In deze zaak heeft eiser op 29 juni 2021 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om openbaarmaking van meldingen over ongevallen of incidenten met biologische agentia van categorie 3 of 4. De rechtbank ontving op 17 augustus 2021 het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen door verweerder. Verweerder heeft op 24 augustus 2021 een besluit genomen, maar eiser heeft zijn beroep niet tijdig ingetrokken. De rechtbank heeft op 4 november 2021 buiten zitting uitspraak gedaan op het verzoek van eiser om proceskostenvergoeding, maar dit verzoek werd afgewezen. Eiser kwam in verzet, en de rechtbank verklaarde dit verzet op 11 augustus 2022 gegrond, waarna het onderzoek werd hervat.
Tijdens de zitting op 7 augustus 2021 heeft de rechtbank de gemachtigden van beide partijen en een deskundige van de Arbeidsinspectie gehoord. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet tijdig een besluit heeft genomen op het Wob-verzoek van eiser, en dat eiser recht heeft op een proceskostenvergoeding. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 1.255,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank concludeert dat de zaak van licht gewicht is, omdat het enkel gaat om de vraag of de beslistermijn is overschreden.
In de beslissing van 18 september 2023 heeft de rechtbank verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden en verweerder in de proceskosten van eiser te veroordelen tot een bedrag van € 1.883,25. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.