ECLI:NL:RBAMS:2023:7395

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
C/13/727931 / HA ZA 23-33
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.C.J. Hamming
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële afwikkeling van een aannemingsovereenkomst na uitval van de aannemer door een herseninfarct

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 15 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een zelfstandig aannemer, aangeduid als [eiser], en D/DOCK PROJECT B.V., de opdrachtgever. De zaak betreft de financiële afwikkeling van een aannemingsovereenkomst voor werkzaamheden in Hotel De L’Europe in Amsterdam. De samenwerking tussen partijen is beëindigd nadat [eiser] op 27 september 2021 een herseninfarct heeft gekregen, waardoor hij niet in staat was de werkzaamheden af te ronden.

[eiser] vorderde betaling van openstaande facturen, terwijl D/Dock betwistte dat zij nog bedragen aan [eiser] verschuldigd was en in reconventie schadevergoeding eiste voor onverschuldigd betaalde bedragen en kosten voor het inschakelen van derden om de werkzaamheden af te ronden. De rechtbank oordeelde dat D/Dock nog € 18.014,19 aan [eiser] moest betalen voor de verrichte werkzaamheden, en wees de vordering tot schadevergoeding van D/Dock af.

De rechtbank overwoog dat de aannemingsovereenkomst feitelijk was beëindigd door de uitval van [eiser] en dat D/Dock niet voldoende had onderbouwd dat de kosten voor de inschakeling van derden als schade konden worden aangemerkt. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser] in conventie toegewezen en de vorderingen van D/Dock in reconventie afgewezen, waarbij D/Dock ook in de proceskosten werd veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/727931 / HA ZA 23-33
Vonnis van 15 november 2023
in de zaak van
[eiser], h.o.d.n.
[handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. S. van Steenwijk te Utrecht,
tegen
D/DOCK PROJECT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: D/Dock,
advocaat: mr. F.G. Horsting te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 december 2022, met producties,
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
- het tussenvonnis van 28 juni 2023 waarin de mondelinge behandeling is gelast,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 september 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiser] heeft in de periode april tot en met september 2021 in opdracht van D/Dock werkzaamheden verricht in het Hotel De L’Europe in Amsterdam. De samenwerking tussen partijen is feitelijk beëindigd nadat [eiser] op 27 september 2021 tijdens zijn werkzaamheden door een herseninfarct is getroffen. Dit geschil draait om de financiële afwikkeling van de samenwerking. [eiser] stelt dat hij nog facturen betaald moet krijgen van D/Dock, terwijl D/Dock stelt dat zij te veel heeft betaald voor de verrichte werkzaamheden. De rechtbank oordeelt dat D/Dock nog € 18.014,19 aan [eiser] moet betalen voor verrichte werkzaamheden. De door D/Dock gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is zelfstandig aannemer. In maart 2021 brengt hij op verzoek van D/Dock een offerte uit voor werkzaamheden aan de Rondeel suite en de ’t Huys suite in Hotel De L’Europe in Amsterdam, voor respectievelijk € 80.780,08 en € 41.552,15 (inclusief btw) . In reactie daarop mailt de heer [naam 1] (project-manager) van D/Dock op 1 april 2021:
‘(…) Bij deze in ieder geval opdracht voor suite 2 (rondeel) met daarbij de start op 3 mei aanstaande. De andere suite staat voor nu nog even op een hold (mogelijk wijzigt hier de badkamer en het algemene plan nog). (…)’
3.2.
Op 18 april offreert [eiser] werkzaamheden voor vier badkamers, waaronder badkamer 428, voor € 12.833,92 per badkamer. Op 19 april 2021 mailt [naam 1] onder meer: ‘(…) Bij deze heb je opdracht voor deze badkamers (…)’.
3.3.
Op 3 mei 2021 brengt [eiser] een offerte uit voor het aanbrengen van een nieuw plafond in de Rondeel suite voor € 21.391.60, waarop [naam 1] per e-mail akkoord geeft.
3.4.
In april/mei begint [eiser] met de werkzaamheden. Naast geoffreerde werkzaamheden verricht [eiser] in overleg met D/Dock ook meerwerk.
3.5.
Op 18 mei 2021 stelt [naam 1] voor om te betalen in termijnen van 40% bij opdracht, 30% bij start werkzaamheden, 20% bij oplevering en 10% na oplevering, afronding van restpunten.
3.6.
Op 9 juli 2021 mailt [naam 1] aan [eiser] onder meer:
‘(…) In verband met de planning van het hotel moet de suite van ’t huys tegelijk of zelfs eerder worden opgeleverd dan de suite van Rondeel. De suite van ’t huys ga ik ondertussen kijken naar een andere aannemer om daar de werkzaamheden op te pakken. Dan kan jij de focus houden op de suite Rondeel en kamer 428. (…)’
3.7.
Op 27 september 2021 wordt [eiser] getroffen door een herseninfarct tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden in het hotel. [eiser] wordt opgenomen in het ziekenhuis. D/Dock laat daarna de verdere werkzaamheden in het hotel door derden uitvoeren.
3.8.
D/Dock betaalt in totaal € 100.607,41 aan facturen, zijnde 70% van de overeengekomen offertebedragen voor de Rondeel suite, de ’t Huys suite en het Rondeel plafond.
3.9.
Op 6 januari 2022 stuurt [naam 1] een e-mail aan [eiser] om het project financieel af te wikkelen. Daarbij stuurt hij onder andere facturen mee van kosten die D/Dock heeft moeten maken om de werkzaamheden aan de Rondeel suite af te maken. Op 29 januari 2022 stelt [eiser] vragen over de facturen.
3.10.
In februari 2022 stuurt [eiser] twee betalingsherinneringen voor de openstaande facturen. Op 27 februari 2022 stuurt [eiser] een ingebrekestelling.
3.11.
Na een gesprek in februari 2022 tussen [eiser] en de heer [naam 2] (managing-director) van D/Dock, reageert [naam 2] op 4 maart 2022 inhoudelijk op de facturen en stelt hij voor om af te ronden met gesloten beurzen. Op 15 juli 2022 sommeert [eiser] D/Dock bij brief van zijn advocaat om binnen vijf dagen tot betaling over te gaan van € 103.674,17, inclusief € 13.216,34 aan buitengerechtelijke incassokosten. D/Dock reageert daar bij e-mail van haar advocaat afwijzend op.

4.Het geschil

in conventie: de vorderingen van [eiser]
4.1.
vordert - samengevat – dat D/Dock wordt veroordeeld tot betaling van € 90.457,83, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
[eiser] stelt dat D/Dock een aantal facturen tot een bedrag van € 88.108,99 nog niet heeft betaald. Die zien deels op verrichte werkzaamheden en deels op gemiste inkomsten. [eiser] vordert dat D/Dock deze facturen betaalt op grond van nakoming van haar betalingsverplichting. [eiser] vordert daarnaast € 2.348,84 aan rente en ook een bedrag van € 13.216,23 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
4.3.
D/Dock voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] .
in reconventie: de vorderingen van D/Dock
4.4.
D/Dock vordert dat de aannemingsovereenkomst, voor zover die niet reeds is beëindigd, gedeeltelijk – voor zover de werkzaamheden niet door [eiser] zijn uitgevoerd – wordt ontbonden. Daarnaast vordert D/Dock dat [eiser] wordt veroordeeld tot betaling van, samengevat:
  • € 18.869,27 als onverschuldigd betaald, vermeerderd met de wettelijke handelsrente,
  • € 49.725,67 aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke handelsrente,
  • de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.5.
D/Dock stelt dat zij meer heeft betaald dan zij aan [eiser] verschuldigd is voor het verrichte werk. Het te veel betaalde vordert zij daarom als onverschuldigd betaald terug. Daarnaast heeft D/Dock derden moeten inschakelen voor het uitvoeren van de resterende werkzaamheden nadat [eiser] was uitgevallen. [eiser] is daarvoor aansprakelijk, omdat hij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen.
4.6.
[eiser] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van D/Dock, met veroordeling van D/Dock in de kosten.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie
5.1.
De vorderingen in conventie en reconventie worden gezamenlijk beoordeeld vanwege hun onderlinge samenhang.
5.2.
De rechtbank zal eerst beoordelen of de facturen van [eiser] die zien op vermeende verrichte werkzaamheden verschuldigd zijn.
i) eindafrekening Rondeel suite, inclusief plafond (factuurnummers [nr. 1] en [nr. 2] )
5.3.
Het staat vast dat D/Dock 70% van de afgesproken aanneemsom voor de Rondeel suite en het plafond in de Rondeel suite heeft voldaan. [eiser] vordert de overige 30%. Tijdens de zitting heeft hij gesteld dat de werkzaamheden aan de Rondeel suite (inclusief het plafond) voor 90% waren voltooid toen hij uitviel. Alleen de wc in de eetkamer en een klein deel van het plafond in de eetkamer moesten nog worden gedaan. Volgens D/Dock waren de werkzaamheden voor 80% gereed en moest er nog veel gebeuren, maar zij heeft dat verder helemaal niet toegelicht. De rechtbank gaat daarom uit van voltooiing van de overeengekomen werkzaamheden voor 90%. Dat betekent dat D/Dock nog 20% van de aanneemsom voor de Rondeel suite en het plafond in de Rondeel suite moet betalen. Dat is (0,2 × € 80.780,08 =)
€ 16.156,02voor de Rondeel suite en (0,2 × € 21.392,60 =)
€ 4.278,52‬voor het plafond in de Rondeel suite.
ii) badkamer 428 (factuurnummer 03)
5.4.
Partijen zijn het erover eens dat [eiser] werkzaamheden heeft verricht aan badkamer 428. [eiser] heeft ter zitting toegelicht dat hij op 25 september 2021 is begonnen met het uithakken van de vloer. Die werkzaamheden zijn gefactureerd, maar heeft D/Dock niet betaald. D/Dock erkent dat [eiser] de vloer heeft uitgehakt. Dat betekent dat D/Dock in beginsel gehouden is daarvoor te betalen. D/Dock stelt zich echter op het standpunt dat de werkzaamheden niet tijdig en niet goed zijn uitgevoerd. D/Dock heeft het uithakken van de vloer opnieuw moeten laten doen door een derde partij en is deze factuur daarom niet verschuldigd, aldus D/Dock. [eiser] heeft betwist dat de werkzaamheden niet tijdig en niet goed zijn uitgevoerd.
5.5.
De rechtbank stelt vast dat D/Dock zich pas voor het eerst in deze procedure op het standpunt stelt dat het uithakken van de vloer niet tijdig en niet goed is uitgevoerd. D/Dock heeft dat verder niet onderbouwd, bijvoorbeeld door e-mails of foto’s of informatie van de partij die het werk uiteindelijk zou hebben uitgevoerd. Dat betekent dat de gestelde tekortkomingen niet zijn komen vast te staan en dat D/Dock de factuur voor het uithakken van de badkamervloer (
€ 2.088,75)verschuldigd is.
iii) het meerwerk (factuurnummers [nr. 3] , [nr. 4] , [nr. 5] , [nr. 6] , [nr. 7] en [nr. 8] )
5.6.
D/Dock heeft een drietal gevorderde meerwerkfacturen betwist (nummers [nr. 5] , [nr. 6] en [nr. 7] ). Het betreft werkzaamheden aan de Rondeel suite. Volgens D/Dock waren de werkzaamheden grotendeels al begroot in de offerte.
5.7.
[eiser] heeft over de facturen [nr. 5] en [nr. 6] ter zitting toegelicht dat hij het door hem nieuw geplaatste plafond in de Rondeel suite tot twee keer toe eruit moest halen, omdat er een nieuw airco systeem in de suite werd geplaatst. Uiteindelijk moest hij ook nog een verhoogd plafond tussen de balken aanbrengen. Daardoor moesten ook de wanden worden verlengd. Dit was niet begroot en is dus meerwerk. De heer [naam 3] van D/Dock, de site manager op dit project, heeft dit ter zitting erkend. Dat de werkzaamheden niet (helemaal) goed zijn uitgevoerd, heeft D/Dock niet onderbouwd. D/Dock heeft haar stelling dat het werk van deze facturen al was opgenomen in de offertes ook op geen enkele manier concreet gemaakt. Er is niet gewezen op posten of omschrijvingen die overlappen. Deze stelling van D/Dock treft dan ook geen doel.
5.8.
D/Dock heeft betwist dat [eiser] de sloopwerkzaamheden heeft verricht die op factuur [nr. 6] staan en gesteld dat deze werkzaamheden door het bedrijf Boy Limmen zijn gedaan en aan hen zijn betaald. Volgens [eiser] heeft hij de door hem gefactureerde sloopwerkzaamheden wel gedaan en is er niet dubbel gerekend. Uit factuur [nr. 6] kan de rechtbank niet opmaken welke posten zien op het sloopwerk waar het verweer van D/Dock op ziet. De factuur noemt diverse werkzaamheden aan de gevel, de balklaag, de wanden en het plafond. Het had op de weg van D/Dock gelegen om aan te geven welke concrete posten dubbel zijn gerekend en om dit zo nodig te onderbouwen met stukken die zien op het werk van Boy Limmen en de betaling daarvan. Nu D/Dock dat niet heeft gedaan moet zij factuur [nr. 6] betalen. D/Dock is gelet op het voorgaande beide facturen (
€ 4.065,08en
€ 6.149,81) verschuldigd.
5.9.
Meerwerkfactuur [nr. 7] ziet volgens [eiser] op het verstevigen van de doorgangen in de Rondeel suite met stalen portalen. Volgens D/Dock was dit ook al begroot in de offerte. [eiser] heeft echter tijdens de zitting toegelicht dat er extra staalconstructies moesten komen, omdat er tijdens de sloopwerkzaamheden aan het licht kwam dat de buitenmuur onverwacht dik was. Dat heeft [naam 3] tijdens de zitting erkend. De rechtbank acht aannemelijk dat dit meerwerk heeft opgeleverd. Dat dit meerwerk allemaal is opgenomen in de (erkende) meerwerkfactuur [nr. 8] en dat meerwerkfactuur [nr. 7] daarom niet verschuldigd is – zoals D/Dock in deze procedure voor het eerst stelt, terwijl de facturen dateren van oktober 2021 – is onvoldoende gebleken, gelet op de toelichting van [eiser] dat er meerdere stalen portalen moesten komen aan de eetkamerkant en aan de woonkamerkant. Ook deze factuur van
€ 4.342,81is daarom verschuldigd.
5.10.
D/Dock erkent de verschuldigdheid van de meerwerkfacturen [nr. 3] , [nr. 4] en [nr. 8] . Deze meerwerkfacturen tellen op tot een bedrag van (€ 4.687,41 + € 2.551,89 + 2.780,39 =)
€ 10.019,69. D/Dock heeft een beroep gedaan op verrekening met door haar onverschuldigd betaalde facturen. Dat verweer wordt hierna (5.16 e.v.) beoordeeld.
iv) misgelopen inkomsten en niet uitgevoerde werkzaamheden (factuurnummers [nr. 9] en [nr. 10] )
5.11.
[eiser] vordert naast betaling van verrichte werkzaamheden, ook betaling van misgelopen inkomsten voor de vier badkamers (€ 18.160,71) en de resterende 30% van de ’t Huys suite (€ 12.465,64). Het staat vast dat hij deze werkzaamheden niet heeft verricht. Volgens [eiser] heeft hij toch recht op betaling daarvan, omdat dat zo is afgesproken.
Dat ook bij het niet uitvoeren van het werk betaling zou volgen heeft hij echter niet onderbouwd en is de rechtbank ook niet gebleken.
5.12.
In artikel 7:763 Burgerlijk Wetboek staat dat wanneer de aannemer duurzaam arbeidsongeschikt wordt, ieder der partijen de overeenkomst kan beëindigen als die daar een redelijk belang bij heeft. Voor de reeds verrichte arbeid en gemaakte kosten is de opdrachtgever dan een naar redelijkheid en met inachtneming van alle omstandigheden te bepalen vergoeding verschuldigd.
5.13.
Gegeven de omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om aan te sluiten bij deze wettelijke bepaling. Die omstandigheden houden in dat het voor beide partijen duidelijk was dat [eiser] na zijn herseninfarct geruime tijd niet kon werken en dat D/Dock daarom derden moest inschakelen om de werkzaamheden af te maken, zodat zij de hotelkamers op tijd kon opleveren. [eiser] heeft na 27 september 2021 dan ook geen werkzaamheden meer verricht voor dit project. In januari en februari 2022 hebben partijen contact gehad om het project financieel af te wikkelen. Feitelijk was de samenwerking tussen partijen al beëindigd en uit het dossier blijkt niet dat [eiser] tegen de beëindiging heeft geprotesteerd. In aansluiting op artikel 7:763 BW heeft [eiser] na deze beëindiging recht op betaling van de door hem verrichte werkzaamheden en de gemaakte kosten.
5.14.
Pas voor het eerst tijdens de zitting heeft [eiser] gezegd dat hij op grond van zijn algemene voorwaarden recht heeft op betaling van een gedeelte van de aanneemsom als de overeenkomst tussen partijen wordt ontbonden. [eiser] heeft dat standpunt echter niet onderbouwd; de algemene voorwaarden zijn niet overgelegd. De rechtbank kan daarom niet beoordelen of dit een grondslag vormt voor betaling van de facturen [nr. 9] en [nr. 10] na beëindiging van de samenwerking.
5.15.
Gelet op al het voorgaande is D/Dock de facturen voor de misgelopen inkomsten voor de vier badkamers en de resterende 30% van de ’t Huys suite niet verschuldigd.
verrekening met onverschuldigd betaalde facturen
5.16.
Voor de verrichte werkzaamheden is D/Dock in totaal dus nog het volgende verschuldigd:
- eindafrekening Rondeel 30%: € 16.156,02
- eindafrekening plafond Rondeel 30%: € 4.278,52
- uithakken badkamervloer 428: € 2.088,75
- meerwerkfactuur [nr. 3] : € 4.687,41
- meerwerkfactuur [nr. 4] : € 2.551,89
- meerwerkfactuur [nr. 5] : € 4.065,08
- meerwerkfactuur [nr. 6] : € 6.149,81
- meerwerkfactuur [nr. 7] : € 4.342,81
- meerwerkfactuur [nr. 8] : € 2.780,39
Totaal € 47.100,68
5.17.
D/Dock heeft echter een beroep gedaan op verrekening met volgens haar onverschuldigd betaalde factuurnummers 21 (€ 16.620,85) en 13 (€ 12.465,64), in totaal € 29.086,49. Het betreft de eerste twee betalingstermijnen (40% en 30%) voor de werkzaamheden in de ’t Huys suite. D/Dock stelt dat er nooit opdracht is gegeven voor de ’t Huys suite, dat [eiser] daar ook geen werkzaamheden heeft verricht en dat de facturen onbedoeld en onverschuldigd zijn betaald.
5.18.
Dat verweer slaagt. Uit de mail van 1 april 2021 blijkt dat D/Dock opdracht heeft gegeven voor de Rondeel suite en heeft aangegeven dat de ’t Huys suite nu nog even op een ‘hold’ staat, met tussen haakjes: mogelijk wijzigt hier de badkamer en het algemene plan nog. Op 9 juli 2021 heeft [naam 1] vervolgens aan [eiser] gemaild dat hij uit gaat kijken naar een andere aannemer voor de werkzaamheden aan de ’t Huys suite, omdat die tegelijk of zelfs eerder moest worden opgeleverd dan de Rondeel suite. [eiser] heeft ook aangegeven dat hij heeft gezien dat er anderen in de ’t Huys suite aan het werk waren.
De rechtbank maakt hieruit op dat het in eerste instantie wel de intentie was dat [eiser] de werkzaamheden in de ’t Huys suite zou gaan verrichten, maar dat D/Dock dit nog voor de uitvoering heeft geannuleerd en in verband met tijdsdruk een ander aannemer heeft gezocht. Vast staat ook dat [eiser] niet heeft gewerkt aan de ’t Huys suite. De facturen zijn daarom onverschuldigd betaald. Het beroep op verrekening met de nog verschuldigde facturen slaagt.
5.19.
Het voorgaande betekent dat D/Dock netto nog (€ 47.100,68 minus € 29.086,49 =) € 18.014,19 verschuldigd is aan [eiser] .
de door D/Dock gevorderde schadevergoeding
5.20.
D/Dock heeft voor in totaal € 49.725,67 aan facturen overgelegd die zij stelt te hebben betaald aan derden voor het afmaken van werkzaamheden die oorspronkelijk door [eiser] waren geoffreerd. [eiser] heeft die facturen betwist. Sommige werkzaamheden zijn niet door [eiser] geoffreerd (zoals rioolwerk) en op andere facturen zijn de werkzaamheden niet omschreven, zodat niet duidelijk is of het werkzaamheden zijn die [eiser] had geoffreerd, aldus [eiser] .
5.21.
De rechtbank wijst de schadevergoedingsvordering af. D/Dock heeft onvoldoende onderbouwd dat dit kosten zijn voor werkzaamheden die [eiser] geoffreerd had. De summiere toelichting die D/Dock daarover heeft gegeven tijdens de zitting is daarvoor onvoldoende, mede gelet op het feit dat [eiser] al om een toelichting op de facturen heeft verzocht in januari 2022. Daarmee is het causale verband tussen de kosten en de uitval van [eiser] niet komen vast te staan. Bovendien heeft D/Dock niet onderbouwd dat zij door het uitvallen van [eiser] méér kosten heeft moeten maken dan zij had gemaakt als [eiser] zijn werkzaamheden had afgemaakt. D/Dock heeft alleen gesteld dat zij € 49.725,67 aan kosten heeft moeten maken om de verbouwing af te krijgen nadat [eiser] was uitgevallen. Dat kwalificeert niet zonder meer als schade, omdat D/Dock ook kosten had moeten maken als [eiser] de werkzaamheden had afgemaakt.
slotsom en proceskosten
5.22.
Het voorgaande betekent dat D/Dock in conventie wordt veroordeeld tot betaling van € 18.014,19. [eiser] heeft daarover wettelijke handelsrente gevorderd vanaf de vervaldata van de gevorderde facturen tot 1 mei 2022, en wettelijke rente vanaf 1 mei 2022 tot aan de dag van betaling. Dat zal worden toegewezen, met dien verstande dat de wettelijke handelsrente wordt toegewezen vanaf 13 februari 2022 (de vervaldatum van de laatst toegewezen facturen), omdat D/Dock op dat moment alle openstaande facturen had kunnen betalen na verrekening met de onverschuldigd betaalde facturen.
5.23.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is van toepassing. [eiser] heeft voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht met de overlegging van de brief van zijn advocaat van 15 juli 2022. De rechtbank wijst het bedrag toe tot het standaard tarief, zijnde € 955,14.
5.24.
De vorderingen in reconventie worden afgewezen. D/Dock heeft, gelet op al het voorgaande en zonder nadere toelichting, die ontbreekt, verder geen belang bij ontbinding van de aannemingsovereenkomst.
5.25.
D/Dock is de partij die grotendeels ongelijk krijgt. Zij wordt daarom in de proceskosten veroordeeld, zowel in conventie als in reconventie. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] in conventie als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
108,41
- griffierecht
2.277,00
- salaris advocaat
1.196,00
(2 punten × € 598,00)
- nakosten
135,50
(plus verhoging zoals in de beslissing vermeld)
Totaal
3.716,91
5.26.
In reconventie worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] tot aan dit vonnis vastgesteld op € 1318,50, zijnde € 1.183,00 aan salaris advocaat (2 punten × € 1.183,00 × 0,5) en € 135,50 aan nakosten (plus verhoging zoals in de beslissing vermeld).
5.27.
De over de kosten gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
veroordeelt D/Dock om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 18.014,19, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 13 februari 2022 tot 1 mei 2022 en de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 mei 2022 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt D/Dock om € 955,14 te betalen aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
6.3.
veroordeelt D/Dock in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 3.716,91, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als D/Dock niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis wordt betekend, dan moet D/Dock € 45,- extra betalen, plus de kosten van betekening,
6.4.
veroordeelt D/Dock in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
6.5.
verklaart de veroordelingen onder 6.1 tot en met 6.4 uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.7.
wijst de vorderingen af,
6.8.
veroordeelt D/Dock in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.318,50. Als D/Dock deze kosten niet tijdig betaalt en het vonnis wordt betekend, dan moet D/Dock € 45,- extra betalen, plus de kosten van betekening.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.J. Hamming, bijgestaan door mr. T. Kok, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2023.