Beoordeling door de rechtbank
1. De rechtbank beoordeelt of verweerder eiseres’ WIA-uitkering terecht heeft ingetrokken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat aan deze procedure voorafging
3. Eiseres was laatstelijk werkzaam als verkoopmedewerkster voor 23,91 uur per week. Aansluitend ontving zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Op
21 januari 2013 meldde eiseres zich ziek voor dit werk wegens een huidaandoening aan haar handen en voeten. Er werd een somatische aandoening gediagnosticeerd, discoïde lupus erthyematosus (CDLE). Als gevolg daarvan ontwikkelde eiseres psychische klachten, die als matige depressie werden geduid. Ook werd gesteld dat sprake is van een lichte verstandelijke beperking bij IQ 54. In 2014 kwamen hier gegeneraliseerde pijnklachten bij. Op 10 november 2014 vond een WIA-beoordeling plaats. Verweerder concludeerde dat eiseres volledig arbeidsongeschikt was en kende haar als gevolg daarvan een WIA-uitkering toe. Na deze toekenning heeft op verzoek van de werkgever meermaals een WIA-beoordeling plaatsgevonden, omdat eiseres volgens de werkgever niet alleen volledig, maar ook duurzaam arbeidsongeschikt is. Daarom heeft eiseres, volgens de werkgever, recht op een Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA-uitkering). Aanleiding voor de onderhavige procedure is een dergelijk verzoek, gedaan op 26 maart 2021.
4. Met het primaire besluit heeft verweerder eiseres’ WIA-uitkering ongewijzigd gelaten. Volgens verweerder is eiseres onverminderd voor 100% arbeidsongeschikt, maar zijn haar medische klachten niet duurzaam, zodat zij geen recht heeft op een IVA-uitkering. Aan dit besluit heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts van 14 oktober 2021, met een opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van dezelfde datum, en een rapport van de arbeidsdeskundige van 18 oktober 2021 ten grondslag gelegd. De werkgever heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
5. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van de werkgever gegrond verklaard. Verweerder heeft eiseres per 26 maart 2021 20,53% arbeidsongeschikt geacht en per 21 april 2022 18,44%. Aan dit besluit heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 31 maart 2022, met een opgestelde FML van dezelfde datum, en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van
31 maart 2022 ten grondslag gelegd.
6. Eiseres vindt dat haar beperkingen zijn onderschat en dat zij nog steeds recht heeft op een WIA-uitkering. Zij acht zichzelf 100% arbeidsongeschikt. Op de zitting heeft eiseres aangegeven dat haar beroepsgronden met name zien op de in de FML opgenomen rubriek hand- en vingergebruik, meer specifiek op knijp/grijpkracht. Daarnaast heeft eiseres astma, waardoor voorwaarden aan haar werkomgeving gesteld moeten worden voor inhaleren van stof/dampen. Ter onderbouwing heeft eiseres een verzekeringsgeneeskundig rapport overgelegd van het Expertise Instituut, uitgevoerd door verzekeringsarts [naam] .
Het oordeel van de rechtbank
7. Op de zitting hebben partijen aangegeven dat de uitgangsdatum van de beoordeling 2 juli 2022 is (datum in geding). Kern van het geschil is of verweerder terecht heeft bepaald dat eiseres op die datum voor 20,97% arbeidsongeschikt is.
8. Verweerder mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
9. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, met het aanvullende rapport in beroep, vanwege de onderzoeksactiviteiten die zijn verricht zorgvuldig tot stand gekomen. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiseres telefonisch gesproken op
14 oktober 2021. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd, eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht op het spreekuur van 28 maart 2022 en informatie van derden, waaronder informatie van de huisarts, psychiater, dermatoloog, revalidatiearts en reumatoloog, bij haar beoordeling betrokken. Ook heeft zij de medische informatie in de beroepsfase bij haar beoordeling betrokken, nieuwe medische informatie opgevraagd bij de huisarts en reumatoloog en daar aanvullend op gerapporteerd.
10. De rechtbank overweegt dat de medische informatie die de verzekeringsarts bezwaar en beroep in opdracht van de rechtbank heeft opgevraagd geleid heeft tot een andere vaststelling van de belastbaarheid van eiseres. In de nieuw opgestelde FML van
11 mei 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een aanvullende beperking aangenomen op hand- en vingergebruik omdat knijp/grijpkracht beperkt is, met de toelichting: ‘kan wel, maar niet langdurig achtereen veel kracht zetten’. In het daarbij behorende rapport geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat gelet op de geobjectiveerde afwijkingen rond de datum in geding en ook uit preventief oogpunt, gezien mogelijke kortdurende vermindering van de knijpkracht tijdens aanvallen van koude en gevoelloze vingers, een beperking ten aanzien van knijp- en grijpkracht zal worden toegevoegd met de hiervoor genoemde toelichting.
11. Eiseres is het met deze conclusie niet eens en voert aan dat zij bij elke handeling een verminderde sensibiliteit van de linker wijsvinger heeft en ook de knijpkracht minder is. Ook stelt eiseres zich op het standpunt dat dit niet temperatuur afhankelijk is.
12. Naar het oordeel van de rechtbank is de motivering bij de toelichting op de beperking op hand- en vingergebruik van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te volgen. De reumatoloog schijft in zijn brief van 3 mei 2023 dat in augustus 2022 sprake was van verminderde sensibiliteit van de linker wijsvinger en dat ook de knijpkracht minder was, waarvoor verwijzing naar de neuroloog is gevolgd. Onduidelijk is waarom de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanneemt dat eiseres niet langdurig achtereen veel kracht kan zetten, maar kortdurend wel. Dit is immers niet af te leiden uit de brief van de reumatoloog. Ook het verschil in knijpkracht bij warme en koude vingers wordt daarin niet benoemd.
13. In de opgevraagde medische informatie heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding gezien om voorwaarden te stellen aan de werkomgeving voor het werken met stof, gassen en dampen. De rechtbank kan de toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dit punt volgen. Uit de medische stukken volgt immers niet dat bij eiseres de diagnose astma is gesteld. Ook is niet gebleken dat eiseres door een longarts is onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat geen sprake is van medisch objectiveerbare longafwijkingen of een onderliggende longaandoening waardoor een beperking op het gebied van werken met stof, gas en dampen gerechtvaardigd is. Eiseres heeft hier onvoldoende tegenover gesteld.
Arbeidskundige beoordeling
14. Omdat de rechtbank de medische grondslag van het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd vindt, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit juist is. Verweerder zal immers een nieuw medisch oordeel moeten vellen, waarna de geduide functies ook weer onder de loep moeten worden genomen.