 65% van het loon kan verdienen dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Aan het primaire besluit heeft verweerder de rapportage van de verzekeringsarts van 21 januari 2020, met een opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van dezelfde datum, en de rapportage van de arbeidsdeskundige van 31 januari 2020 ten grondslag gelegd.
1.3.
Met het bestreden besluit I heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft aan dit besluit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 26 augustus 2021, met een (nieuw) opgestelde FML van dezelfde datum, en de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 30 augustus 2021 ten grondslag gelegd.
1.4.
Eiseres is tegen het bestreden besluit I in beroep gegaan. Het beroep is door rechtbank Amsterdam in een uitspraak van 10 mei 2022 [1] gegrond verklaard, omdat de besluitvorming van verweerder onvoldoende zorgvuldig is geweest. Verweerder had eiseres ten minste één keer moeten uitnodigen op een fysiek spreekuur bij de verzekeringsarts. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit I en draagt verweerder op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
1.5.
Met het bestreden besluit II heeft verweerder het bezwaar van eiseres wederom ongegrond verklaard. Verweerder heeft aan dit besluit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 28 november 2022 en de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van dezelfde datum ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van het bezwaar de FML gewijzigd en een aantal aanvullende beperkingen aangenomen in de FML van 28 november 2022. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft een aantal van de eerder geselecteerde functies verworpen en een aantal andere functies geschikt bevonden. Vervolgens heeft hij het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres opnieuw berekend en wel op 30,37%. Ook bij deze uitkomst heeft eiseres geen recht op een WIA-uitkering.
Standpunt van eiseres
2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij meer beperkt is dan door verweerder is aangenomen. Eiseres is van mening dat beperkingen aangenomen hadden moeten worden met betrekking tot zelfstandig handelen en aangewezen zijn op vaste, bekende werkwijzen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een aanvullend expertise rapport van
22 maart 2023 overgelegd, opgesteld door de door eiseres eerder ingeschakelde verzekeringsarts, [naam arts] . Zij is bovendien niet in staat om de geduide functies uit te oefenen.
Het oordeel van de rechtbank
3. In geschil is de vraag of verweerder op goede gronden eiseres per 7 april 2021 een WIA-uitkering heeft geweigerd.
4. Om de mate van arbeidsongeschiktheid te bepalen dient eerst te worden vastgesteld welke medische beperkingen eiseres heeft en vervolgens wat de invloed van deze beperkingen is op haar verdienvermogen. Volgens vaste rechtspraak mag verweerder zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
Ten aanzien van het medisch onderzoek
5. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres ditmaal wel gezien op een spreekuur en medisch onderzoek verricht. Naar aanleiding van de door eiseres ingediende bezwaren heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het eerdere medische oordeel getoetst aan de hand van dossierstudie, informatie verkregen vanuit de behandelend sector en het aanvullende expertise rapport van verzekeringsarts [naam arts] . De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de naar voren gebrachte klachten op een zorgvuldige en duidelijke manier heeft betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelaren. Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle medische gegevens op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling en is het onderzoek zorgvuldig geweest.
6. Eiseres voert aan dat zij beperkt is ten aanzien van punt 1.6 ‘zelfstandig handelen in het dagelijks functioneren’ in de FML. Zij verwijst daarbij naar het aanvullende expertiserapport van verzekeringsarts [naam arts] van 22 maart 2023. De rechtbank merkt op dat [naam arts] spreekt van een matig ernstige depressie, die zich in combinatie met de verdere eigenschappen van eiseres onder andere uit in een grote mate van apathie en vermijden van initiatief nemen. Daarom is eiseres volgens [naam arts] aangewezen op aansturing door derden, al is er feitelijk in beperkte mate aanleiding tot begeleiding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is het niet met [naam arts] eens en overweegt dat een beperking op punt 1.6 alleen wordt aangenomen bij een ernstige stoornis, zoals een ernstige depressieve stemmingsstoornis, ernstige vormen van hersenschade, een verstandelijke beperking en bij een ernstige autismespectrumstoornis. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is geen sprake van dergelijke stoornissen bij eiseres. De rechtbank vindt de uitleg van de verzekeringsarts bezwaar en beroep navolgbaar. Daarbij stelt de rechtbank vast dat overeenkomstig de CBBS-Basisinformatie voor een beperking op punt 1.6 bepalend is of iemand in het dagelijks functioneren tekortkomingen vertoont op meerdere levensterreinen, zoals het terrein van de conceptuele vaardigheden, praktische vaardigheden en sociale vaardigheden. Het gaat hierbij niet om incidenteel falen, maar om structurele beperkingen in het handelen. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan ook geen sprake bij eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Voorts voert eiseres aan dat ‘aangewezen op vaste, bekende werkwijzen’ als beperking moet worden aangenomen bij punt 1.9 ‘mate van zelfstandigheid’ in de FML. Zij verwijst daarbij naar het aanvullende expertiserapport van [naam arts] . De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt dat bij eiseres geen sprake is van een verstandelijke beperking en de klachten van eiseres voldoende worden ondervangen door de reeds gestelde beperking bij punt 1.8 in de FML. Hieruit blijkt dat eiseres aangewezen is op structuur en regelmaat. De rechtbank vindt de overweging van de verzekeringsarts bezwaar en beroep navolgbaar. De rechtbank merkt op dat deze beperking overeenkomstig de CBBS-Basisinformatie wordt aangenomen bij een persoonlijkheidsstoornis, geheugenfunctiestoornissen, een zeer lichte of lichte verstandelijke beperking of een autisme gerelateerde stoornis. Daarvan is bij eiseres geen sprake. Bovendien volgt uit de CBBS-Basinformatie dat bepalend is of eiseres enige keuzestrategie kan hanteren en of zij daartoe de flexibiliteit heeft. De rechtbank stelt vast dat uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat eiseres in staat is om keuzes te maken op het spreekuur en in het dagelijkse leven. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de klachten van eiseres voldoende ondervangen door de reeds gestelde beperking bij punt 1.8 in de FML. De beroepsgrond slaagt niet.
Ten aanzien van het arbeidskundig onderzoek
8. De rechtbank stelt vast dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de rapportage van 28 november 2022 eiseres gelet op haar beperkingen geschikt heeft geacht voor de functies van productiemedewerker industrie, medewerker kleding en textielreiniging en machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk).
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de inzichtelijke arbeidsdeskundige onderbouwing bij de selectie van de functies aan de hand van alle beschikbare medische informatie, voldoende heeft gemotiveerd dat de belasting in de geduide functies de vastgestelde medische belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt. Daar waar sprake is van signaleringen en mogelijke overschrijdingen, heeft de arbeidsdeskundige voldoende onderbouwd waarom de geduide functies geschikt zijn voor eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de geduide functies daarom voor eiseres geschikt.
10. Voor zover eiseres stelt dat de functie medior soldering operator (SBC-code 111180) ongeschikt is, overweegt de rechtbank als volgt. De gemachtigde van eiseres betoogt dat bij deze functie enige beheersing van de Engelse taal noodzakelijk is, omdat uit de Resultaat functiebeoordeling blijkt dat eiseres in staat moet zijn om een vakgerichte vierdaagse opleiding in het Engels te volgen. Eiseres beschikt echter niet over een basisniveau Engels. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toegelicht dat voor het volgen van de interne opleiding men verondersteld wordt op elementair (basisschool-) niveau te kunnen lezen en schrijven. Eiseres heeft in haar geboorteland de basisschool doorlopen en een Inburgeringscursus gevolgd. De Engelse taal zal volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geen probleem vormen voor eiseres. Gedurende de lessen wordt afwisselend zowel in het Nederlands als in het Engels (naar behoefte van de cursist) uitleg gegeven. De opleider beheerst namelijk beide talen. Omdat er veel vakjargon bij komt kijken en deze uit Engelse termen bestaat, is het essentieel dat cursisten zich die eigen maken. De lessen bestaan voornamelijk uit een praktijkgedeelte (70 tot 80%). Het examen is in het Engels en bestaat uit een praktijkopdracht en een theoriegedeelte. Tevens hebben de cursisten al een tijdje mee gelopen op de werkvloer en wordt verondersteld dat zij reeds bekend zijn met gebezigde Engelse terminologie/vakjargon. De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat eiseres met haar opleidingsniveau, gelet op de aard (grotendeels praktijk) en de inhoud van de opleiding (uitleg in Nederlands mogelijk), die pas wordt gevolgd nadat men al in de praktijk bekend is geraakt met het Engelse vakjargon in staat moet worden geacht de interne opleiding te volgen. Daarom is de rechtbank van oordeel dat deze functie geschikt is voor eiseres.
Conclusie
11. Het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag. Dit betekent dat verweerder de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering per
7 april 2021 terecht heeft afgewezen.
12. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 september 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten