ECLI:NL:RBAMS:2023:7068

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
C/13/719326 / HA ZA 22-494
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis inzake verbetering van een eerder vonnis in faillissementszaak

In deze zaak heeft de curator, QQ., in hoedanigheid van curator in het faillissement van B.V., een verzoek ingediend tot verbetering van een eerder vonnis dat op 14 juni 2023 was gewezen. De curator verzocht de rechtbank om een kennelijke fout in het vonnis te herstellen, waarin stond dat gedaagde 2 werd veroordeeld tot betaling aan gedaagden, terwijl dit in werkelijkheid aan de curator moest zijn. De rechtbank heeft de gedaagden in de gelegenheid gesteld om hun standpunt over het verzoek kenbaar te maken. Gedaagde 1 heeft bezwaar gemaakt tegen het verzoek, stellende dat gedaagde 2 niets te maken had met het bedrijf en dat het eerdere vonnis in stand moest blijven.

De rechtbank heeft de argumenten van de gedaagden overwogen en geconcludeerd dat er inderdaad sprake was van een kennelijke fout in het vonnis van 14 juni 2023. De rechtbank heeft het verzoek van de curator toegewezen en het vonnis aangepast. De aanpassing houdt in dat gedaagde 2 nu wordt veroordeeld om aan de curator te betalen in plaats van aan gedaagden. De rechtbank heeft ook bepaald dat deze verbetering op de minuut van het eerdere vonnis moet worden vermeld en dat partijen de ontvangen afschriften van het eerdere vonnis moeten retourneren aan de griffie.

Dit herstelvonnis is uitgesproken op 5 juli 2023 door rechter R.H.C. Jongeneel en is een belangrijke stap in de afhandeling van de faillissementszaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/719326 / HA ZA 22-494
Herstelvonnis van 5 juli 2023
in de zaak van
[curator] QQ.,
in hoedanigheid van curator in het faillissement van [eiser] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
advocaat: mr. D.H. Loozeman te Utrecht,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
zonder advocaat (na onttrekking van mr. S.R. Voorhorst).
De eisende partij wordt hierna de curator genoemd. De gedaagde partijen worden hierna gezamenlijk [gedaagden] genoemd, en apart [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .

1.Het verzoek tot verbetering

1.1.
Bij e-mail van 16 juni 2023 is namens de curator aan de rechtbank verzocht om verbetering van het op 14 juni 2023 in deze zaak gewezen vonnis. In r.o. 5.2 van het op 14 juni 2023 gewezen vonnis staat dat [gedaagde 2] wordt veroordeeld tot betaling van een geldbedrag aan [gedaagden] Dit lijkt een kennelijke verschrijving: [gedaagde 2] moet, gelet op de vordering van de curator, worden veroordeeld tot betaling van een geldbedrag aan de curator.
1.2.
De rechtbank heeft [gedaagden] in de gelegenheid gesteld zich over dit verzoek uit te laten.
Bij brief van 23 juni 2023 heeft [gedaagde 1] namens [gedaagde 2] aan de rechtbank bericht bezwaar te hebben tegen inwilliging van het verzoek. [gedaagde 2] heeft niks te doen gehad met het bedrijf. Het gewezen vonnis moet daarom in stand worden gelaten. Zo blijft [gedaagde 2] buitenspel.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank is van oordeel dat in het vonnis van 14 juni 2023 sprake is van een kennelijke fout, die zich voor eenvoudig herstel leent. De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen als volgt.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat nr. 5.2 van het op 14 juni 2023 tussen de curator en [gedaagden] gewezen vonnis, waar staat
“veroordeelt [gedaagde 2] om aan [gedaagden] te betalen een bedrag van:
- € 11.620,- aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 2 maart 2022 tot aan de dag van volledige betaling; en
- € 891,20 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- € 3.275,61 aan Nederlandse beslagkosten; en
- € 3.058,86 aan Duitse beslagkosten,”
wordt gewijzigd in
“veroordeelt [gedaagde 2] om aan de curator te betalen een bedrag van:
- € 11.620,- aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 2 maart 2022 tot aan de dag van volledige betaling; en
- € 891,20 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- € 3.275,61 aan Nederlandse beslagkosten; en
- € 3.058,86 aan Duitse beslagkosten,”,
3.2.
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 5 juli 2023 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 14 juni 2023,
3.3.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 14 juni 2023 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023. [1]

Voetnoten

1.type: