ECLI:NL:RBAMS:2023:6049

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
C/13/728098 / HA ZA 23-48
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eiser tegen Hypinvest B.V. over eenzijdige wijziging van opslag op geldlening

In deze zaak vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. R.A.G. de Vaan, dat de rechtbank zou verklaren dat de mogelijkheid van verhoging van de vaste opslag geen deel uitmaakt van de overeenkomst met de Bank, Hypinvest B.V. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van eiser werden afgewezen. Eiser had een kredietovereenkomst met de Bank, waarbij een eenzijdig wijzigingsbeding was opgenomen in de algemene voorwaarden. Eiser had getekend voor ontvangst van deze voorwaarden, waardoor de rechtbank oordeelde dat de voorwaarden onderdeel uitmaakten van de overeenkomst. Eiser stelde dat de opslag onterecht was verhoogd en dat de Bank haar zorgplicht had geschonden door niet te wijzen op het wijzigingsbeding. De rechtbank oordeelde dat het beding taalkundig duidelijk was, maar niet transparant, en dat er geen sprake was van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen partijen. Eiser had de mogelijkheid om de rentevorm om te zetten of de lening kosteloos vervroegd af te lossen, wat voldoende compensatie bood voor de nadelige gevolgen van het wijzigingsbeding. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van eiser, waaronder schadevergoeding, werden afgewezen en dat eiser in de proceskosten werd veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/728098 / HA ZA 23-48
Vonnis van 17 mei 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. R.A.G. de Vaan te Eindhoven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HYPINVEST B.V.,
gevestigd te ’s Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. A.C. Rozeman te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers] en de Bank worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 juli 2013, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 6 november 2013, waarin een comparitie is bepaald,
  • het proces-verbaal van de comparitie van 3 maart 2014,
  • de rolbeslissing van 19 maart 2014 waarin de rechtbank heeft besloten om de zaak aan te houden,
  • de rolbeslissing van 7 oktober 2015 waarin de rechtbank heef besloten om de zaak ambtshalve door te halen,
  • het bericht van 3 januari 2023 van de zijde van [eisers] waarin hij de rechtbank verzoekt de zaak op te brengen en vonnis te wijzen,
  • de reactie hierop van de Bank van 16 januari 2023,
  • de rolbeslissing van de rechtbank van 15 februari 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 20 maart 2023 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] heeft kredietovereenkomsten gesloten met ABN AMRO. Die overeenkomsten zijn in 2008 overgedragen aan Deutsche Bank, de oorspronkelijk gedaagde in deze procedure. Daarna is de rechtsverhouding door contractsoverneming en cessie overgegaan naar Hypinvest, die nu gedaagde is in deze procedure.
2.2.
[eisers] heeft op 10 juli 2003 een kredietovereenkomst gesloten voor een bedrag van € 272.000 (hierna: leningdeel 1) voor een duur van 20 jaar tegen een variabele rente van 3,6% per jaar.
2.3.
Op 1 maart 2005 heeft de Bank aan [eisers] een offerte verleend voor het omzetten van de variabele rente van leningdeel 1 naar een vaste rente. De offerte is door [eisers] op iedere pagina van een paraaf voorzien en op 21 maart 2005 door hem ondertekend. De offerte bevat voorts, voor zover hier relevant, het volgende:

Algemene Bepalingen/Voorwaarden
Op deze offerte zijn van toepassing onze bijgevoegde Algemene Voorwaarde ABN AMRO
Bank NV., Algemene Bepalingen voor Hypotheekstelling (die betrekking hebben op de
hypotheekakte) en onze Algemene Voorwaarden voor Woninghypotheken (die betrekking
hebben op de hypothecaire geldlening).
U verklaart van de in de offerte genoemde voorwaarden kennis te hebben genomen en
hiermee akkoord te gaan.”
2.4.
Op 10 april 2005 hebben [eisers] en de Bank een overeenkomst gesloten waarin de variabele rente van leningdeel 1 is omgezet naar een vaste rente van 2,90% per jaar. In de overeenkomst staat voorts, voor zover hier relevant, het volgende opgenomen:

Algemene Bepalingen/Voorwaarden
Op deze overeenkomst zijn van toepassing onze bijgevoegde Algemene Bepalingen voor
Hypotheekstelling (die betrekking hebben op de hypotheekakte) en onze Algemene
Voorwaarden voor Woninghypotheken (die betrekking hebben op de hypothecaire
geldlening).
U verklaart van de in de overeenkomst genoemde voorwaarden kennis te hebben genomen
en hiermee akkoord te gaan”
2.5.
Op 5 januari 2006 heeft [eisers] een tweede lening afgesloten (hierna: leningdeel 2). In de kredietovereenkomst staat, voor zover hier relevant, het volgende opgenomen:

Geldlening(en)LeningLeningbedrag : EUR 78.000,00
Basisrentepercentage : 2,89%
Opslag : 0,20%
(…)
Renteperiode : variabel
Rentebepaling : Euribor (variabel)
Looptijd : 360 maanden (…)
Algemene Bepalingen/VoorwaardenOp deze overeenkomst zijn van toepassing onze bijgevoegde Algemene Bepalingen voor
Hypotheekstelling (die betrekking hebben op de hypotheekakte) en onze Algemene
Voorwaarden voor Woninghypotheken (die betrekking hebben op de hypothecaire
geldlening).
U verklaart van de in de overeenkomst genoemde voorwaarden kennis te hebben genomen
en hiermee akkoord te gaan. (…)”
2.6. Op 12 april 2006 heeft [eisers] een offerte ondertekend waarmee leningdeel 1 is omgezet naar een lening met een Euriborrente met een basisrentepercentage van 2,65% en een opslag van 0,70%. In de offerte staat, voor zover hier relevant, het volgende opgenomen:
“Leningsdeelnummer 101, aflossingswijze aflossingsvrij
- restant hoofdsom : EUR 272.000,00
- rentepercentage : 3,35 % variabel
- rentevastperiode : Euribor (variabel)
- resterende looptijd : 349 maanden (…)
In afwijking van het gestelde in de hypotheekakte gelden thans de voorwaarden die vermeld
staan in de bijlage. Wijzigingen kunnen betrekking hebben op de artikelen rente, extra- en
algehele aflossingen.
U verklaart van de genoemde voorwaarden kennis te hebben genomen en hiermee akkoord
te gaan.”
2.6.1.
In de bijlage staat het volgende vermeld:
“In afwijking van het gestelde in de hypotheekakte met betrekking tot rente, extra- en
algehele aflossingen gelden thans de volgende voorwaarden:
De bank is te allen tijde bevoegd het rentepercentage te wijzigen, indien de ontwikkeling
van de rente op de geld- en kapitaalmarkt haar daartoe aanleiding geeft. Het door de
schuldenaar te betalen bedrag zal alsdan worden herrekend onder handhaving van de
looptijd.
(…)
De schuldenaar is bevoegd de lening kosteloos geheel of gedeeltelijk vervroegd af te
lossen. (…)”
2.7.
De Algemene Voorwaarden en Bepalingen Woninghypotheken bevatten de volgende, hier relevante, bepalingen:

Geldleningen met variabele rente gebaseerd op EuriborRenteArtikel 15Op de geldlening is van toepassing het éénmaands Euribor-tarief dat wordt vastgesteld op
de voorlaatste werkdag van de maand en geldt voor de volgende maand, vermeerderd met
een opslag. Dit rentepercentage wordt afgerond op twee cijfers achter de komma. (…) De
Bank is bevoegd de opslag te wijzigen. Over die wijziging zal zij de Schuldenaar op
voorhand schriftelijk informeren.
Verandering van renteperiodeArtikel 16De Schuldenaar heeft het recht om over te gaan naar een andere bij de Bank geldende
renteperiode, waarbij op het moment van omzetting geldende rentepercentage en de
voorwaarden voor de gekozen renteperiode worden gehanteerd. De wijziging zal ingaan op
de eerstvolgende vervaldag mits de wijziging tenminste dertig dagen tevoren schriftelijk is
gemeld.
Vervroegde aflossingArtikel 17De Schuldenaar is bevoegd de geldlening kosteloos geheel of gedeeltelijk vervroegd af te
lossen. Gedeeltelijke vervroegde aflossing is toegestaan op een vervaldag, mits deze
aflossing tenminste dertig dagen tevoren schriftelijk is gemeld en tenminste EUR 225,-
bedraagt. Algehele vervroegde aflossing is toegestaan, mits deze aflossing tenminste dertig
dagen tevoren schriftelijk is gemeld.”
2.8.
Op 22 januari 2009 heeft [eisers] een brief ontvangen van de Bank waarin werd aangekondigd dat de opslag per 1 februari 2009 werd verhoogd van 0,5% naar 1%. In deze brief staat voorts, voor zover hier relevant, het volgende opgenomen:
“(…)
De opslag wordt verhoogdDe opslag kan worden gewijzigd als de ontwikkelingen op de financiële markt hiertoe
aanleiding geven. Helaas is van dergelijke ontwikkelingen al enige tijd sprake. Daarom zijn
wij genoodzaakt de opslag van 0,5% met ingang van 1 februari 2009 met 0,5% te verhogen
naar 1%.
Als u door deze verhoging geen gebruik meer wilt maken van het Euribor-rentetarief, dan
kunt u uw hypotheek met dit rentetarief kosteloos oversluiten naar een andere rentevorm.
(…)”
2.9.
[eisers] heeft bezwaar gemaakt tegen de verhoging.
2.10.
Op 24 april 2012 heeft [eisers] een brief ontvangen van de Bank waarin werd aangekondigd dat de opslag werd verhoogd van 1% naar 2%. In de brief staat verder, voor zover hier relevant, het volgende opgenomen:
“(…) Boven op het Euribor rentetarief betaalt u twee opslagen, waaronder een opslag voor
onze kosten. Vanaf juni 2012 gaat u 1% meer opslag betalen voor onze kosten. (…) Wij
verhogen de opslag van 1% naar 2%. (…) In deze brief leest u waarom wij de opslag
verhogen en wat dit voor u betekent.
Waarom verhogen wij de opslag?(…) Om u geld te kunnen lenen voor uw hypotheek, lenen wij zelf geld. Wij proberen dit
zo goedkoop mogelijk te doen, zodat u ook zo min mogelijk betaalt. Doordat de economie
de laatste jaren sterk veranderd is, is het voor ons al langere tijd duurder om geld te lenen.
Onze kosten zijn hierdoor al langere tijd hoger dan de opslag die u betaalt. Omdat wij niet
verwachten dat deze kosten snel lager worden, zijn wij genoodzaakt om de opslag te
verhogen. Dit mogen wij doen volgens de voorwaarden van uw hypotheek. (…)
Past een hypotheek met een Euribor rentetarief nog bij u?(…) Wij kunnen ons voorstellen dat de verhoging van de opslag voor u een reden is om uw
hypotheek nog eens goed te bespreken met uw adviseur. Neem dan contact op met uw
adviseur voor een persoonlijk advies. (…)”
2.11.
[eisers] heeft bezwaar gemaakt tegen de verhoging van de opslag.
2.12.
[eisers] heeft de geldleningen per 14 april 2018 afgelost.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair:
1. voor recht verklaart dat de mogelijkheid van verhoging van de vaste opslag geen deel uitmaakt van de overeenkomst en het beroep van [eisers] op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden slaagt,
subsidiair:
2. voor recht verklaart dat [eisers] de overeenkomst met de Bank zo heeft mogen uitleggen zoals hij heeft gedaan, namelijk een overeenkomst van geldlening gebaseerd op een variabele 1-maands Euriborrente met een vaste opslag van 0,7%,
meer subsidiair:
3. bepaalt dat de Bank onrechtmatig handelt met handhaving van de verhoging en toekomstige verhogingen vanwege strijd met haar zorgplicht, in het bijzonder haar informatieplicht,
nog meer subsidiair:
4. bepaalt dat het beroep van [eisers] op dwaling slaagt en de rechtbank niet de vernietiging van de overeenkomst uitspreekt, maar de gevolgen van de overeenkomst, ter opheffing van het nadeel, wijzigt,
nog meer subsidiair:
5. bepaalt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de Bank de verhoging handhaaft en toekomstige verhogingen doorvoert,
in alle gevallen:
6. de schade die [eisers] lijdt, te weten € 145,83 per maand vanaf februari 2009 tot juni 2012 en 1,5% over € 350.000 van € 437,50 per maand vanaf juni 2012 zolang de Bank de verhoging handhaaft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de ingangsdatum van de verhoging, respectievelijk februari 2009 en juni 2012,
7. de Bank veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[eisers] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de bevoegdheid om de opslag eenzijdig te wijzigen niet is overeengekomen. Die bevoegdheid staat niet in de door [eisers] ondertekende offerte. Het staat wel in de algemene voorwaarden, maar die heeft de Bank niet ter hand gesteld. Als de bevoegdheid wel is overeengekomen dan heeft de Bank haar zorgplicht geschonden, meer specifiek haar informatieplicht, door niet te wijzen op het wijzigingsbeding en de consequenties daarvan. Het beding is versluierd opgenomen in de algemene voorwaarden onder het kopje ‘rente voor euribor hypotheek’. Het is onduidelijk dat daaronder ook de opslag valt. De euriborrente bevat zelf ook een liquiditeitsopslag, een redelijke uitleg maakt dan ook dat een consument aan die opslag denkt. [eisers] mocht het beding ook zo uitleggen dat de euribor rente variabel is en de overeengekomen opslag vast. De consequenties van het wijzigingsbeding zijn totaal onduidelijk. Er staat niet in onder welke omstandigheden de Bank hier een beroep op kan doen, wanneer zij kan wijzigen en hoe vaak. De consument weet niet waar hij mee akkoord gaat. Aangezien [eisers] beide leningdelen in april 2018 heeft afgelost kan de geleden schade definitief worden berekend. De schade die [eisers] heeft geleden in de vorm van te veel betaalde rente bestaat in totaal uit € 36.895,83. De rente bedraagt (naar schatting) € 7.748,12.
3.3.
De Bank voert het volgende aan tot haar verweer. [eisers] heeft in de offerte van maart 2005 en de overeenkomst van april 2006 getekend voor ontvangst van de algemene voorwaarden. De bevoegdheid van de Bank om de opslag te mogen wijzigen staat duidelijk in de algemene voorwaarden. De Bank is zorgvuldig omgegaan met die bevoegdheid. Het was noodzakelijk voor haar om de opslag te verhogen. Het lenen van geld was duurder geworden. Daarnaast werd op de Bank de verplichting gelegd om meer toezicht te houden, waardoor haar kosten stegen. Door de financiële crisis liep de Bank een hoger kredietrisico. De verhoging was noodzakelijk om de verliezen te beperken, niet om de winst van de Bank te vergroten. De verhoging van de opslag is per brief aan [eisers] medegedeeld. In die brief staat dat [eisers] de hypotheek kosteloos kan omzetten naar een andere hypotheekvorm. Dat heeft [eisers] niet gedaan, kennelijk was hij akkoord met een verhoging van de opslag. Bovendien was in die periode de Euriborrente heel laag, waardoor zelfs met een verhoging van de opslag [eisers] een rentepercentage had tussen de 2 en 3%.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Opslagwijzigingsbeding overeengekomen?

4.1.
[eisers] voert aan dat de bevoegdheid van de Bank om de opslag eenzijdig te wijzigen, geen onderdeel uitmaakt van de overeenkomst. De bevoegdheid is niet opgenomen in de offerte en er is ook niet specifiek verwezen naar de algemene voorwaarden waarin het beding staat. De algemene voorwaarden zijn niet aan [eisers] ter hand gesteld. [eisers] weet dat heel zeker. Hij heeft een map waarin hij alle documenten van de Bank bewaart. De algemene voorwaarden waar de Bank zich op beroept, zijn hier geen onderdeel van. Daarnaast staat in de offertes onder het kopje ‘bijlagen’ ook niet steeds opgenomen dat de algemene voorwaarden onderdeel zijn van de bijlage. Dit is een sterke indicatie dat de algemene voorwaarden niet ter hand zijn gesteld. Dit soort standaardriedels waarin staat opgenomen dat de algemene voorwaarden zijn bijgevoegd zijn te kwalificeren als onredelijk bezwarend in de zin van artikel 6:236 onder k BW omdat ze geen ander doel hebben dan de mogelijkheden voor de consument om bewijs te leveren van het tegendeel te beperken. Deze zijn dus ook niet overeengekomen, aldus steeds [eisers]
4.2.
De rechtbank stelt het volgende voorop. [eisers] heeft de offerte van 1 maart 2005 op iedere pagina geparafeerd en ondertekend, de kredietovereenkomst van 6 april 2005 ondertekend en de offerte van 8 december 2005 geparafeerd en ondertekend. In ieder stuk staat opgenomen dat de algemene voorwaarden van de Bank, de algemene bepalingen hypotheekstelling en de algemene voorwaarden woninghypotheken van toepassing zijn en dat [eisers] verklaart kennis te hebben genomen van de genoemde voorwaarden en hiermee akkoord te gaan.
4.2.1.
De tussen [eisers] en de Bank overeengekomen offertes en overeenkomsten kunnen worden aangemerkt als onderhandse akten in de zin van artikel 156 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De daarin opgenomen verklaring van [eisers] , dat hij kennis heeft genomen van de algemene voorwaarden en hiermee akkoord gaat, geldt, op grond van artikel 157 lid 2 Rv, als dwingend bewijs. Tegen het dwingend bewijs staat tegenbewijs open.
4.2.2.
De verklaring van [eisers] , dat de algemene voorwaarden niet in zijn map met stukken van de Bank zitten, is onvoldoende om te kunnen dienen als tegenbewijs. Die stelling legt, tegenover de dwingende bewijskracht van de onderhandse akte, onvoldoende gewicht in de schaal. Het is ook niet aannemelijk dat [eisers] de algemene voorwaarden niet heeft ontvangen. [eisers] is naar eigen zeggen en conform de verklaring van de Bank, een nauwkeurig persoon. [eisers] bekeek de offertes kritisch, leverde commentaar op de inhoud hiervan en onderhandelde over de verschillende voorwaarden van de geldleningen. Dat [eisers] meermaals heeft getekend voor ontvangst, is dan ook een handeling waar de rechtbank waarde aan hecht.
Dat niet steeds bij het kopje ‘bijlage’ van de offertes en kredietovereenkomst staat opgemerkt dat de algemene voorwaarden zijn opgenomen in de bijlage, doet niets af aan het feit dat meermaals is getekend voor ontvangst. De verwijzing van [eisers] naar artikel 6:236 onder k BW, betreft een verwijzing naar de ‘zwarte lijst’ van bedingen bij algemene voorwaarden. Dat sprake is van dwingende bewijskracht komt echter niet voort uit de overeenkomsten, maar uit de wet. Daarnaast heeft [eisers] nog steeds de mogelijkheid om tegenbewijs te leveren, er is in zoverre sprake van een bewijsvermoeden. De bevoegdheid van [eisers] om bewijs te leveren wordt niet uitgesloten of beperkt. Er is dus geen sprake van een situatie als bedoeld onder artikel 6:236 onder k BW.
4.3.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank van oordeel is dat de algemene voorwaarden zijn overeengekomen en onderdeel uitmaken van de overeenkomst.
Is de bijlage met voorwaarden voor de Woninghypotheek bij de offerte van 12 april 2006 in de plaats getreden van artikel 15 van de Algemene Voorwaarden en Bepalingen Woninghypotheken?
4.4.
Volgens [eisers] heeft hij mogen begrijpen dat de voorwaarden in de bijlage in de plaats traden van de Algemene Voorwaarden en Bepalingen Woninghypotheken en heeft hij uit die nieuwe voorwaarden mogen begrijpen dat de wijzigingsbevoegdheid van de Bank alleen zag op de Euribor of op het kredietrisico dat de Bank liep met de woning van [eisers] Er wordt weliswaar verwezen naar de hypotheekakte en niet naar de algemene voorwaarden en bepalingen woninghypotheken, maar de gemiddelde consument maakt hier geen onderscheid in, aldus [eisers]
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat [eisers] er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de voorwaarden in de bijlage in de plaats kwamen van artikel 15 van de Algemene Voorwaarden en Bepalingen woninghypotheken. In de begeleidende brief en de bijlage wordt meermaals verwezen naar de hypotheekakte, waarbij ervan mag worden uitgegaan dat de gemiddelde consument met een koopwoning wel degelijk het verschil weet tussen een hypotheekakte en algemene voorwaarden. Zelfs als de stelling van [eisers] wordt gevolgd is het de vraag waar dat toe leidt, dat de Bank het Euribor rentepercentage mocht wijzigen was immers inherent aan de geldlening. Dat in de voorwaarden nog eens werd opgenomen dat de Bank het rentepercentage mocht wijzigen, was dan ook op zichzelf onvoldoende om [eisers] het idee te geven dat dit enkel op de Euriborrente zag.
4.6.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank bij het beoordelen van de overige vorderingen van [eisers] zal uitgaan van artikel 15 in de Algemene voorwaarden en Bepalingen Woninghypotheken.
Het eenzijdig wijzigingsbeding
4.7.
[eisers] vordert dat het beding vernietigbaar is, dan wel dat hij dat beding zodanig mocht begrijpen dat alleen de Euriborrente maandelijks kon veranderen, maar de opslag vast was. Daarnaast voert [eisers] aan dat onder ‘opslag’ ook kan worden begrepen dat deze ziet op de liquiditeitsopslag, die onderdeel is van de Euriborrente.
4.8.
Bij de beoordeling dient de rechtbank onderscheid te maken tussen de taalkundige uitleg van het beding (was het beding duidelijk) en de vraag of het beding onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233 BW en om die reden vernietigbaar.
Taalkundig
4.9.
De rechtbank is, in tegenstelling tot [eisers] , van oordeel dat de tekst van artikel 15 van de Algemene Voorwaarden en Bepalingen Woninghypotheken duidelijk is. In artikel 15 staat opgenomen dat de Euriborrente maandelijks wordt vastgesteld en vermeerderd met een opslag. Op die wijze is de rente ook weergegeven in de offertes en kredietovereenkomsten, met steeds een Euriborrente en daarnaast nog een opslag van 0,7% of 0,2%. Vervolgens staat in artikel 15 dat de Bank bevoegd is de opslag te wijzigen. In het artikel wordt niet specifiek opgenomen wat voor soort opslag dat dan precies is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de bedoelde opslag in artikel 15 een onderdeel is van de Euriborrente. Dat is ook niet aannemelijk, want inherent aan deze geldlening is dat de Euriborrente maandelijks kan wijzigen. Het is dan ook niet noodzakelijk voor de Bank om in de algemene voorwaarden nog eens expliciet te wijzen op een onderdeel van de Euriborrente dat eveneens kan wijzigen. Het beding is dan ook taalkundig duidelijk. De uitleg van [eisers] wordt niet gevolgd.
4.10.
Het voorgaande betekent dat de subsidiaire vordering van [eisers] zal worden afgewezen.
Juridisch kader onredelijk bezwarend
4.11.
Over de vraag of het door de Bank gehanteerde eenzijdig wijzigingsbeding onredelijk bezwarend is, is in een aantal andere uitspraken geoordeeld. De Hoge Raad heeft in een uitspraak van 22 november 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1830, Euriborhypotheken) het juridisch kader dat van toepassing is op de beoordeling van het wijzigingsbeding uiteengezet.
4.12.
Een beding in algemene voorwaarden is vernietigbaar indien het gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij.
4.12.1.
Omdat [eisers] een consument is, is voor de vraag of het eenzijdig wijzigingsbeding onredelijk bezwarend is, ook relevant of het beding oneerlijk is in de zin van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (Richtlijn oneerlijke bedingen).
4.12.2.
In artikel 3 lid 1 van de Richtlijn oneerlijke bedingen is bepaald dat een beding oneerlijk is wanneer het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. In artikel 4 lid 1 van de Richtlijn staat opgenomen dat bij het bepalen van die oneerlijkheid alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst in aanmerking dienen te worden genomen, alsmede alle andere bedingen van de overeenkomst op het moment waarop de overeenkomst is gesloten.
4.12.3.
De Richtlijn oneerlijke bedingen kent een Bijlage met een indicatieve en niet-uitputtende lijst van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt. De Bijlage noemt in punt 1 onder j)
“het beding dat tot doel of gevolg heeft “de verkoper te machtigen zonder geldige, in de overeenkomst vermelde reden eenzijdig de voorwaarden van de overeenkomst te wijzigen”. Volgens punt 2 onder b) staat j)
“niet in de weg aan bedingen waarbij de leverancier van financiële diensten zich het recht voorbehoudt de door of aan de consument te betalen rentevoet of het bedrag van alle andere op de financiële diensten betrekking hebbende lasten bij geldige reden zonder opzegtermijn te wijzigen, mits de verkoper verplicht wordt dit zo spoedig mogelijk ter kennis te brengen van de andere contracterende partij(en) en deze vrij is (zijn) onmiddellijk de overeenkomst op te zeggen.”
4.12.4.
Indien een beding voorkomt op de indicatieve lijst bij de Richtlijn oneerlijke bedingen, leidt dat niet automatisch tot de conclusie dat een beding oneerlijk is. De rechter dient nog steeds te beoordelen of het beding in de context die aan de orde is een aanzienlijke verstoring oplevert van het evenwicht tussen partijen. Dat het beding voorkomt op de indicatieve lijst is daarbij een omstandigheid die meeweegt. Bij de toetsing van de oneerlijkheid van het beding moet worden nagegaan wat het cumulatieve effect is van alle maatregelen tezamen.
4.12.5.
In artikel 5 van de Richtlijn en artikel 6:238 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat schriftelijke bedingen in overeenkomsten met consumenten steeds duidelijk en begrijpelijk moeten zijn opgesteld. Hierbij is beslissend of de bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd voor een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument. Het beding is transparant indien de consument op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria de economische gevolgen die voor hem uit de overeenkomst voortvloeien, kan inschatten.
Een gebrek aan transparantie is een omstandigheid die moet meewegen bij de beoordeling van de oneerlijkheid van het beding. Het enkele gebrek aan transparantie van een beding kan leiden tot het oordeel dat het beding oneerlijk is. Bij wijzigingsbedingen staat tegenover het rechtmatige belang van de Bank om zich in te dekken tegen een wijziging in de omstandigheden, het even rechtmatige belang van de consument om te weten, en dus te kunnen voorzien, wat de gevolgen van een dergelijke wijziging voor hem in de toekomst zullen zijn. Daarom is bij de beoordeling van de transparantie en van de oneerlijkheid onder meer van bijzonder belang of het beding de redenen voor en de wijze van wijziging specificeert.
Beoordeling: onredelijk bezwarend?
4.13.
Hoewel het beding taalkundig duidelijk is, is het niet transparant. Het is voor [eisers] niet mogelijk om de economische gevolgen van het wijzigingsbeding te overzien. Daarin is immers niet duidelijk gemaakt wanneer de Bank hier gebruik van mag maken en conform welke criteria. Het beding komt daarnaast voor op de indicatieve lijst in de Bijlage bij de Richtlijn oneerlijke bedingen. Dat betekent echter niet direct dat het beding oneerlijk is, daarvoor zijn immers alle voorwaarden van de overeenkomst van belang om te bepalen of sprake is van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht.
4.14.
Er is geen sprake van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen partijen. Tegenover de eenzijdige wijzigingsbevoegdheid van de Bank staat namelijk de mogelijkheid voor [eisers] om zijn rentevorm om te zetten of de geldlening vervroegd kosteloos af te lossen. Die twee maatregelen bieden voldoende compensatie voor de nadelige gevolgen van het eenzijdig wijzigingsbeding.
4.15.
Het beding is dan ook niet oneerlijk en daarnaast niet onredelijk bezwarend.
De Bank mocht gebruik maken van dit beding. Dat betekent dat de primaire vordering van [eisers] zal worden afgewezen.
Schending zorgplicht
4.16.
[eisers] heeft meer subsidiair aangevoerd dat de Bank haar precontractuele zorgplicht heeft geschonden door niet te wijzen op het beding in de algemene voorwaarden. Dat de Bank de opslag kan wijzigen is versluierd en onopvallend opgenomen in de algemene voorwaarden en daarnaast op een onlogische plek. Artikel 15 staat onder het kopje “geldleningen met variabele rente gebaseerd op de Euribor”, terwijl de wijzigingsbevoegdheid ziet op een opslag die niet tot de rente behoort, maar die apart is overeengekomen en bovenop de te betalen rente komt. Daarnaast wordt niet duidelijk op welke opslag de bevoegdheid precies ziet, want in de Euriborrente zitten al meerdere opslagen verwerkt. De Bank heeft zich niet gehouden aan artikel 4:19 en 4:20 van de Wet of het financieel toezicht (Wft), aldus steeds [eisers]
4.17.
De rechtbank stelt ten aanzien van de zorgplicht het volgende voorop. De maatschappelijke functie van een bank brengt een (bijzondere) zorgplicht met zich. Die zorgplicht geldt zowel jegens cliënten van een bank uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding, als jegens derden met de belangen van wie de bank rekening behoort te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. De zorgplicht kan mede strekken ter bescherming van de cliënt tegen het gevaar van een gebrek aan kunde en inzicht of van eigen lichtvaardigheid. De reikwijdte van de zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de relatie tussen partijen, de achtergrond van partijen en de aard van het product.
4.18.
Nu het eenzijdig wijzigingsbeding niet onredelijk bezwarend is, rustte op de Bank geen verplichting om [eisers] specifiek op dat beding te wijzen. Het beding is niet versluierd opgenomen in de algemene voorwaarden. De rechtbank heeft hiervoor in 4.9 reeds overwogen dat de bepaling taalkundig duidelijk is. De Bank heeft de op haar rustende zorgplicht dan ook niet geschonden.
4.19.
Het voorgaande betekent dat de meer subsidiaire vordering zal worden afgewezen.
Dwaling
4.20.
[eisers] legt aan zijn nog meer subsidiaire vordering onder 4. ten grondslag dat als hij had geweten dat de Bank de bevoegdheid had om de opslag aan te passen, hij een dergelijk tweeledig risico (dat de Bank zowel de Euriborrente als de opslag zou verhogen) niet zou hebben geaccepteerd. [eisers] zou de hypotheek dan niet, althans niet op deze voorwaarden, hebben afgesloten.
4.21.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 28 juni 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1046) overwogen dat op degene die een financieel product of een financiële dienst aanbiedt aan een wederpartij die daarover geen specifieke deskundigheid heeft of mag worden verondersteld te hebben, in het algemeen een mededelingsplicht rust om redelijkerwijs te voorkomen dat die wederpartij de overeenkomst aangaat onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken. De aanbieder dient inlichtingen te verschaffen die voldoende duidelijk zijn om te bewerkstelligen dat de wederpartij tijdig inzicht kan krijgen in de wezenlijke kenmerken van dat product of die dienst. Omvang en inhoud van deze mededelingsplicht zijn afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
4.21.1.
De wederpartij moet zich van haar kant redelijke inspanningen getroosten om te voorkomen dat zij onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken contracteert. Van haar mag daarom in ieder geval worden verlangd dat zij kennisneemt van de inhoud van de overeenkomst en van voorafgaand aan het sluiten daarvan verstrekte schriftelijke informatie, en dat zij deze stukken aandachtig en met de nodige oplettendheid bestudeert. Indien de genoemde stukken, ook na een eventuele mondelinge toelichting, onduidelijkheden bevatten, mag van haar worden verlangd dat zij daarover vragen stelt. Daarbij geldt dat men in de regel mag afgaan op de juistheid van de door de wederpartij gedane mededelingen.
4.22.
De rechtbank heeft in 4.3 reeds overwogen dat het ervoor moet worden gehouden dat [eisers] de algemene voorwaarden heeft ontvangen. Van [eisers] mag worden verwacht dat hij de kredietovereenkomst aandachtig doorleest, iets wat hij ook altijd deed. Datzelfde geldt voor de algemene voorwaarden. [eisers] had dan ook op de hoogte kunnen zijn van het eenzijdig wijzigingsbeding en had hierover aanvullende vragen kunnen stellen aan de Bank. Het beroep op dwaling slaagt dan ook niet.
4.23.
Dat betekent dat de nog meer subsidiaire vordering onder 4. zal worden afgewezen.
Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
4.24.
[eisers] voert tot slot aan dat het eenzijdig wijzigingsbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.25.
In artikel 6:248 lid 2 BW is bepaald dat een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel niet van toepassing is, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Of een beroep op een beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, hangt af van diverse omstandigheden, zoals de aard en verdere inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop het beding tot stand is gekomen en de mate waarin de wederpartij zich de strekking van het beding bewust is geweest. In dit verband mogen, anders dan bij de toets op oneerlijkheid, omstandigheden die zich na de contractsluiting hebben voorgedaan, worden meegewogen, waaronder de wijze waarop de overeenkomst is uitgevoerd.
4.26.
De Bank heeft in haar brieven van 22 januari 2009 en 24 april 2012, bij de aankondiging van de verhoging, toegelicht waarom zij de opslag diende te verhogen. Deze toelichting is vrij summier en komt erop neer dat de ontwikkelingen op de financiële markt hiertoe aanleiding geven en geld lenen voor de Bank zelf ook duurder is geworden. De Bank
heeft in haar processtukken en ter zitting toegelicht dat zij bij een geldlening slechts een gedeelte van de lening voor langere periode leent, niet het gehele bedrag. De opslag is opgebouwd uit een vergoeding voor de liquiditeitsopslag, kapitaalkosten, kosten voor kredietrisico’s en kosten voor de bedrijfsvoering. Na de financiële crisis is de liquiditeitsopslag sterk gestegen. Daarnaast zijn de kosten van de Bank toegenomen door de strengere eisen dat aan banken worden gesteld en verhoogde verwachte verliezen.
4.27.
Hiermee heeft de Bank gemotiveerd toegelicht waarom zij gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om de opslagen te verhogen. De Bank had [eisers] ten tijde van het verhogen van de opslagen duidelijker kunnen informeren over de noodzaak hiervan. Dat zij dat heeft nagelaten betekent echter niet dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was om de opslag te verhogen. De rechtbank weegt daarnaast ook mee dat [eisers] na verhoging van de opslagen nog steeds een zeer gunstig rentetarief had. Hij was hier zelf ook van op de hoogte en heeft mede om die reden besloten om zijn hypotheek niet te herfinancieren bij een andere bank.
4.28.
Het voorgaande betekent dat de nog meer subsidiaire vordering onder 5. ook zal worden afgewezen.
Conclusie
4.29.
De vorderingen 1. tot en met 5. van [eisers] worden afgewezen.
Nu alle aan de schadevergoeding ten grondslag gelegde vorderingen worden afgewezen, zal de gevorderde schadevergoeding (vordering 6.) eveneens worden afgewezen.
4.30.
[eisers] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten aan de zijde van de Bank worden veroordeeld. Deze worden tot op heden begroot op:
- griffierecht € 589,00
- salaris advocaat
€ 1.196,00(€ 598,00 x 2 punten)
Totaal € 1.785,00
4.31.
De nakosten zullen worden begroot en toegewezen op de wijze als hierna in de beslissing staat vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van de Bank tot op heden begroot op € 1.785,00,
5.3.
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis aan de zijde van de Bank ontstane nakosten, begroot op € 170,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [eisers] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw,
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. Jöbsis, rechter, bijgestaan door mr. Z.S. Lintvelt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023.