ECLI:NL:RBAMS:2023:7240

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
C/13/732328 HA ZA 23-361
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een statutair bestuurder en de gevolgen voor de managementovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] B.V. en EIT Urban Mobility Innovation Hub West B.V. over de rechtsgeldigheid van het ontslag van [eiser] als statutair bestuurder van Hub West en de beëindiging van de managementovereenkomst. De rechtbank oordeelde dat het ontslag van [eiser] op 31 oktober 2022 rechtsgeldig was, waardoor de managementovereenkomst ook geldig was beëindigd. De rechtbank concludeerde dat [eiser] geen recht meer had op managementvergoedingen vanaf november 2022. De vorderingen van [eiser] om de opzegging van de overeenkomst en het ontslag te vernietigen, werden afgewezen. De rechtbank stelde vast dat de Aandeelhouder, die de opzegging en het ontslag had uitgevoerd, daartoe bevoegd was en dat de procedure correct was gevolgd. De rechtbank veroordeelde [eiser] in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 9.497,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een statutair bestuurder kan worden ontslagen en de gevolgen daarvan voor aanverwante overeenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/732328 / HA ZA 23-361
Vonnis van 15 november 2023
in de zaak van
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] B.V.,
in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. P.J.L. Tacx te Someren,
tegen
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EIT URBAN MOBILITY INNOVATION HUB WEST B.V.,
in Helmond,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Hub West,
advocaat: mr. I. Roseboom te Heemstede.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 maart 2023 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- het vonnis van 28 juni 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 28 september 2023, en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Daarna is vonnis gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is de persoonlijke houdstervennootschap van de heer [naam] (hierna: [naam] ), waarmee hij managementactiviteiten verricht.
2.2.
Hub West is een organisatie zonder winstoogmerk die ingenieurs adviseert bij innovatieprojecten. De Europese Unie is één van de investeerders. Enig aandeelhouder van Hub West is EIT KIC Urban Mobility S.L. (hierna: de Aandeelhouder).
2.3.
In maart 2020 hebben [eiser] en Hub West een managementovereenkomst (hierna: de Overeenkomst) gesloten. Partijen hebben daarin afgesproken dat [eiser] bestuurswerkzaamheden voor Hub West verricht en dat Hub West daarvoor € 16.867,40 inclusief btw aan [eiser] betaalt. De Aandeelhouder heeft [eiser] toen benoemd als enig statutair bestuurder van Hub West. Tot dat moment was de Aandeelhouder de enige bestuurder van Hub West.
2.4.
De Overeenkomst was eerst aangegaan voor onbepaalde tijd, met een opzegmogelijk voor iedere partij met een termijn van zes maanden (artikel 6.1).
In maart 2021 hebben partijen artikel 6.1 gewijzigd in:
“Deze Overeenkomst is aangegaan voor een periode van twee (2) jaar (…) en wordt automatisch stilzwijgend verlengd voor eenzelfde periode van telkens twee (2) jaar. Beide partijen kunnen eenzijdig besluiten om de Overeenkomst niet te verlengen (…) met een opzegtermijn van zes (6) maanden voor het einde van elke contractperiode (…).
Artikel 6.2 is ongewijzigd gebleven. Daarin staat dat de Overeenkomst “
(…) onverminderd het overige in dit artikel bepaalde – uitsluitend (…)” in vier gevallen (sub a tot en met d) kan worden beëindigd. Dat is onder andere wanneer Hub West opzegt, met een opzegtermijn van zes maanden (sub a) of wanneer [eiser] opzegt, met een opzegtermijn van drie maanden (sub b).
2.5.
In april 2022 heeft de Aandeelhouder namens Hub West per brief de Overeenkomst met [eiser] opgezegd met een termijn van zes maanden: tegen 31 oktober 2022. De Aandeelhouder heeft als reden gegeven dat de huidige vorm van betrokkenheid van [eiser] niet meer paste binnen de structuur van Hub West.
2.6.
In oktober 2022 heeft de Aandeelhouder [eiser] uitgenodigd voor een aandeelhoudersvergadering van Hub West van 31 oktober 2022. Op de agenda stond het voornemen van Hub West om [eiser] als bestuurder van Hub West te ontslaan en de Aandeelhouder (weer) als enig statutair bestuurder te benoemen.
2.7.
Op de aandeelhoudersvergadering heeft [naam] negatief geadviseerd tegen het voorgenomen ontslag van [eiser] . Dit advies heeft niet kunnen voorkomen dat de Aandeelhouder [eiser] per direct ontsloeg als bestuurder van Hub West. Ook is de Aandeelhouder toen benoemd als enig statutair bestuurder van Hub West.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, samengevat, dat de rechtbank:
I. voor recht verklaart dat de Overeenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd, en dat de Overeenkomst voortduurt totdat deze rechtsgeldig is beëindigd,
II. voor recht verklaart dat het besluit van Hub West tot ontslag van [eiser] nietig is, of dat besluit vernietigt,
III. Hub West veroordeelt om te betalen aan [eiser] : primair de (achterstallige) managementvergoedingen vanaf november 2022 met rente totdat de Overeenkomst wordt beëindigd, subsidiair een schadevergoeding,
IV. Hub West veroordeelt in de (proces)kosten.
Daarnaast vordert [eiser] dat de rechtbank bepaalt dat Hub West ook aan het vonnis moet voldoen als hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad).
3.2.
[eiser] baseert haar (primaire) vorderingen op de stellingen dat de Aandeelhouder de Overeenkomst met [eiser] niet mocht opzeggen en [eiser] niet mocht ontslaan als bestuurder van Hub West. Volgens [eiser] kon de Aandeelhouder de Overeenkomst niet opzeggen, omdat alleen het bestuur Hub West mocht vertegenwoordigen en de Aandeelhouder op het moment van opzeggen geen bestuurder was. Daarnaast stelt [eiser] dat Hub West vanwege artikel 6.1 de Overeenkomst niet eerder dan februari 2024 kon beëindigen. [eiser] vindt daarom dat de opzegging van de Overeenkomst nietig of vernietigbaar is, zodat dat ook geldt voor het besluit om haar te ontslaan als bestuurder. [eiser] concludeert dat de Overeenkomst tussen partijen is blijven bestaan, waardoor Hub West de achterstallige en nog toekomstige managementvergoedingen aan [eiser] vanaf november 2022 moet (blijven) betalen. Als de rechtbank vaststelt dat het ontslagbesluit wel rechtsgeldig is, dan stelt [eiser] dat Hub West de Overeenkomst niet vóór februari 2024 mocht beëindigen, waardoor [eiser] recht heeft op een schadevergoeding die overeenkomt met wat aan managementvergoeding verschuldigd zou zijn geweest tot die datum (totaal € 209.100,- exclusief btw).
3.3.
Hub West betwist dat zij een bedrag moet betalen aan [eiser] . Volgens haar heeft zij de Overeenkomst rechtsgeldig opgezegd en heeft de Aandeelhouder [eiser] ook rechtsgeldig ontslagen als bestuurder.

4.De beoordeling

Kern van de zaak
4.1.
Deze zaak gaat om de vraag of Hub West een bedrag moet betalen aan [eiser] . Daarvoor moet de rechtbank kunnen vaststellen dat (de Aandeelhouder namens) Hub West de Overeenkomst niet mocht opzeggen tegen 31 oktober 2022 en/of dat [eiser] niet op die datum kon worden ontslagen als bestuurder van Hub West.
Hub West hoeft niets te betalen
4.2.
Hub West hoeft niets te betalen aan [eiser] . Dat komt allereest omdat [eiser] op 31 oktober 2022 geldig is ontslagen als bestuurder van Hub West. Daarom is ook de Overeenkomst tegen die datum geldig beëindigd. Daardoor heeft [eiser] vanaf november 2022 geen recht meer op een managementvergoeding. De vorderingen van [eiser] worden daarom afgewezen. De rechtbank licht haar oordeel hierna uitgebreider toe.
Geldig ontslagbesluit
4.3.
[eiser] stelt dat het besluit van de Aandeelhouder van 31 oktober 2022 om [eiser] als bestuurder te ontslaan (zie onder 2.7) nietig of vernietigbaar is, omdat dat ontslagbesluit in strijd is met de Overeenkomst. Dat is onjuist. Het ontslagbesluit is nietig of vernietigbaar als dit in strijd is met de wet of de statuten van Hub West, en daarnaast vernietigbaar als het in strijd is met een reglement van Hub West of de redelijkheid en billijkheid. [1] Die gevallen zijn hier niet aan de orde. De Overeenkomst is enkel een contract tussen partijen en vormt geen onderdeel van de wet, statuten of reglementen van Hub West. Daarnaast is het ontslagbesluit niet onaanvaardbaar, omdat het voldoet aan de formele vereisten. De Aandeelhouder als enig aandeelhouder van Hub West mocht [eiser] als bestuurder van Hub West op ieder moment ontslaan. [2] Ook heeft de Aandeelhouder dit gedaan tijdens de aandeelhoudersvergadering van 31 oktober 2022, waarbij zij van tevoren [naam] de gelegenheid heeft gegeven om zijn zienswijze op het voorgenomen ontslagbesluit te geven en hem ook heeft gehoord (zie onder 2.7). [3] Verder heeft Hub West toegelicht wat de reden van ontslag was: vanwege haar publieke karakter wilde zij alleen nog een bestuurder in loondienst, net zoals de groep vennootschappen waartoe ze behoort, en zij heeft met [naam] geen akkoord bereikt over een arbeidsovereenkomst. Uit de opzeggingsbrief van april 2022 blijkt dat de Aandeelhouder aan [eiser] heeft gecommuniceerd dat de vorm van betrokkenheid van [eiser] als bestuurder niet meer paste binnen de structuur van Hub West (zie onder 2.5), zodat kan worden vastgesteld dat [eiser] vóór haar ontslag op de hoogte was of moet zijn geweest van de reden.
4.4.
Dat betekent dat het ontslagbesluit van de Aandeelhouder geldig is en [eiser] dus op 31 oktober 2022 rechtsgeldig is ontslagen als statutair bestuurder van Hub West.
Overeenkomst beëindigd door ontslagbesluit
4.5.
Als een statutair bestuurder ook op basis van een arbeidsovereenkomst werk verricht voor de vennootschap en hij wordt vennootschappelijk ontslagen als bestuurder, dan leidt dat ontslag in principe ook tot het einde van zijn arbeidsverhouding. [4] Er moet dan wel samenhang bestaan tussen zijn bestuurlijke en arbeidsrechtelijke werk en geen sprake zijn van een opzegverbod. Die hoofdregel kan op dezelfde manier op deze zaak worden toegepast, ondanks dat de Overeenkomst een overeenkomst van opdracht in plaats van een arbeidsovereenkomst is.
4.6.
Dat is omdat de situatie van [eiser] vergelijkbaar is met de situatie dat [naam] een arbeidsovereenkomst met Hub West zou zijn aangegaan. De Overeenkomst is weliswaar gesloten tussen [eiser] en Hub West, maar [eiser] is de persoonlijke houdstervennootschap van [naam] en [naam] is de enige die werkzaamheden verricht via [eiser] . Het is ook niet ongebruikelijk dat vanwege bijvoorbeeld fiscale redenen wordt gekozen voor een managementovereenkomst met tussenkomst van een persoonlijke houdstervennootschap in plaats van een arbeidsovereenkomst. Daarnaast kunnen de managementwerkzaamheden die [eiser] ( [naam] ) verrichtte voor Hub West op basis van de Overeenkomst niet los worden gezien van haar functie als bestuurder van Hub West. [naam] heeft namelijk op zitting aangegeven dat hij via [eiser] voor Hub West alleen werk verrichtte als bestuurder, omdat die werkzaamheden al zijn tijd in beslag namen. Het ontslag van [eiser] als bestuurder maakte daarom de uitvoering van de Overeenkomst onmogelijk. Bovendien is niet gebleken dat sprake zou zijn geweest van een opzegverbod als de overeenkomst een arbeidsovereenkomst zou zijn geweest.
4.7.
De artikelen 6.1 en 6.2 van de Overeenkomst vormen geen reden om anders te oordelen, omdat partijen daarin weliswaar afspraken hebben gemaakt over de manier waarop de overeenkomst kan eindigen, maar daarin geen regeling geven die afwijkt van de in de rechtspraak aanvaarde regel dat de overeenkomst ook eindigt als de bestuurder wordt ontslagen.
4.8.
Het besluit van de Aandeelhouder om [eiser] als bestuurder van Hub West te ontslaan, heeft daarom ook een einde gemaakt aan de Overeenkomst tussen [eiser] en Hub West.
Aandeelhouder mocht Hub West vertegenwoordigen
4.9.
[eiser] stelt ook dat de Aandeelhouder niet bevoegd was om Hub West te vertegenwoordigen met de brief van april 2022 (zie onder 2.5). Als [eiser] daarmee bedoelt dat ondanks het ontslagbesluit van de Aandeelhouder, Hub West ook nog de Overeenkomst moest opzeggen en de Aandeelhouder niet bevoegd was om dat te doen, dan slaagt dat standpunt niet. Het ontslag van [eiser] als bestuurder heeft automatisch geleid tot het einde van de Overeenkomst (zie rechtsoverweging 4.8).
4.10.
Overigens was de aandeelhouder wel bevoegd Hub West te vertegenwoordigen. Op grond van zowel de wet als de statuten van Hub West geldt dat als het bestuur een besluit moet nemen en een bestuurder een (in)direct persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van Hub West, die bestuurder niet mag deelnemen aan het besluit. Als daardoor geen bestuursbesluit mogelijk is, zal de algemene vergadering het besluit nemen. [5]
Conclusie: vorderingen [eiser] worden afgewezen
4.11.
[eiser] heeft haar vorderingen gebaseerd op de stellingen dat de Overeenkomst niet mocht worden opgezegd tegen 31 oktober 2022, [eiser] per die datum niet mocht worden ontslagen als bestuurder van Hub West en dat Hub West daardoor een bedrag moet betalen aan [eiser] . Deze stellingen slagen niet, zodat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
(Proces)kosten
4.12.
[eiser] zal in de proceskosten worden veroordeeld, omdat hij ongelijk krijgt. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten van Hub West vastgesteld op:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
3.760,00
(2 punten × € 1.880,00)
Totaal
9.497,00
4.13.
Ook wordt [eiser] veroordeeld in de nakosten. Dit zijn kosten die worden toegewezen aan de partij die (overwegend) in het gelijk is gesteld (in dit geval Hub West), als vergoeding voor advocaatkosten en eventuele betekeningskosten die ontstaan na het wijzen van dit vonnis. Onder de beslissing staat om welk(e) bedrag(en) het gaat.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Hub West tot dit vonnis vastgesteld op € 9.497,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
5.4.
verklaart de proces- en nakostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, rechter, bijgestaan door mr. R. Hafith, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2023.

Voetnoten

1.Op grond van artikelen 2:14 en 2:15 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Op grond van artikel 2:134 lid 1 BW en artikel 14 lid 1 van de statuten van Hub West.
3.Op grond van artikelen 2:114 en 2:115 BW.
4.Op grond van o.a. Hoge Raad 15 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS2030 en Hoge Raad 15 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS2032.
5.Artikel 2:239 lid 6 BW en artikel 18 lid 2 van de statuten van Hub West.