ECLI:NL:RBAMS:2023:7171

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
732864 HA ZA 23-405
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.C.J. Hamming
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling en schadevergoeding in het kader van een geldlening met toepassing van de Haviltex-maatstaf

In deze zaak vordert eiser, [eiser], terugbetaling van kosten die hij heeft betaald aan gedaagde, COONAN BEHEER B.V. (hierna: Coonan), in het kader van een geldlening die in 2011 is verstrekt. De lening van € 500.000,- was bedoeld voor de exploitatie van Villa Tofu in Zuid-Frankrijk, waarvan [eiser] voor 99% aandeelhouder was. Coonan heeft de lening opgeëist na het huwelijk van [eiser] met de zus van de bestuurder van Coonan, [naam], te hebben beëindigd. Eiser heeft een bedrag van € 82.000,- aan kosten vergoed, waarvan hij nu € 57.000,- terugvordert op basis van onverschuldigde betaling. Coonan heeft verweer gevoerd en vordert op haar beurt dat [eiser] in de proceskosten wordt veroordeeld.

De rechtbank heeft de vordering tot terugbetaling afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de kosten die [eiser] heeft vergoed niet onverschuldigd zijn gedaan, omdat de overeenkomst tussen partijen, met toepassing van de Haviltex-maatstaf, ruimte biedt voor de kosten die Coonan heeft gemaakt voor de invordering van de lening. De rechtbank concludeert dat er geen concrete omstandigheden zijn aangevoerd die de kosten onaanvaardbaar maken naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.

Daarnaast heeft [eiser] ook een schadevergoeding van € 75.000,- gevorderd op basis van onrechtmatige daad, omdat Coonan beslag heeft gelegd en een hypotheek heeft gevestigd. De rechtbank wijst deze vordering eveneens af, omdat [eiser] niet heeft onderbouwd waarom het handelen van Coonan onrechtmatig zou zijn. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen en dat hij in de proceskosten wordt veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/732864 / HA ZA 23-405
Vonnis van 1 november 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. R.Q. Potter te Amsterdam,
tegen
COONAN BEHEER B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Coonan,
advocaat: mr. J. Wols te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 januari 2023 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- de beslagstukken van de zijde van [eiser] ,
- het tussenvonnis van 31 mei 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 september 2023 met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Coonan is een financiële holding waarvan de heer [naam] (hierna: [naam] ) enig bestuurder en aandeelhouder is. [eiser] was getrouwd met de zus van [naam] .
2.2.
Op 17 juni 2011 heeft Coonan een bedrag van € 500.000,- uitgeleend aan [eiser] voor onbepaalde tijd zonder tussentijdse aflossing. Het bedrag was bedoeld voor het onderhoud en de exploitatiekosten van Villa Tofu in Zuid-Frankrijk. Villa Tofu was eigendom van [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ), een rechtspersoon naar Frans recht. [eiser] was voor 99% aandeelhouder, de zus van [naam] was aandeelhouder voor 1%.
Coonan en [eiser] zijn een rente overeengekomen van 5% waarvan een gedeelte, namelijk 3%, jaarlijks voldaan moest worden. De resterende 2% zou worden voldaan bij de algehele aflossing van de lening. [eiser] heeft de jaarlijkse rentebetalingen nooit voldaan.
2.3.
De geldlening (hierna: de Overeenkomst) is notarieel vastgelegd in de akte van geldlening waarin onder andere het volgende vermeld staat:
“(…)
8. De schuldeiser kan de geldlening in haar geheel zonder opzegtermijn of ingebrekestelling opeisen als de schuldenaar de verplichtingen op grond van deze akte niet stipt nakomt (…)’
(…)
9. Kosten
Alle kosten met betrekking tot de geldlening en de invordering daarvan en de daarvoor te verlenen en in stand te houden zekerheden komen voor rekening van de schuldenaar.
(…)
12. Verplichting en volmacht tot zekerheidstelling
De schuldenaar is verplicht op eerste verzoek van de schuldeiser recht van pand te verlenen voor de nakoming van zijn verplichtingen (…)”
2.4.
In 2021 bleek dat het huwelijk tussen [eiser] en de zus van [naam] zou gaan eindigen en dat Villa Tofu verkocht zou worden. Coonan heeft bij brief van 23 september 2021 de volledige vordering opgeëist. De vordering inclusief rente bedroeg op 30 september 2021 € 827.252,46.
2.5.
[eiser] betaalde niet en Coonan heeft daarom op 19 oktober 2021 verlof verzocht en verkregen om beslag te mogen leggen. De deurwaarder heeft op 22 oktober 2021 beslag gelegd op bankrekeningen van (onder andere) [eiser] .
2.6.
Op 5 november 2021 is een beschikking van het Gerechtshof te Draguignan (Frankrijk) betekend aan [eiser] waarin toestemming is verleend voor het vestigen van een hypotheek op de rechten van [bedrijf] , ter verzekering van betaling van € 990.000,-. De hypotheek is ook daadwerkelijk gevestigd en ingeschreven.
2.7.
Op 15 december 2021 hebben [eiser] en [bedrijf] Coonan gedagvaard voor de voorzieningenrechter waarbij zij opheffing van de beslagen hebben gevorderd. Dit kort geding is uiteindelijk ingetrokken nadat partijen er samen probeerden uit te komen, hetgeen niet is gelukt.
2.8.
Eind januari 2022 heeft [eiser] een bedrag van € 841.050,- ten behoeve van de aflossing van de lening en (onder protest) € 82.000,- aan vergoeding voor door Coonan gemaakte kosten overgemaakt naar Coonan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vindt dat hij ten onrechte kosten van Coonan heeft vergoed en dat Coonan hem nodeloos op kosten heeft gejaagd. [eiser] vordert - samengevat – dat de rechtbank Coonan bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeelt tot betaling van
€ 132.000,- binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 januari 2022, althans 20 oktober 2022,
€ 2.095,- aan buitengerechtelijke incassokosten, te voldoen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis,
de proces- en nakosten, binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, te vermeerderen met wettelijke rente indien Coonan daar niet binnen de termijn aan voldoet.
3.2.
Coonan voert verweer. Coonan concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] vordert betaling van in totaal € 132.000,-. Dat bedrag bestaat uit twee onderdelen, namelijk terugbetaling van € 57.000,- en schadevergoeding van € 75.000,-.
De rechtbank zal deze onderdelen apart bespreken.
Terugbetaling
4.2.
[eiser] vindt dat Coonan € 57.000,- aan hem moet terugbetalen op grond van onverschuldigde betaling (artikel 6:203 BW). Hij heeft in totaal € 82.000,- aan kosten vergoed, maar dat was onterecht. Dat er in de Overeenkomst is bepaald dat [eiser] een kostenvergoeding moest betalen (artikel 9) zag volgens [eiser] alleen op in de Overeenkomst bedongen vormen van zekerheden. Dat volgt uit artikel 12 (zie 2.2) waarin staat dat [eiser] een pandrecht moet verlenen als Coonan dat verzoekt. Alleen voor het vestigen van een pandrecht was [eiser] dus gehouden een kostenvergoeding te betalen, andere kosten zouden voor eigen rekening van Coonan komen. Daarnaast betoogt [eiser] dat er wél grond bestaat voor het vergoeden van een deel van de kosten die gemaakt zijn voor het innen van de vordering en hij koppelt daaraan een bedrag van € 25.000,-, dat bedrag vindt hij redelijk. Alles wat hij boven de € 25.000,- (namelijk € 57.000,-) heeft betaald moet volgens [eiser] terugbetaald worden omdat die kosten volstrekt onredelijk zijn. Het zou naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn geweest dat Coonan van hem eiste meer dan € 25.000,- te vergoeden.
Onverschuldigde betaling
4.3.
Wat de Overeenkomst precies inhield moet worden bepaald aan de hand van de zogenoemde Haviltex-maatstaf. Dit betekent dat voor de bepaling van de inhoud van de Overeenkomst niet slechts de letterlijke tekst van belang is, maar dat het aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de inhoud van de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs mochten verwachten. Hierbij komt betekenis toe aan alle omstandigheden van het geval, waaronder ook de wijze waarop partijen zich voor en na het aangaan van de Overeenkomst hebben gedragen.
4.4.
[eiser] stelt dat een deel van de kosten door Coonan niet hadden moeten worden gemaakt omdat de lening in feite pas opeisbaar zou worden als Villa Tofu zou worden verkocht en omdat [eiser] aan Coonan alle medewerking verleende. Dit betoog slaagt niet. Uit artikel 8 van de Overeenkomst volgt dat door het niet nakomen van de jaarlijkse renteverplichting, de lening kon worden opgeëist. Dat Villa Tofu nog niet verkocht was staat aan het terugvorderen van de lening (en het maken van kosten in dan kader) dan ook niet in de weg.
4.5.
Op grond van artikel 9 van de Overeenkomst heeft Coonan recht op vergoeding van de kosten die zij maakt voor de invordering van de lening. Dat betekent dat er in beginsel geen sprake is van onverschuldigde betaling, tenzij de uitleg over artikel 9 en artikel 12 die [eiser] heeft betoogd kan worden gevolgd. De rechtbank gaat niet mee met [eiser] ten aanzien van die uitleg. Uit de tekst van artikel 12 kan niet worden opgemaakt dat er uitsluitend zekerheid in de vorm van een pandrecht zou mogen worden gevraagd door Coonan, en ook niet dat alleen die kosten voor rekening van [eiser] zouden komen. Die connectie tussen artikel 9 en artikel 12 en die beperking zijn niet te lezen in de Overeenkomst zelf en [eiser] heeft ook geen andere omstandigheden aangevoerd waaruit dit zou blijken. Dat betekent dat de kosten die [eiser] aan Coonan heeft vergoed niet zonder rechtsgrond zijn gedaan, en dus dat er geen sprake is van onverschuldigde betaling.
Onaanvaardbaar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid
4.6.
De tekst van artikel 9 heeft het niet over “redelijke” kosten, maar dat betekent natuurlijk niet dat Coonan ongelimiteerd kosten kon maken die vervolgens allemaal door [eiser] vergoed zouden moeten worden. Het gaat om redelijke en noodzakelijke kosten.
4.7.
[eiser] zegt dat alle kosten boven de € 25.000,- volstrekt onredelijk waren en het onaanvaardbaar is dat hij die heeft vergoed. [eiser] heeft aangevoerd dat door Coonan ten onrechte kosten zijn gemaakt in de periode voordat [eiser] verweer ging voeren tegen de gevraagde zekerheid, dat betreft de periode voor het kort geding (zie 2.6). In die eerste periode werkte [eiser] naar eigen zeggen namelijk volledig mee. Maar [eiser] heeft aan de andere kant ook betoogd dat de kosten pas onterecht zijn gemaakt vanaf het moment dat [eiser] in december 2021 een voorstel deed over het voldoen van de schuld. Deze twee stellingen zijn moeilijk met elkaar te rijmen.
4.8.
Welke periode het ook betreft, de € 57.000,- die [eiser] terugvordert is een grove schatting die niet op enige berekening is gebaseerd en geen verwijzing kent naar de daadwerkelijk door Coonan gespecificeerde kosten (of delen daarvan). [eiser] heeft betoogd dat Coonan alleen simpele en geen tijdrovende handelingen had hoeven (laten) verricht(en). Als hij dat vergelijkt met een complexe IE-zaak, waarvoor een vergoeding staat van € 30.000,- tot € 35.000,-, dan is het bedrag dat [eiser] uiteindelijk heeft vergoed volstrekt onredelijk.
4.9.
[eiser] heeft afgezien van deze algemene stellingen geen concrete omstandigheden of argumenten aangevoerd waarom het totale bedrag van € 82.000,- in dit geval te hoog was. Hij heeft immers niet betwist dat de uren zijn gemaakt en de werkzaamheden die Coonan heeft laten verrichten zijn uitgevoerd. De blote stelling dat de werkzaamheden onnodig waren omdat [eiser] had gevraagd aan de Franse notaris om de terugbetaling rechtstreeks naar Coonan in orde te maken uit de opbrengst van de verkoop van Villa Tofu is onvoldoende. Coonan heeft namelijk uitvoerig toegelicht waarom het feit dat [eiser] die betaling accordeerde terwijl de Franse notaris daarover geen bevestiging of instemming liet blijken, onvoldoende zekerheid bood. De rechtbank ziet dat Coonan met gestrekt been via verschillende routes getracht heeft zekerheid te verkrijgen, en dat er daardoor hoge kosten in Frankrijk en Nederland zijn gemaakt, maar dit haalt niet de drempel van onaanvaardbaarheid. Het had, in het licht van het betoog van Coonan, op de weg van [eiser] gelegen om aan te voeren welke kosten en onderdelen er specifiek onaanvaardbaar waren en waarom, en dat heeft hij nagelaten.
4.10.
De vordering tot terugbetaling wordt afgewezen.
Schadevergoeding
4.11.
[eiser] heeft verder € 75.000,- aan schadevergoeding gevorderd. De grondslag daarvan is onrechtmatige daad. Coonan heeft onrechtmatig jegens hem gehandeld door het leggen van beslag in Nederland en het vestigen van een hypotheek in Frankrijk (zie 2.4 en 2.5). Ook wilde Coonan de beslagen en zekerheden niet opheffen zonder dat [eiser] haar gemaakte kosten vergoedde (de € 82.000,- waarvan [eiser] een deel heeft teruggevorderd). Hierdoor stelt [eiser] schade te hebben geleden, hij heeft namelijk kosten gemaakt door het onrechtmatig handelen van Coonan.
4.12.
Dit betoog slaagt niet. Coonan heeft door het nemen van maatregelen waardoor [eiser] kosten heeft gemaakt niet onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld. [eiser] heeft niet onderbouwd op grond waarvan Coonan geen beslagen of hypotheek mocht vestigen danwel gehouden was tot opheffing van zekerheden en beslagen zonder vergoeding van haar kosten. Het vloeit in ieder geval niet voort uit de Overeenkomst of een andere afspraak, en ook niet uit een wettelijke bepaling. Voor zover [eiser] heeft willen betogen dat het handelen van Coonan in strijd is met hetgeen haar volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, had het op zijn weg gelegen om dat toe te lichten en te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan. Dat [eiser] veel kosten heeft moeten maken is zeker nadelig voor hem, maar dat biedt nog geen juridische grondslag voor aansprakelijkheid die leidt tot een verplichting tot vergoeding van schade door Coonan.
Conclusie
4.13.
De vorderingen tot betaling van € 132.000,- wordt afgewezen en de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten dus ook. [eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Coonan als volgt vastgesteld:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
3.760,00
(2,00 punten × € 1.880,00)
Totaal
9.497,00
4.14.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Coonan tot dit vonnis vastgesteld op € 9.497,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.J. Hamming, rechter, bijgestaan door mr. L. Schwalb, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023.