ECLI:NL:RBAMS:2023:6591

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
AMS 23/591 en 23/592
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsbijstand en vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke belastingzaken

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 23 oktober 2023, met zaaknummers AMS 23/591 en 23/592, heeft de rechtbank de beroepen van de Stichting Beheer Derdengelden tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan de Stichting op 15 juli 2022 en 30 september 2022 aanslagen afvalstoffenheffing opgelegd, waarop de Stichting bezwaar heeft gemaakt. De heffingsambtenaar heeft de bezwaren gegrond verklaard en de aanslagen verminderd tot € 0,-, maar heeft niet beslist op het verzoek om vergoeding van de kosten in bezwaar.

De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar ten onrechte niet heeft beslist op het verzoek om vergoeding van de kosten in bezwaar, maar dat de Stichting geen recht heeft op vergoeding van deze kosten. Dit komt voort uit de verwevenheid tussen de maatschap van advocaten, waarvan de gemachtigde deel uitmaakt, en de Stichting. De rechtbank concludeert dat de rechtsbijstand niet is verleend door een derde, waardoor de Stichting geen recht heeft op vergoeding van de kosten van het bezwaar of het beroep.

De rechtbank verklaart de beroepen gegrond, vernietigt de uitspraken op bezwaar vanwege het motiveringsgebrek, maar laat de rechtsgevolgen in stand. De heffingsambtenaar wordt opgedragen het griffierecht van € 730,- aan de Stichting te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 23/591 en 23/592

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 oktober 2023 in de zaak tussen

Stichting Beheer Derdengelden [eiseres], Amsterdam, eiseres, hierna: de Stichting
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, hierna: de heffingsambtenaar

( [heffingsambtenaar] ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van de Stichting tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 31 december 2022.
De heffingsambtenaar heeft aan de Stichting op 15 juli 2022 en op 30 september 2022 een aanslag afvalstoffenheffing opgelegd. De Stichting heeft tegen beide aanslagen bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft in de uitspraken op bezwaar de bezwaren gegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de aanslagen verminderd tot € 0,- .
De Stichting is in beroep gegaan tegen de bestreden uitspraken. De heffingsambtenaar heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 3 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van de Stichting en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.

Beoordeling door de rechtbank

Conclusie
1. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar in de uitspraken op bezwaar ten onrechte niet heeft beslist op het verzoek om vergoeding van de kosten in bezwaar. Toch krijgt de Stichting voor wat betreft de inhoud van het geschil geen gelijk. De heffingsambtenaar heeft zich namelijk in het verweerschrift terecht op het standpunt gesteld dat de kosten van het bezwaar niet voor vergoeding in aanmerking komen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en procesbelang
2. De aanslagen afvalstoffenheffing zijn opgelegd aan de Stichting Beheer Derdengelden [eiseres] . Namens de Stichting heeft [eiseres] , in de persoon van [gemachtigde] , hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om aan de Stichting een vergoeding ten behoeve van de bezwaarprocedure toe te kennen, waaronder begrepen een bedrag voor het salaris van de gemachtigde van de Stichting. In de uitspraken op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de bezwaren gegrond verklaard en de aanslagen verminderd naar nihil, maar niet beslist op de verzoeken om vergoeding van de kosten van het bezwaar. Om die reden heeft de Stichting procesbelang bij de beoordeling van de beroepen.
De beroepen zijn gegrond
3. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar ten onrechte niet heeft beslist op de verzoeken van de Stichting om vergoeding van de kosten van het bezwaar. In zoverre is sprake van een motiveringsgebrek in deze beslissingen. De beroepen zijn daarom gegrond. De bestreden besluiten komen voor vernietiging in aanmerking. Omdat de heffingsambtenaar naar het oordeel van de rechtbank materieel bezien juiste besluiten heeft genomen, zal de rechtbank [1] bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
4. Hiermee is de vraag of de Stichting recht heeft op vergoeding van de kosten van het bezwaar nog niet beantwoord. De rechtbank zal moeten beoordelen of aan de Stichting alsnog een vergoeding van de kosten van de bezwaarschriften moet worden toegekend. De uitkomst van die beoordeling heeft ook gevolgen voor de vraag of de Stichting, nu de beroepen gegrond zijn verklaard, recht heeft op vergoeding van de kosten van het beroep.
Rechtsbijstand door een derde
5. Alleen als de rechtsbijstand beroepsmatig en door een derde is verleend, kan de andere partij worden veroordeeld tot het vergoeden van de gemaakte kosten. [2] Tussen partijen is alleen in geschil of de rechtsbijstand in bezwaar is verleend door een derde.
6. De heffingsambtenaar vindt dat de rechtsbijstand niet is verleend door een derde. De stichting vindt van wel en is dus van mening dat zij recht heeft op een vergoeding van de kosten van het bezwaar. De Stichting heeft op de zitting toegelicht dat de maatschap van advocaten waar de gemachtigde deel van uitmaakt en de Stichting Beheer Derdengelden twee verschillende juridische entiteiten zijn en verder dat de gemachtigde geen belanghebbende bij het besluit is, omdat deze slechts een afgeleid belang heeft.
7. De rechtbank stelt naar aanleiding van wat partijen tijdens de zitting naar voren hebben gebracht het volgende vast. [gemachtigde] , de gemachtigde van de Stichting, is één van de drie maten van het advocatenkantoor [eiseres] . Dit advocatenkantoor heeft de Stichting opgericht. Het doel van de Stichting is het beheren van gelden van cliënten van het advocatenkantoor. Het bestuur van de Stichting wordt gevormd door de andere twee maten van het advocatenkantoor. Toen de Stichting de twee aanslagen kreeg opgelegd, heeft één van de bestuursleden aan [gemachtigde] mondeling opdracht gegeven om bezwaarschriften op te stellen. De maatschap heeft vervolgens aan de Stichting een factuur gestuurd voor de door [gemachtigde] verleende diensten. In overleg met [gemachtigde] is deze factuur tot op heden nog niet betaald en is afgesproken de afloop van de beroepsprocedure af te wachten. Op de zitting heeft [gemachtigde] desgevraagd toegelicht dat, hoewel de Stichting aan de cliënten van het advocatenkantoor een vergoeding vraagt voor het beheer van de gelden van cliënten, de Stichting niet in staat zal zijn om de factuur voor de rechtsbijstand volledig te voldoen. Dit brengt mee, zoals [gemachtigde] ter zitting ook heeft erkend, dat de factuur uiteindelijk voor rekening zal komen van de maatschap waarvan mr. Siemelink deel uitmaakt. Zo beschouwd, komt de rekening voor een derde deel ook voor rekening van [gemachtigde] . De maatschap heeft daarmee dezelfde belangen bij de uitkomst van dit geschil als haar cliënte. De rechtbank ziet hierin een dusdanige verwevenheid tussen de Stichting en de maatschap als rechtsbijstandverlener, dat er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van door een derde verleende rechtsbijstand.
8. De rechtbank is daarom van oordeel dat er geen grond bestaat te bepalen dat aan de Stichting een vergoeding van de kosten van het bezwaar toekomt. Om dezelfde reden is ook geen grond voor een veroordeling in de kosten van het beroep.
9. Omdat de beroepen gegrond zijn, bestaat wel aanleiding te bepalen dat de heffingsambtenaar het griffierecht in beide zaken aan de Stichting vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar vanwege het vastgestelde motiveringsgebrek, met instandlating van de rechtsgevolgen;
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 730,- (tweemaal
€ 365,-) aan de Stichting te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. M. den Toom, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2023.
Griffier
rechter
De griffier is verhinderd te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Dit volgt uit artikel 1, aanhef en onder a van het Besluit proceskosten bestuursrecht.