ECLI:NL:RBAMS:2023:7122

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
22/3704
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C.S. van Limburg Stirum
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 10 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres, die zich had beroepen tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, die lijdt aan diverse medische aandoeningen, waaronder discoïde lupus erthyematosus en psychische klachten, had in 2014 een WIA-uitkering toegekend gekregen. Echter, na een herbeoordeling in 2021 concludeerde verweerder dat eiseres niet duurzaam arbeidsongeschikt was en beëindigde de uitkering. Eiseres ging hiertegen in beroep, waarbij zij stelde dat haar beperkingen waren onderschat en dat zij recht had op een WIA-uitkering.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep met betrekking tot de beperking op hand- en vingergebruik niet te volgen was. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand waren gekomen, maar dat de conclusies niet logisch voortvloeiden uit de medische informatie. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank ook de proceskosten en het griffierecht aan eiseres heeft toegewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen en de noodzaak voor verweerder om een nieuw medisch oordeel te vellen, waarbij ook de arbeidskundige grondslag opnieuw moet worden bekeken. De rechtbank heeft de termijn voor het nemen van een nieuw besluit vastgesteld, die pas begint te lopen na afloop van de termijn voor hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/3704

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit Amsterdam, eiseres
(gemachtigde: mr. D.E. de Hoop),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
( [gemachtigde verweerder] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
A.S. Watson (Health and Beauty Contine)uit Renswoude (de werkgever)
(gemachtigde: mr. B. Polman).

Inleiding

Met een besluit van 18 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ongewijzigd gelaten.
Met het bestreden besluit van 23 juni 2022 heeft verweerder het bezwaar van de werkgever gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het besluit van 18 oktober 2021 herroepen en de WIA-uitkering van eiseres beëindigd.
Eiseres is tegen het bestreden besluit in beroep gegaan.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. De werkgever heeft zich afgemeld voor de zitting. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
Met een beslissing van 21 februari 2023 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om verweerder de gelegenheid te geven nadere informatie op te vragen bij de behandelend artsen van eiseres.
Op 26 mei 2023 heeft verweerder nadere stukken ingediend. Eiseres heeft hierop gereageerd op 27 juli 2023.
De rechtbank heeft partijen daarna gevraagd of zij behoefte hebben om op een nadere zitting te worden gehoord. Eiseres heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan een nadere zitting. De overige partijen hebben niet gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek daarom gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt of verweerder eiseres’ WIA-uitkering terecht heeft ingetrokken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat aan deze procedure voorafging
3. Eiseres was laatstelijk werkzaam als verkoopmedewerkster voor 23,91 uur per week. Aansluitend ontving zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Op
21 januari 2013 meldde eiseres zich ziek voor dit werk wegens een huidaandoening aan haar handen en voeten. Er werd een somatische aandoening gediagnosticeerd, discoïde lupus erthyematosus (CDLE). Als gevolg daarvan ontwikkelde eiseres psychische klachten, die als matige depressie werden geduid. Ook werd gesteld dat sprake is van een lichte verstandelijke beperking bij IQ 54. In 2014 kwamen hier gegeneraliseerde pijnklachten bij. Op 10 november 2014 vond een WIA-beoordeling plaats. Verweerder concludeerde dat eiseres volledig arbeidsongeschikt was en kende haar als gevolg daarvan een WIA-uitkering toe. Na deze toekenning heeft op verzoek van de werkgever meermaals een WIA-beoordeling plaatsgevonden, omdat eiseres volgens de werkgever niet alleen volledig, maar ook duurzaam arbeidsongeschikt is. Daarom heeft eiseres, volgens de werkgever, recht op een Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA-uitkering). Aanleiding voor de onderhavige procedure is een dergelijk verzoek, gedaan op 26 maart 2021.
4. Met het primaire besluit heeft verweerder eiseres’ WIA-uitkering ongewijzigd gelaten. Volgens verweerder is eiseres onverminderd voor 100% arbeidsongeschikt, maar zijn haar medische klachten niet duurzaam, zodat zij geen recht heeft op een IVA-uitkering. Aan dit besluit heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts van 14 oktober 2021, met een opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van dezelfde datum, en een rapport van de arbeidsdeskundige van 18 oktober 2021 ten grondslag gelegd. De werkgever heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
5. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van de werkgever gegrond verklaard. Verweerder heeft eiseres per 26 maart 2021 20,53% arbeidsongeschikt geacht en per 21 april 2022 18,44%. Aan dit besluit heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 31 maart 2022, met een opgestelde FML van dezelfde datum, en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van
31 maart 2022 ten grondslag gelegd.
Standpunt van eiseres
6. Eiseres vindt dat haar beperkingen zijn onderschat en dat zij nog steeds recht heeft op een WIA-uitkering. Zij acht zichzelf 100% arbeidsongeschikt. Op de zitting heeft eiseres aangegeven dat haar beroepsgronden met name zien op de in de FML opgenomen rubriek hand- en vingergebruik, meer specifiek op knijp/grijpkracht. Daarnaast heeft eiseres astma, waardoor voorwaarden aan haar werkomgeving gesteld moeten worden voor inhaleren van stof/dampen. Ter onderbouwing heeft eiseres een verzekeringsgeneeskundig rapport overgelegd van het Expertise Instituut, uitgevoerd door verzekeringsarts [naam] .
Het oordeel van de rechtbank
7. Op de zitting hebben partijen aangegeven dat de uitgangsdatum van de beoordeling 2 juli 2022 is (datum in geding). Kern van het geschil is of verweerder terecht heeft bepaald dat eiseres op die datum voor 20,97% arbeidsongeschikt is.
8. Verweerder mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
Medische beoordeling
9. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, met het aanvullende rapport in beroep, vanwege de onderzoeksactiviteiten die zijn verricht zorgvuldig tot stand gekomen. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiseres telefonisch gesproken op
14 oktober 2021. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd, eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht op het spreekuur van 28 maart 2022 en informatie van derden, waaronder informatie van de huisarts, psychiater, dermatoloog, revalidatiearts en reumatoloog, bij haar beoordeling betrokken. Ook heeft zij de medische informatie in de beroepsfase bij haar beoordeling betrokken, nieuwe medische informatie opgevraagd bij de huisarts en reumatoloog en daar aanvullend op gerapporteerd.
10. De rechtbank overweegt dat de medische informatie die de verzekeringsarts bezwaar en beroep in opdracht van de rechtbank heeft opgevraagd geleid heeft tot een andere vaststelling van de belastbaarheid van eiseres. In de nieuw opgestelde FML van
11 mei 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een aanvullende beperking aangenomen op hand- en vingergebruik omdat knijp/grijpkracht beperkt is, met de toelichting: ‘kan wel, maar niet langdurig achtereen veel kracht zetten’. In het daarbij behorende rapport geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat gelet op de geobjectiveerde afwijkingen rond de datum in geding en ook uit preventief oogpunt, gezien mogelijke kortdurende vermindering van de knijpkracht tijdens aanvallen van koude en gevoelloze vingers, een beperking ten aanzien van knijp- en grijpkracht zal worden toegevoegd met de hiervoor genoemde toelichting.
11. Eiseres is het met deze conclusie niet eens en voert aan dat zij bij elke handeling een verminderde sensibiliteit van de linker wijsvinger heeft en ook de knijpkracht minder is. Ook stelt eiseres zich op het standpunt dat dit niet temperatuur afhankelijk is.
12. Naar het oordeel van de rechtbank is de motivering bij de toelichting op de beperking op hand- en vingergebruik van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te volgen. De reumatoloog schijft in zijn brief van 3 mei 2023 dat in augustus 2022 sprake was van verminderde sensibiliteit van de linker wijsvinger en dat ook de knijpkracht minder was, waarvoor verwijzing naar de neuroloog is gevolgd. Onduidelijk is waarom de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanneemt dat eiseres niet langdurig achtereen veel kracht kan zetten, maar kortdurend wel. Dit is immers niet af te leiden uit de brief van de reumatoloog. Ook het verschil in knijpkracht bij warme en koude vingers wordt daarin niet benoemd.
13. In de opgevraagde medische informatie heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding gezien om voorwaarden te stellen aan de werkomgeving voor het werken met stof, gassen en dampen. De rechtbank kan de toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dit punt volgen. Uit de medische stukken volgt immers niet dat bij eiseres de diagnose astma is gesteld. Ook is niet gebleken dat eiseres door een longarts is onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat geen sprake is van medisch objectiveerbare longafwijkingen of een onderliggende longaandoening waardoor een beperking op het gebied van werken met stof, gas en dampen gerechtvaardigd is. Eiseres heeft hier onvoldoende tegenover gesteld.
Arbeidskundige beoordeling
14. Omdat de rechtbank de medische grondslag van het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd vindt, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit juist is. Verweerder zal immers een nieuw medisch oordeel moeten vellen, waarna de geduide functies ook weer onder de loep moeten worden genomen.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint te lopen nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
16. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
17. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).
18. De rechtbank veroordeelt verweerder daarnaast in de door eiseres gemaakte kosten voor de door haar ingeschakelde deskundige. Die kosten bedragen € 2.329,25.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na het gezag van gewijsde krijgen van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-;
  • veroordeelt verweerder tot betaling aan eiseres van € 2.329,25 voor de kosten van de door eiseres ingeschakelde deskundige.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C.S. van Limburg Stirum, rechter, in aanwezigheid van
mr.C.J. van ‘t Hoff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
10 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.