ECLI:NL:RBAMS:2023:6003

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
13/202874-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen beperkingen in detentie van klager in verband met Europees Aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 september 2023 een beslissing genomen op het bezwaarschrift van klager tegen het bevel van de officier van justitie tot het opleggen van beperkingen in zijn detentie. Klager, geboren in Turkije en momenteel gedetineerd, is op 14 augustus 2023 aangehouden op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door de Finse autoriteiten was uitgevaardigd. De beperkingen, die op 15 augustus 2023 zijn opgelegd, omvatten onder andere het verbod op bezoek, telefonisch contact en het verzenden of ontvangen van brieven zonder toestemming van de officier van justitie. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen deze beperkingen, stellende dat ze een ernstige inbreuk maken op zijn persoonlijke levenssfeer en zijn verdediging in Finland bemoeilijken.

De officier van justitie heeft echter betoogd dat de beperkingen noodzakelijk zijn om te voorkomen dat klager het onderzoek in Finland frustreert door contact te hebben met medeverdachten. De rechtbank heeft de argumenten van klager en de officier van justitie zorgvuldig afgewogen. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde beperkingen op dit moment volstrekt noodzakelijk zijn in het kader van het Finse onderzoek, gezien de ernst van de verdenkingen tegen klager en de noodzaak om het onderzoek niet te verstoren. De rechtbank heeft het bezwaarschrift van klager ongegrond verklaard, met de opmerking dat de officier van justitie de situatie in de gaten moet houden en kan overwegen de beperkingen te versoepelen indien de omstandigheden dat toelaten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/202874-23
BESCHIKKING
in raadkamer op het bezwaarschrift op grond van artikel 61 van de Overleveringswet (OLW) in verbinding met artikel 62a, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van
[klager] ,
geboren in [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
thans gedetineerd in [penitentiaire inrichting] ,
hierna te noemen “klager”,
tegen het bevel van de officier van justitie te Amsterdam van 15 augustus 2023, tot het opleggen van beperkingen als bedoeld in artikel 62 Sv.

1.Procesgang

Het bezwaarschrift, gedateerd op 21 augustus 2023, is op 21 augustus 2023 ter griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft op 5 september 2023 klager, mr. D.C.D. Newoor, advocaat in Rotterdam, en de officier van justitie, mr. M. Al Mansouri, in besloten raadkamer gehoord.

2.Feiten

Op 14 augustus 2023 hebben de Finse justitiële autoriteiten een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) tegen klager uitgevaardigd. Zijn overlevering wordt gevraagd om hem in Finland te vervolgen op grond van de verdenking van betrokkenheid bij – kort gezegd – illegale handel in en invoer van grote hoeveelheden verdovende middelen.
Klager is op 14 augustus 2023 op grond van de OLW aangehouden. Klager verblijft sindsdien in overleveringsdetentie uit hoofde van de OLW.
De officier van justitie heeft bij bevel van 15 augustus 2023 bevolen dat in het belang van het onderzoek beperkende maatregelen worden getroffen.
Die maatregelen houden in dat klager zonder uitdrukkelijke toestemming van de officier van justitie geen bezoek mag ontvangen, dat hij zonder uitdrukkelijke toestemming van de officier van justitie geen telefonisch contact – middellijk noch onmiddellijk – mag hebben met anderen, dat hij geen brieven mag verzenden of ontvangen zonder uitdrukkelijke toestemming van en na controle door of vanwege de officier van justitie, en dat hij geen enkel contact mag hebben – mondeling noch schriftelijk noch telefonisch, middellijk noch onmiddellijk – met medegedetineerden.
De beperkingen gelden niet ten aanzien van het contact met zijn raadsman. Verder geldt de beperking met betrekking tot het bezoek evenmin ten aanzien van de politie.
De beperkingen met betrekking tot telefonisch en briefcontact gelden ook niet ten aanzien van justitiële autoriteiten en de commissie van toezicht. Verder is het klager toegestaan om televisie te kijken en kranten/tijdschriften te lezen op zijn cel, maar het is hem niet toegestaan gebruik te maken van een computer/mobiele telefoon.
Op 17 augustus 2023 heeft de officier van justitie haar vordering ex artikel 23 van de OLW ingediend bij deze rechtbank.

3.Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift, dat ter zitting nader is toegelicht, strekt tot opheffing van de beperkingen. De raadsman heeft aangevoerd dat de beperkingen een ernstige inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van klager, waardoor hij zich onredelijk bezwaard voelt. Het is vrijwel onmogelijk voor klager om zijn verdediging in Finland op te zetten en hij vindt het zwaar om geen contact te hebben met zijn gezin. Klager is bovendien de Nederlandse taal niet machtig en dat maakt het lastig voor hem om te communiceren in detentie. Er is daarnaast niet gebleken op welke wijze klager het Finse onderzoek vanuit [penitentiaire inrichting] zou kunnen verstoren. Het is onduidelijk of medeverdachten in Finland ook nog in beperkingen zitten. De raadsman heeft verzocht om het bevel tot beperkingen op te heffen, omdat de beperkingen niet langer noodzakelijk zijn en er geen strafvorderlijk belang is dat zich verzet tegen de opheffing van de beperkingen. Subsidiair verzoekt de raadsman dat mogelijk wordt gemaakt dat klager enkele dagen per week onder toezicht contact kan hebben met zijn gezin.

4.Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de noodzaak tot het opleggen van beperkende maatregelen nog onverkort bestaat, gelet op de e-mail van de
District Prosecutorin Finland van 31 augustus 2023. Het is de bedoeling van de Finse autoriteiten dat de beperkingen voortduren, zodat klager het onderzoek niet kan frustreren door medeverdachten te waarschuwen en/of contact met hen kan opnemen om het verhaal met elkaar af te stemmen. Het bevel beperkingen van 15 augustus 2023 moet dan ook vooralsnog worden gehandhaafd.

5.Beoordeling door de rechtbank

Wettelijke grondslag
De officier van justitie moet bevoegd worden geacht tot het opleggen van beperkingen.
Artikel 61 van de OLW bepaalt namelijk dat klager die op basis van deze wet van zijn vrijheid wordt beroofd, wordt behandeld als een verdachte die krachtens Sv aan een overeenkomstige maatregel is onderworpen. Aangenomen dient te worden dat, ook al wordt artikel 62 Sv niet genoemd bij de bepalingen die in artikel 30 van de OLW van overeenkomstige toepassing zijn verklaard, hiermee artikel 62 Sv van overeenkomstige toepassing is in geval van overleveringsdetentie.
De officier van justitie moet in beginsel bevoegd worden geacht tot het treffen van de in artikel 62 Sv bedoelde maatregelen, waaronder het nemen van vingerafdrukken en foto’s, maar ook het opleggen van beperkingen, krachtens een rechtshulpverzoek van de betreffende buitenlandse autoriteit, die om overlevering van klager heeft gevraagd.
De uitvoering van buitenlandse rechtshulpverzoeken is geregeld in de eerste en derde afdeling van Boek 5, Titel 1, Sv.
Artikel 5.1.1, tweede lid, Sv luidt:
Als verzoeken om rechtshulp worden aangemerkt verzoeken van daartoe bevoegde autoriteiten van een staat aan de bevoegde autoriteiten van een andere staat tot het al dan niet gezamenlijk verrichten van handelingen van onderzoek of het verlenen van medewerking daaraan, verzoeken ter bepaling van de aanwezigheid van wederrechtelijk verkregen voordeel, het toezenden van documenten, dossiers of stukken, of het geven van inlichtingen, dan wel het betekenen of uitreiken van stukken of het doen van aanzeggingen of mededelingen aan derden.
Artikel 5.1.4, tweede en derde lid, Sv luiden:

2. Voor zover het verzoek om rechtshulp van een vreemde staat is gegrond op een verdrag wordt daaraan zoveel mogelijk het verlangde gevolg gegeven;

3. In gevallen waarin het betreft een verzoek dat niet op een verdrag is gegrond, alsmede in gevallen waarin het toepasselijke verdrag niet tot inwilliging verplicht, kan een verzoek om rechtshulp van een bevoegde autoriteit van een vreemde staat worden ingewilligd indien de inwilliging niet in strijd is met een wettelijk voorschrift of dient te worden geweigerd in het kader van het algemeen belang.

Het verlenen van medewerking aan handelingen van onderzoek als bedoeld in artikel 5.1.1., tweede lid, Sv moet ruim worden opgevat en daaronder kan ook worden begrepen het opleggen van beperkingen in het belang van strafrechtelijk onderzoek van het land dat het rechtshulpverzoek heeft ingediend. Dat als gevolg van deze medewerking de persoonlijke levenssfeer van een opgeëiste persoon (nader) kan worden beperkt, maakt dat niet anders.
Uit artikel 5.1.4, derde lid, Sv, volgt, onder meer, dat indien het rechtshulpverzoek niet op een verdrag is gegrond, aan dit verzoek wordt voldaan, mits het een redelijk verzoek betreft en inwilliging ervan niet in strijd is met een wettelijk voorschrift. Genoemd artikel 62 Sv biedt een wettelijke basis voor het opleggen van beperkingen aan klager.
Het opleggen van beperkingen in het belang van buitenlands strafrechtelijk onderzoek vindt dan ook zijn wettelijke grondslag in de artikelen 5.1.1 en 5.1.4 Sv juncto artikel 62 Sv.
Het rechtshulpverzoek
Uit de stukken blijkt dat door het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) van het Openbaar Ministerie, de Nederlandse justitiële autoriteit, een EAB is ontvangen van 14 augustus 2023, waarin de
Prosecution District of Eastern Finlandheeft verzocht om klager beperkingen op te leggen.
In de e-mail van 31 augustus 2023 heeft de
District Prosecutorin Finland verder laten weten dat de beperkingen moeten voortduren en dit als volgt toegelicht:
“Referring to your email below the restriction of contacts is necessary to prevent the suspect [klager] from communicating with other persons, who may be involved in the criminal case. I have done another EAW in the same matter about another Dutch person involving this case. He is yet not to be reached. If [klager] is allowed to communicate with people other than his legal counsel or his country's diplomatic mission, he would at least be able to agree with other suspects on what and how to tell the authorities. He could also warn other people involved in the offence of actions taken by the authorities. Not all persons who may be involved on the case are necessarily known to the police, which is why the restrictions of contacts with all persons other than [klager] 's legal counsel and his country's diplomatic mission are essential.
As the investigation proceeds it is possible that the authorities will mitigate the restriction of contacts. However in this point it is necessary to have the restrictions very severe.”
De beoordeling van het bezwaarschrift
Voor de beantwoording van de vraag of in een concrete zaak beperkingen mogen worden opgelegd ten behoeve van een buitenlands strafrechtelijk onderzoek, dient naar het oordeel van de rechtbank gelet op hetgeen in artikel 62, eerste lid, Sv is bepaald te worden bezien of die beperkingen in het belang van het onderzoek volstrekt noodzakelijk zijn.
Tegen de achtergrond van de in Finland tegen klager bestaande verdenking en voormelde email van de Finse officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de opgelegde beperkingen (op dit moment) volstrekt noodzakelijk zijn in het kader van het Finse onderzoek.
Daarbij is van belang dat de beperkingen niet luiden dat klager geen bezoek mag ontvangen, geen telefonisch contact mag hebben met anderen en geen brieven mag verzenden of ontvangen. Voormelde vormen van sociaal contact zijn volgens de beperkingen mogelijk, zij het met uitdrukkelijke toestemming van de officier van justitie. Ter terechtzitting is gebleken dat klager bij de officier van justitie nog geen verzoek heeft ingediend om contact met zijn gezin te hebben.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank het bezwaarschrift ongegrond verklaren.
De rechtbank gaat ervan uit dat de officier van justitie, zolang de overleveringsdetentie voortduurt, in haar contact met Finland de vinger aan de pols blijft houden met betrekking tot de vraag of, bijvoorbeeld vanwege de ontwikkelingen in het Finse onderzoek, de beperkingen gehandhaafd dienen te worden.

6.Beslissing

De rechtbank:
VERKLAARThet bezwaar tegen het bestreden bevel van de officier van justitie
ONGEGROND.
Deze beschikking is gegeven op 5 september 2023 in raadkamer van deze rechtbank door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. M. Wiewel en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van V.D. Reinders, griffier,
en ondertekend door de voorzitter en de griffier.