ECLI:NL:RBAMS:2023:7117

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
21/4265
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op Wob-verzoek inzake milieu-informatie en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft eiser op 29 juni 2021 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om openbaarmaking van meldingen over ongevallen of incidenten met biologische agentia van categorie 3 of 4. De rechtbank ontving op 17 augustus 2021 het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen door verweerder. Verweerder heeft op 24 augustus 2021 een besluit genomen, maar eiser heeft zijn beroep niet tijdig ingetrokken. De rechtbank heeft op 4 november 2021 buiten zitting uitspraak gedaan op het verzoek van eiser om proceskostenvergoeding, maar dit verzoek werd afgewezen. Eiser kwam in verzet, en de rechtbank verklaarde dit verzet op 11 augustus 2022 gegrond, waarna het onderzoek werd hervat.

Tijdens de zitting op 7 augustus 2021 heeft de rechtbank de gemachtigden van beide partijen en een deskundige van de Arbeidsinspectie gehoord. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet tijdig een besluit heeft genomen op het Wob-verzoek van eiser, en dat eiser recht heeft op een proceskostenvergoeding. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 1.255,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank concludeert dat de zaak van licht gewicht is, omdat het enkel gaat om de vraag of de beslistermijn is overschreden.

In de beslissing van 18 september 2023 heeft de rechtbank verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden en verweerder in de proceskosten van eiser te veroordelen tot een bedrag van € 1.883,25. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/4265

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] )
en

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. Korkmaz).

Procesverloop

1. Eiser heeft op 29 juni 2021 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob-verzoek). Op 17 augustus 2021 heeft de rechtbank het beroep niet tijdig beslissen van eiser ontvangen. Omdat verweerder op 24 augustus 2021 een besluit heeft genomen op het Wob-verzoek van eiser, heeft hij zijn beroep niet tijdig op 25 augustus 2021 ingetrokken, waarbij eiser heeft verzocht verweerder te veroordelen in de proceskosten en het griffierecht te vergoeden. Verweerder heeft op 26 augustus 2021 een verweerschrift ingediend en eiser heeft daar op 1 oktober 2021 op gereageerd.
1.1
De rechtbank heeft op 4 november 2021 buiten zitting uitspraak gedaan op het verzoek van eiser om een proceskostenveroordeling en vergoeding van het griffierecht en het verzoek afgewezen. Tegen deze uitspraak is eiser op 10 december 2021 in verzet gekomen. Verweerder heeft schriftelijk gereageerd op het verzet op 17 mei 2022. De rechtbank heeft het verzet op 30 juni 2021 op zitting behandeld en vervolgens bij uitspraak van 11 augustus 2022 gegrond verklaard. In deze uitspraak heeft de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin zich dat bevond voordat de buiten-zittinguitspraak werd gedaan.
1.2.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2021. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder en de door verweerder meegebrachte deskundige van de Arbeidsinspectie, [naam] . De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

2. Omdat door verweerder een besluit is genomen op het Wob-verzoek van eiser en eiser het beroep heeft ingetrokken, hoeft de rechtbank op dit punt niet meer te beslissen. Wel dient de rechtbank een beslissing te nemen op het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen en op te dragen het griffierecht te vergoeden. In dat kader overweegt de rechtbank het volgende.
3. Eiser heeft met zijn Wob-verzoek verzocht om openbaarmaking van alle meldingen op grond van artikel 4.95 van het Arbobesluit over ongevallen of incidenten waarbij (mogelijk) biologische agentia [1] van categorie 3 [2] of 4 [3] zijn vrijgekomen en die besmetting van werknemers met die biologische agentia kunnen veroorzaken. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bij de gevraagde meldingen gaat om milieu-informatie [4] . In dat kader wijst eiser op de kortere beslistermijn van twee weken in het geval van milieu-informatie, [5] die slechts verdaagd kan worden als de omvang of gecompliceerdheid van de
milieu-informatie een verlenging rechtvaardigt. Omdat verweerder op het Wob-verzoek van 29 juni 2021 pas een besluit heeft genomen op 24 augustus 2021 is dit volgens eiser te laat. Hoewel verweerder wel een besluit heeft genomen, geeft dit eiser volgens zijn standpunt recht op een proceskostenvergoeding en vergoeding van het griffierecht.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van milieu-informatie in de opgevraagde meldingen. Biologische agentia vallen volgens verweerder niet onder de definitie van milieu-informatie. Verder merkt verweerder op dat de meldingen ook geen andere informatie bevatten die aan te merken is als milieu-informatie.
5. Zoals de rechtbank in de verzetzaak en in de inhoudelijke beroepszaak heeft overwogen, [6] kan er niet zonder meer van worden uitgegaan dat de informatie in de gevraagde meldingen over biologische agentia van categorie 3 of 4 niet onder de definitie van milieu-informatie valt. Verder ontbreekt vooralsnog een voldoende motivering waarom er geen sprake zou zijn van milieu-informatie. De rechtbank ziet hierin aanleiding om er in het kader van deze procedure van uit te gaan dat dat voor het beslissen op het Wob-verzoek van eiser de kortere termijn van twee weken gold.
5.1.
Dit leidt tot de conclusie dat verweerder niet tijdig een besluit heeft genomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er aanleiding is om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt deze proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.255,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift,
1 punt voor het indienen van het verzetschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.883,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Kuppens, voorzitter, en mr. A.K. Glerum en
mr. M.H.W. Franssen, leden, in aanwezigheid van mr. K.M. Nannan Panday, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 september 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Biologische agentia worden in art. 4.84 tweede lid onder a van het Arbeidsomstandighedenbesluit gedefinieerd als ‘al dan niet genetisch gemodificeerde micro-organismen, celculturen en menselijke endoparasieten die een infectie, allergie of toxiciteit kunnen veroorzaken’.
2.Artikel 4.84 derde lid onder c van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
3.Artikel 4.84 derde lid onder d van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
4.Zoals bedoeld in artikel 19.1a van de Wet milieubeheer.
5.Op grond van artikel 6, zesde lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
6.Zie de uitspraak van deze rechtbank van 18 september 2023, onder zaaknummer [zaak] .