ECLI:NL:RBAMS:2023:7258

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
13/029435-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor in vereniging invoeren van cocaïne met dodelijke afloop

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het in vereniging opzettelijk invoeren van 74 slikkerbollen, bevattende cocaïne. De verdachte, geboren in 1980, werd beschuldigd van het faciliteren van de reis van een bolletjesslikker, die uiteindelijk overleed door acute cocaïne intoxicatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte intensief betrokken was bij de reis en het verblijf van het slachtoffer in Nederland, inclusief het boeken van een vliegticket en hotel. Tijdens de zitting op 4 oktober 2023 heeft de officier van justitie, mr. C. Staal, gepleit voor bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. G.A. Jansen-de Wolf, vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte als ongeloofwaardig beoordeeld, vooral gezien de omstandigheden van de dood van het slachtoffer en de betrokkenheid van de verdachte bij de reis. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft zij de ernst van het feit en de gevolgen voor de volksgezondheid in haar overwegingen meegenomen. De rechtbank heeft de verdachte als first offender beschouwd, maar heeft desondanks een hogere straf opgelegd dan de richtlijnen van het LOVS, gezien de ernst van de zaak en de rol van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/029435-23
Datum uitspraak: 18 oktober 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende op het adres [woonadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. C. Staal, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. G.A. Jansen-de Wolf, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 23 januari 2023 tot en met 30 januari 2023 schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging opzettelijk invoeren van 74 slikkerbollen, bevattende cocaïne, binnen het grondgebied van Nederland.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Op basis van alle omstandigheden van het geval, die voortkomen uit de bewijsmiddelen in het dossier, moet worden vastgesteld dat verdachte moet hebben geweten dat [slachtoffer ] als bolletjesslikker naar Nederland kwam en dat verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het invoeren van de bolletjes cocaïne die [slachtoffer ] had geslikt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Er kan niet buiten gerede twijfel worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van het invoeren van de bolletjes met cocaïne door [slachtoffer ] . In het dossier zijn onvoldoende bewijsmiddelen die de verklaring van verdachte weerleggen, terwijl er veel omstandigheden zijn die de verklaring van verdachte bevestigen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
4.3.1.1 Bevindingen politie
Op 29 januari 2023 omstreeks 23:59 uur krijgen verbalisanten de opdracht om naar het [hotel] te Amsterdam te gaan, alwaar een persoon gereanimeerd zou moeten worden. Ter plaatse aangekomen zagen de verbalisanten in de publieke ruimte van het hotel een man staan, welke later bleek te zijn genaamd [verdachte] . Verbalisant heeft [verdachte] gezegd dat hij bij de toegangsdeur naar de publieke ruimte moest blijven staan. Verbalisanten zijn naar de betreffende hotelkamer [hotelkamer] gelopen. Halverwege de gang roken verbalisanten al een sterke geur van ontlasting. In de kamer zagen ze een persoon op de grond liggen. Verbalisant voelde dat het lichaam ‘lijkstijf’ was. [2] De persoon blijkt genaamd te zijn [slachtoffer ] (hierna: [slachtoffer ] ). [3] In de hotelkamer wordt door de verbalisanten een sterke geur van ontlasting geroken en zien zij ter hoogte van het hoofd van [slachtoffer ] een geel en bruinkleurige vloeistof. Ook zien de verbalisanten op de bedden bruine plekken, welke lijken op ontlasting. In de badkamer lag voor het toilet op de grond een vergiet. [4] . In het daaropvolgend onderzoek dat wordt ingesteld door de forensische opsporing, worden in de vuilnisbak in de hal van het hotel, waar verdachte zich zou hebben opgehouden, 4 slikkersbollen aangetroffen. In de hotelkamer wordt verder onder meer laxeermiddel aangetroffen. [5]
Uit de door de politie bekeken camerabeelden van de publieksruimte blijkt dat [verdachte] de toegangsdeur van de publieke ruimte openhield. Ook is te zien dat [verdachte] de prullenbak naast hem opent en er iets in laat vallen. [6]
Op 30 januari 2023 wordt door de lijkschouwer geconcludeerd dat [slachtoffer ] hoogstwaarschijnlijk bolletjes had geslikt waarbij één of meer bolletjes open zijn gegaan waardoor hij als gevolg van een acute cocaïne intoxicatie op niet-natuurlijke wijze is overleden. [7] Naast het bolletje of de bolletjes die tot de dood van [slachtoffer ] hebben geleid zijn er 70 slikkerbollen aangetroffen die tijdens de sectie uit het lichaam van [slachtoffer ] zijn verwijderd en ook zijn de 4 slikkersbollen uit de prullenbak gewogen. Het witte poeder uit de 70 slikkersbollen weegt 693,4 gram, het witte poeder uit de 4 slikkersbollen weegt 38,9 gram. [8] In het laboratoriumrapport opgemaakt naar aanleiding van het drugsonderzoek wordt geconcludeerd dat de 70 slikkerbollen en de 4 gevonden slikkerbollen in de vuilnisbak van de hotelkamer van [slachtoffer ] waarnaar onderzoek is gedaan, cocaïne bevatten. [9] Dus er is sprake van minstens 74 slikkerbollen maar mogelijk meer waar de dood van [slachtoffer ] werd veroorzaakt doordat één of meer bolletjes zijn open gegaan.
4.3.1.2 Bevindingen met betrekking tot [verdachte]
Verbalisanten hebben bij aankomst in het hotel een man genaamd [verdachte] in de publieke ruimte van het hotel aangetroffen. [verdachte] heeft verklaard dat het slachtoffer waarvoor verbalisanten kwamen een vriend van hem was en dat hij zijn vriend op de grond had gevonden. [slachtoffer ] had [verdachte] om 22.10 uur gebeld om te zeggen dat hij zich niet goed voelde en hij dacht dat hij een voedselvergiftiging had. Waarop [verdachte] naar het hotel was gegaan.
Uit het politiesysteem blijkt dat [verdachte] antecedenten heeft met betrekking tot import en export van harddrugs. De verbalisant heeft het vermoeden, gelet op de omstandigheden waarop [slachtoffer ] is aangetroffen, de verklaring van [verdachte] en zijn antecedenten en het aantreffen van een vergiet, dat mogelijk sprake is van een drugsgerelateerd incident. De verbalisant besluit na overleg met de officier van justitie, om [verdachte] aan te houden als verdachte terzake medeplegen van het invoeren van harddrugs. [10]
4.3.1.3 Vlieg- en treinreis en onderbrengen in het [hotel]
Bij de aanhouding van verdachte op 30 januari 2023 is zijn telefoon in beslag genomen. Uit onderzoek naar die telefoon is gebleken dat op 23 januari 2023 met het e-mailadres dat is gekoppeld aan deze telefoon een e-mailbericht van KLM is doorgestuurd met als onderwerp: ‘FW: Ticket voor uw reis op 25/01/2023’. Dit bericht bevat een vliegticket op de naam van [slachtoffer ] voor een vlucht met nummer [vluchtnummer] van Cayenne (Suriname) naar Parijs (Frankrijk) op 25 januari 2023 om 19.00 uur. [11]
Op 24 en 25 januari 2023 is via de telefoon van verdachte de online check-in website van Air France bezocht. Ook is op laatstgenoemde datum om 11:08 uur met de telefoon op Google gezocht naar een treinticket van Parijs naar Amsterdam. Via de website van de Thalys is een treinticket geboekt. [12] [slachtoffer ] is op 26 januari 2023 met de trein van Parijs naar Amsterdam gereisd. [13] Tevens is op 26 januari 2023 op de telefoon van verdachte de website van het [hotel] in Amsterdam bezocht. De websites van Air France en KLM zijn in de periode van 26 januari tot en met 29 januari 2023 meermaals bezocht op de telefoon van verdachte. [14]
Uit onderzoek naar de telefoon van verdachte blijkt verder dat hij in de ochtend van 25 januari 2023 van het telefoonnummer [telefoonnummer] ( hierna [telefoonnummer] ) opgeslagen onder de naam ‘[alias]’, het telefoonnummer van [slachtoffer ] krijgt toegestuurd met daarbij een doorgestuurd bericht. [15] Met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] heeft [slachtoffer ] tijdens zijn reis via Whatsapp gecommuniceerd over hoe de reis gaat, of ze moeilijk waren en dat [slachtoffer ] contact moet houden. [16] Verdachte krijgt op dezelfde dag van ‘[alias]’ het bericht “Vliegtuig was vertraag” doorgestuurd. [17]
Op 26 januari 2023 om 09:24 uur stuurt [slachtoffer ] naar [telefoonnummer] : “Begin eten wonderolie en melk voor mij te kopen”. [18] Verdachte krijgt een minuut later, om 09:25 uur, van [alias] laatstgenoemd bericht en het bericht ‘ik zit in de trein’ doorgestuurd. [19] [telefoonnummer] stuurt om 09:42 uur naar [slachtoffer ] het bericht: “App ons voor aankomst op centraal”, waarna [slachtoffer ] om 11:03 uur aan [telefoonnummer] terugstuurt dat zijn aankomsttijd 13.44 uur is. [20] Het is vervolgens verdachte die [slachtoffer ] ophaalt vanaf het Centraal Station in Amsterdam en hem onderbrengt in het [hotel] in Amsterdam [21] , waarbij hieraan voorafgaand veelvuldig WhatsApp-contact plaatsvindt tussen verdachte en [slachtoffer ] . [22]
Verdachte heeft verklaard dat hij het gesprek met de receptionist heeft gevoerd tijdens het inchecken van [slachtoffer ] in het [hotel] op donderdag 26 januari 2023 en dat hij contant heeft betaald voor de twee overnachtingen. Ook heeft verdachte de hotelkamer voor een nacht verlengd en heeft hij dat contant betaald. [23] [slachtoffer ] verblijft uiteindelijk van 26 januari 2023 tot en met 29 januari 2023 in het [hotel]. Gedurende deze vier dagen bezoekt verdachte hem 11 keer. [24] In de periode van 27 januari 2023 tot en met 29 januari 2023 bellen [slachtoffer ] en verdachte elkaar 43 keer, waarbij 17 keer een telefonisch gesprek plaatsvindt. [25]
4.3.1.4 Zondag 29 januari 2023
Uit onderzoek blijkt dat op zondag 29 januari 2023 om 07:05 uur een telefonisch gesprek plaatsvindt tussen [slachtoffer ] en de centralist van de 112-alarmcentrale. In het gesprek geeft [slachtoffer ] aan dat hij een ambulance nodig heeft. Om 07:06 uur belt [slachtoffer ] opnieuw 112. [slachtoffer ] wil dringend hulp. Hij heeft pijn in zijn onderbuik en kan niet meer opstaan. Op een schaal van 0 tot 10 geeft hij de pijn een 9. [slachtoffer ] zegt heel veel te hebben overgegeven en geeft aan niet meer te kunnen plassen en poepen. Hij wordt naar eigen zeggen gek van de pijn. [26]
Camerabeelden van het [hotel] laten zien dat verdachte op diezelfde dag om 10:48 uur het hotel binnenkomt. Verdachte verlaat het hotel om 12:43 uur. [27]
Getuige [getuige] , werkzaam als schoonmaker in het [hotel], verklaart dat hij rond 12.45 uur op die dag aanklopte bij de hotelkamer van [slachtoffer ] . De schoonmaker verklaart dat het enorm stonk in de hotelkamer en dat het erg smerig was. [28]
4.3.1.5 Microlax laxeermiddel en pruimen
Uit onderzoek blijkt dat verdachte op 27 januari 2023 twee stuks Microlax laxeermiddel heeft gekocht bij de Kruidvat. [29] Op 29 januari 2023 om 15:57 uur krijgt verdachte van ‘[alias]’ een afbeelding doorgestuurd. Op deze afbeelding is een verpakking te zien van het merk Microlax. [30] Tevens wordt aan verdachte door ‘[alias]’ het bericht doorgestuurd waarin onder meer staat “Dit heeft kruidvat. [naam] zegt pruimen. Wij gaan nu naar AH voor de pruimen”. [31] Wanneer de verbalisanten op 30 januari 2023 de auto van verdachte doorzoeken, treffen zij een plastictas aan met daarin een doosje Microlax. [32]
4.3.1.6 Foto’s telefoon verdachte
Op de telefoon van verdachte zijn 28 foto’s aangetroffen van onder meer slikkerbollen en overleden personen waar slikkerbollen uitgehaald worden. [33]
4.3.1.7 Verklaring verdachte
Verdachte ontkent dat hij wetenschap had van de door [slachtoffer ] geslikte slikkerbollen.
Verdachte heeft verklaard dat hij bezig is met het opzetten van een eigen reisbureau, en dat hij in dat kader betrokken was bij de organisatie van de reis van [slachtoffer ] . Verdachte heeft met een aan hem betaald geldbedrag het vliegticket voor [slachtoffer ] vanuit Cayenne naar Parijs gekocht en een treinticket van Parijs naar Amsterdam. Verdachte kende [slachtoffer ] uit Suriname. Ze waren bevriend. [slachtoffer ] kwam naar Nederland om zijn kleinkinderen te bezoeken. Omdat [slachtoffer ] geen contact had met zijn familie in Nederland, fungeerde verdachte als eerste aanspreekpunt voor hem. Tijdens het eerste verhoor van verdachte bij de politie op 30 januari 2023 heeft hij verklaard dat hij een keer of drie op bezoek is geweest bij [slachtoffer ] om hem eten te brengen.
Wanneer verdachte ter terechtzitting wordt bevraagd naar zijn bezoek aan [slachtoffer ] op 29 januari 2023, verklaart hij dat hij [slachtoffer ] voor ongeveer een uurtje heeft bezocht. Verdachte heeft voordien nooit iets verteld over dit bezoek. [slachtoffer ] was aldus verdachte emotioneel, maar verder was er niks met hem aan de hand. Verdachte heeft in de hotelkamer geen stank geroken. Ook heeft hij niet gemerkt dat [slachtoffer ] pijn had. Verdachte stelt dat hij pas ’s avonds rond 22:15 uur gebeld werd door [slachtoffer ] dat hij zich niet goed voelde.
Over de gevonden Microlax laxeermiddel in zijn auto verklaart verdachte dat hij dit in zijn bezit had, omdat hij last heeft van zijn darmen. Iemand anders had hem de tip gegeven om dit laxeermiddel te kopen.
Ten aanzien van de op de telefoon van verdachte aangetroffen foto’s van slikkerbollen en overleden personen waar slikkerbollen uitgehaald worden, heeft verdachte verklaard dat veel van die foto’s afkomstig zijn van nieuwsberichten en dat deze foto’s met hem gedeeld zijn via WhatsApp-groepen.
4.3.2
Bewijsoverweging inzake het ten laste gelegde
4.3.2.1 Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht, op grond van de genoemde bewijsmiddelen, bewezen dat verdachte zich in de periode van 23 januari 2023 tot en met 30 januari 2023 schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging opzettelijk invoeren van – minstens - 74 slikkerbollen, bevattende cocaïne, binnen het grondgebied van Nederland. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat verdachte vanaf 23 januari 2023 intensief betrokken is geweest bij de reis van [slachtoffer ] naar Nederland en zijn verblijf in Amsterdam. Zo is gebleken dat verdachte in het bezit was van de vluchtgegevens van [slachtoffer ] en dat verdachte aansluitend op de vlucht van [slachtoffer ] naar Parijs een treinticket voor hem heeft geboekt met de Thalys naar Amsterdam. Verdachte heeft [slachtoffer ] bij Amsterdam Centraal opgehaald en met de auto naar een hotel gebracht. Vervolgens heeft verdachte een hotelkamer voor [slachtoffer ] geboekt én betaald in het [hotel] in Amsterdam. Ook deed verdachte het woord voor [slachtoffer ] bij het inchecken in het hotel.
Daarnaast is gebleken dat verdachte aantoonbaar onjuist heeft verklaard over zijn contactmomenten met [slachtoffer ] . Zo heeft verdachte verklaard dat hij drie keer op bezoek is geweest bij [slachtoffer ] , maar uit onderzoek is gebleken dat het aantal keer dat verdachte [slachtoffer ] heeft bezocht in het hotel velen malen meer bedroeg, namelijk 11 keer. Ook heeft tussen verdachte en [slachtoffer ] veel (telefonische) communicatie plaatsgevonden. Zondag 29 januari 2023, de dag dat [slachtoffer ] overlijdt, is verdachte bijna twee uur bij [slachtoffer ] in het [hotel] geweest. Verdachte heeft pas een verklaring over dit bezoek afgelegd, toen hij hiermee ter terechtzitting werd geconfronteerd. Dat hij tijdens dat bezoek niets gemerkt heeft aan [slachtoffer ] en ook geen stank heeft geroken vindt de rechtbank ongeloofwaardig. Niet lang voor dat bezoek van verdachte belde [slachtoffer ] immers nog doodziek met 112 en 2 minuten na het vertrek van verdachte rook de schoonmaker een enorme stank in de kamer en was deze erg smerig,. De verklaring van verdachte dat hij pas ’s avonds rond 22:15 uur gebeld werd door [slachtoffer ] dat hij zich niet goed voelde en daarna snel op bezoek is gegaan, is dan ook ongeloofwaardig. Verder is daarbij relevant dat verdachte na het aantreffen van het lichaam van [slachtoffer ] 4 slikkersbollen, die volgens verdachte bij de hand van [slachtoffer ] lagen, wegneemt en in zijn jaszak stopt en daarna de kamer verlaat.
Daar komt bij dat verdachte op 27 januari 2023 twee pakjes Microlax laxeermiddel heeft gekocht bij de Kruidvat. Ook is er berichtverkeer omtrent Microlax laxeermiddel en pruimen in de telefoon van verdachte aangetroffen. Hierbij merkt de rechtbank op dat het een feit van algemene bekendheid is dat pruimen een laxerende werking hebben. In de auto van verdachte en in de hotelkamer van [slachtoffer ] is daarnaast ook een (Microlax) laxeermiddel aangetroffen.
Tot slot betrekt de rechtbank in haar oordeel de op de telefoon van verdachte aangetroffen foto’s van slikkerbollen en overleden personen waar slikkerbollen uitgehaald worden, welke zien op feiten soortgelijk aan t het aan verdachte ten laste gelegde feit.
De rechtbank oordeelt dat, gezien voorgaande bewijsmiddelen in samenhang bezien, het niet anders kan zijn dan dat verdachte wist dat [slachtoffer ] als bolletjesslikker naar Nederland kwam en hij de gehele reis, inclusief vervoer naar het hotel, de hotelboekingen en de verzorging tijdens het produceren van de bolletjes heeft geregeld. De rol van verdachte, zoals dat hiervoor is beschreven, levert een voor medeplegen vereiste significante en wezenlijke bijdrage aan het feit op. Bewezen is daarom dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk in vereniging invoeren van de 74 slikkerbollen, bevattende cocaïne, in de periode van 23 januari 2023 tot en met 30 januari 2023.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
in de periode van 23 januari 2023 tot en met 30 januari 2023 te Nederland en België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 74 slikkerbollen, bevattende cocaïne.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. Ook heeft de officier van justitie de gevangenneming gevorderd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een bewezenverklaring aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd gelijk aan het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van het feit
Verdachte heeft samen met anderen, waaronder [slachtoffer ] – minstens - 74 slikkerbollen, bevattende cocaïne, het land ingevoerd. Het op een dergelijke wijze cocaïne invoeren brengt ernstige gezondheidsrisico’s met zich voor de “slikkers”. Dat deze risico’s zich ook daadwerkelijk kunnen verwezenlijken, blijkt uit de dood van [slachtoffer ] , die als gevolg van acute cocaïne intoxicatie is overleden doordat één of meer bolletjes open zijn gegaan in zijn buik. De hoeveelheid van de ingevoerde slikkerbollen was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. De handel in verdovende middelen moet worden bestreden, aangezien dit gevaar oplevert voor de volksgezondheid en kan leiden tot verslaving. Daarnaast leidt het gebruik van en de handel in drugs in veel gevallen tot criminaliteit en dit veroorzaakt overlast voor de samenleving. De verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen. Met het plegen van dit feit heeft verdachte slechts zijn eigen geldelijk gewin voor ogen gehad. Ook heeft hij niet nagedacht over de ernstige gevolgen van zijn gedrag voor anderen, hetgeen de rechtbank verdachte aanrekent.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 5 juli 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen 5 jaar niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank beschouwt verdachte daarom als een first offender. Dit neemt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee.
De op te leggen straf
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor het bewezen verklaarde feit gekeken naar deze oriëntatiepunten. Daarin wordt voor de invoer van harddrugs voor een first offender bij een hoeveelheid tussen de 500 en 1000 gram een gevangenisstraf van 6 tot 8 maanden genoemd.
Verdachte heeft gehandeld uit geldelijk gewin. Dit rekent de rechtbank verdachte, tezamen met de omstandigheden waaronder [slachtoffer ] om het leven is gekomen, zwaar aan. Tevens neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en geen openheid van zaken heeft gegeven. Dit alles maakt dat de rechtbank verdachte een straf oplegt die hoger is dan de oriëntatiepunten van de LOVS.
Alles afwegende vindt de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf zoals die door de officier van justitie is geëist passend en legt die dan ook op. De rechtbank ziet geen grond voor het afgeven van een bevel tot gevangenneming van verdachte bij einduitspraak.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mr. A.J.R.M. Vermolen en mr. D. Bode, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek en mr. S.M. Zoetelief, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 oktober 2023.
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023023018-3, p. 1.
3.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023023018-7, p. 13.
4.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023023018-3, p. 1.
5.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023023018-7, p. 13
6.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023023035, p.25-27.
7.Een geschrift, zijnde een schouwverslag, afkomstig van Forensische Geneeskunde GGD Amsterdam van 30 januari 2023, [forensisch arts], forensisch arts, p. 180.
8.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023023018-11 en 202302305, p. 467.
9.Een geschrift, zijnde een laboratoriumrapport, afkomstig van Laboratorium Forensische Opsporing van 19 juni 2023, [forensisch expert] forensisch expert, p. 529.
10.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023023018-3, p. 1-3.
11.Een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, documentcode 17505746, p. 36-37.
12.Een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, documentcode 17505746, p. 37.
13.De verklaring van verdachte ter terechtzitting.
14.Een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, documentcode 17505746, p. 37.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 17536459, p. 93 en 96. In de gegevens van de telefoon van verdachte is te zien dat deze geregistreerd zijn met het tijdstip van de UTC+). In Nederland geldt UTC+1. Dit houdt in dat de tijdstippen van de telefoongegevens 1 uur achterlopen op de Nederlandse tijd en er 1 uur opgeteld moet worden op de weergegeven tijd.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 17537604, p. 169 t/m 174.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 18003614, p. 415 en 421.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 17537604, p. 169 t/m 174.
19.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 18003614, p. 415 en 421.
20.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 17537604, p. 169 t/m 174.
21.De verklaring van verdachte ter terechtzitting.
22.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 18003614, p. 413.
23.De verklaring van verdachte ter terechtzitting.
24.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 17595535, p. 92.
25.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 17505746, p. 31 t/m 36.
26.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 17985838, p. 463 t/m 465.
27.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 17595535, p. 203 en 204.
28.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 17523468, p. 89.
29.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 17837761, p. 384.
30.De verklaring van verdachte ter terechtzitting en een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 17536459, p. 93 en 94.
31.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 18003614, p. 423
32.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023023035-6, p. 8.
33.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 17849984, p. 234 t/m 237.