ECLI:NL:RBAMS:2023:7506

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
13/093857-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs in mishandelingzaak

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 2002, werd op 14 november 2023 uitspraak gedaan door de Rechtbank Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van mishandeling van de aangever, de nieuwe vriend van zijn moeder, op 16 oktober 2022 te Amsterdam. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, mr. C.P. Staal, gepleit voor vrijspraak, omdat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen of de verdachte daadwerkelijk de aangever had geslagen. De getuigenverklaringen waren te uiteenlopend en boden geen duidelijkheid. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.B. Schmidt, stelde ook dat er geen bewijs was voor de beschuldiging en dat de verdachte niet opzettelijk had gehandeld.

De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de ontkennende verklaring van de verdachte in overweging genomen. De rechtbank concludeerde dat het niet bewezen kon worden dat de verdachte de aangever had geslagen, en dat er ook geen bewijs was voor opzet. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandeling. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters aanwezig, en de griffier was ook aanwezig tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/093857-23
Datum uitspraak: 14 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.P. Staal en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.B. Schmidt, naar voren hebben gebracht.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig behandeld met de zaak tegen verdachte [medeverdachte] .

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij:
op of omstreeks 16 oktober 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [aangever] heeft mishandeld door die [aangever] met de vuist op diens kaak/gezicht, althans diens lichaam te slaan.

3.Vrijspraak

3.1
Inleiding
Op 16 oktober 2022 is verdachte naar de woning van zijn oma gegaan om zijn broertjes op te halen. In de woning van oma trof verdachte een man (de aangever) aan, van wie hij vermoedde dat het de nieuwe vriend van zijn moeder was. Verdachte heeft hierop de woning verlaten en is even later teruggekomen met zijn vader (verdachte [medeverdachte] ). Verdachte en zijn vader waren boos dat de nieuwe vriend van hun moeder c.q. ex-vriendin daar was en wilden hem de woning uit krijgen. Verdachte is als eerste de woning ingegaan. Er is een worsteling ontstaan tussen verdachte en verschillende in de woning aanwezige familieleden, onder wie zijn tantes, zusje, moeder en oma toen zij hem ervan trachtten te weerhouden bij aangever in de buurt te komen. Enkele minuten later is de vader van verdachte de woning ingegaan, nadat hij lawaai hoorde. De vader had hierbij een mes in zijn handen. Op enig moment is aangever de woning uit gevlucht.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of bewezen kan worden dat verdachte aangever heeft geslagen.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het ten laste gelegde. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld of verdachte aangever heeft geslagen en op welke manier dat zou zijn gebeurd. De verschillende getuigenverklaringen lopen te veel uiteen en bieden op dit punt geen uitsluitsel. De verklaring van verdachte – die inhoudt dat meerdere familieleden op hem zijn gesprongen en dat hij in zijn poging om daaraan te ontsnappen mogelijk iemand met een arm of een been heeft geraakt – kan ook niet worden uitgesloten. Daar komt bij dat ook niet kan worden vastgesteld of verdachte opzet had om aangever te slaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde wegens een gebrek aan bewijs. Verdachte ontkent aangever te hebben geslagen. Verschillende familieleden sprongen bovenop hem en in zijn poging om hieraan te ontsnappen, lag hij te spartelen met zijn armen en benen. Voor zover hij al iemand daardoor geraakt heeft, was er geen sprake van opzet op een mishandeling van aangever.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op grond van de uiteenlopende getuigenverklaringen en de ontkennende verklaring van verdachte niet kan worden vastgesteld of hij aangever op enige manier heeft geraakt terwijl hij op de grond lag. Nog afgezien daarvan kan ook niet worden vastgesteld of verdachte in het geval hij de aangever heeft geraakt daartoe (voorwaardelijk) opzet heeft gehad.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte,
[verdachte] ,daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mr. V.V. Essenburg en mr. K. Duker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Ç.H. Dede, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 november 2023.