ECLI:NL:RBAMS:2023:758

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
C/13/726942 / KG ZA 22-1061
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over zorgregeling en afgifte van voertuigen na echtscheiding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 17 januari 2023, hebben partijen, een man en een vrouw, die op 20 september 2007 in Iran zijn getrouwd, een kort geding aangespannen. De man heeft op 19 december 2022 een kort geding aangevraagd voor een voorlopige zorgregeling en vorderingen met betrekking tot twee voertuigen. De vrouw heeft op dezelfde dag een verzoek tot voorlopige voorzieningen ingediend, waarin zij onder andere een zorgregeling en alimentatie verzoekt. De man heeft de echtelijke woning in september 2022 verlaten en de vrouw woont daar met hun twee minderjarige kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen omtrent de zorgregeling niet ontvankelijk zijn, omdat deze behandeld moeten worden door de familierechter in een verzoekschriftprocedure. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is voor de vorderingen met betrekking tot de voertuigen, omdat de man al een auto heeft en er geen noodzaak is aangetoond voor de afgifte van de V40 aan hem. De overige vorderingen van zowel de man als de vrouw zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken tussen ouders in het belang van de kinderen.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/726942 / KG ZA 22-1061 HH/MAH
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op 17 januari 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie bij dagvaarding van 29 december 2022,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. S. Deliran te Den Haag,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.A. de Boer te Zeist.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw worden genoemd en samen ook: de ouders.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van vorderingen in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter, en mr. M.A.H. Verburgh, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen partijen met hun advocaten. Partijen worden ieder bijgestaan door een tolk Engels.

1.De procedure

Partijen hebben producties in het geding gebracht en over en weer het woord gevoerd. De behandeling van de zaak is gesloten en vervolgens is mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 30p lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dit proces-verbaal opgemaakt, dat wordt afgegeven op 19 januari 2023.

2.Waar gaat dit kort geding over?

2.1.
Partijen zijn op 20 september 2007 in Iran getrouwd. Daarna hebben zij samen in Maleisië en Singapore gewoond totdat zij zich in november 2018 in Nederland vestigden. Partijen hebben samen twee kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats] , en
- [minderjarige 2] , geboren [geboortedatum 2] 2018 te [geboorteplaats] .
Partijen hebben gezamenlijk gezag. Ouders en kinderen hebben de Iraanse nationaliteit.
2.2.
De man heeft in september 2022, de echtelijke woning aan de [adres] verlaten. De vrouw woont daar nog met de kinderen. De man woont thans in [woonplaats 1] .
2.3.
De man heeft op 19 december 2022 een datum gevraagd voor een kort geding waarbij hij een voorlopige zorgregeling vraagt, alsmede vorderingen die zien op de auto’s.
2.4.
Op 23 december 2022 heeft de vrouw bij deze rechtbank een verzoek voorlopige voorzieningen ingediend, waarin onder meer verzocht is een zorgregeling vast te stellen en kinder- en partneralimentatie te bepalen. Op dezelfde dag heeft de vrouw een verzoek tot echtscheiding ingediend bij deze rechtbank.
2.5.
De man heeft op 29 december 2022 de dagvaarding in dit kort geding uitgebracht en vordert naast een voorlopige zorgregeling:
- de vrouw te bevelen haar medewerking te verlenen aan de overschrijving van de auto (Volvo V60) met kenteken [kenteken 1] op naam van de man, op straffe van een dwangsom,
- afgifte van de auto (Volvo V40) met het kenteken [kenteken 2] , op straffe van een dwangsom,
met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
2.6.
De vrouw voert verweer. Uitsluitend voor het geval de vorderingen van de man in dit kort geding in behandeling worden genomen, vordert de vrouw in – voorwaardelijke – reconventie (tegenvordering), samengevat:
een voorlopige zorgregeling vast te stellen, dat de man de hypotheeklasten blijft voldoen, alsmede ten aanzien van de auto’s:
- primair:afgifte van de auto (Volvo V60) met kenteken [kenteken 1] op naam van de vrouw, op straffe van een dwangsom,
- subsidiair:de man te bevelen zijn medewerking te verlenen aan de overschrijving van de auto (Volvo V40) met kenteken [kenteken 2] op naam van de vrouw, op straffe van een dwangsom.
Daarnaast vordert zij betaling door de man van verkeersboetes, kinderbijslag en een voorschot op de afwikkeling van het huwelijksvermogen. Alles met veroordeling van de man in de proceskosten.

3.De mondelinge uitspraak

3.1.
Partijen zijn (nog) getrouwd. De vorderingen omtrent de voorlopige zorgregeling moeten in dat geval op grond van artikel 821 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering behandeld worden door de familierechter in een verzoekschriftprocedure voorlopige voorzieningen. De jurisprudentie is daar helder over. Eiser is slechts ontvankelijk in geval van superspoed. Die is in dit geval niet aanwezig, alleen al omdat partijen zelf veel verhinderdata hebben opgegeven, zowel voor het kort geding, als voor de voorlopige voorzieningen. De zitting over de voorlopige voorzieningen is binnen afzienbare tijd, op 7 februari a.s. Daarbij komt dat de man de kinderen op 8 januari jl. nog heeft gezien. De vrouw heeft tijdens de zitting gezegd dat de man de kinderen ook in het weekend van 15 januari jl. mocht zien, maar dat dit door zijn eigen toedoen niet is doorgegaan. Wie hierin ook gelijk heeft, duidelijk is dat er heldere afspraken nodig zijn en daar is de procedure voorlopige voorzieningen voor.
Dat betekent dat de eisen van de man betreffende de zorgregeling in dit kort geding niet inhoudelijk zullen worden behandeld. Daarmee is niet aan de voorwaarde voldaan om de voorwaardelijk ingestelde tegenvorderingen – met uitzondering van de vorderingen betreffende de auto’s, die hierna zullen worden besproken - van de vrouw te behandelen, zodat deze geen bespreking behoeven.
3.2.
De man zegt dat de V60 van hem is, omdat hij hem heeft betaald. De V60 staat echter op naam van de vrouw. Onduidelijk is waarom. De vrouw zegt dat ze hem van de man kado kreeg, maar dat heeft ze niet onderbouwd. Zij heeft alleen een aangifte overgelegd, maar daarin staat slechts dat zij stelt eigenaar te zijn. In dit kort geding kan niet worden vastgesteld wie de eigenaar is. Dat zal in de bodemprocedure moeten worden uitgezocht. De tenaamstelling van een auto is een aanwijzing voor wie de eigenaar is. Gelet op dit alles is de vordering van de man tot wijziging van de tenaamstelling in dit kort geding niet toewijsbaar. Op dit moment heeft de man de V60. Die status quo moet dan voorlopig maar gehandhaafd blijven. De vrouw heeft gelijk dat de man de V60 zou kunnen verkopen als deze op zijn naam zou worden gesteld. Er moet niet op de bodemprocedure vooruit worden gelopen. De door beide partijen gevraagde voorzieningen met betrekking tot de V60 zullen dus worden geweigerd.
3.3.
De man vordert voorts afgifte van de V40. Hij wil deze kunnen verkopen om schulden te voldoen. De vrouw vordert (subsidiair) dat de V40 op haar naam wordt gezet. De V40 staat op naam van de man, maar de vrouw rijdt erin. Het is onduidelijk wat dat betekent in het kader van de verdeling van het huwelijksvermogen. Het is goed mogelijk dat er in dit geval geen gemeenschap van goederen is, nu buitenlands recht op het huwelijksvermogensrecht van toepassing is.. Maar partijen kunnen wel goederen gemeenschappelijk hebben. Er is nu geen belang bij een ordemaatregel in kort geding. Het is in het belang van de kinderen, die ermee worden vervoerd, dat de vrouw een auto ter beschikking heeft. Ook ten behoeve van de rust, de vrouw is bang dat de man de V40 inneemt. De man heeft geen spoedeisend belang bij afgifte van de V40 aan hem, want hij heeft een auto (de V60), en dat er noodzaak is om de auto te verkopen is niet gebleken. Aan de andere kant is er nu ook geen rechtsgrond om de V40 op naam van de vrouw te zetten. De door beide partijen gevraagde voorzieningen met betrekking tot de V40 zullen dus ook worden geweigerd.
3.4.
Ook de overige vorderingen van zowel de man als de vrouw worden afgewezen. De proceskosten in zowel conventie als reconventie zullen worden gecompenseerd in verband met de relatie tussen partijen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
4.1.
verklaart de man niet ontvankelijk in de vorderingen die zien op de zorgregeling,
4.2.
weigert voor het overige de gevraagde voorzieningen,
4.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
4.4.
weigert de gevraagde voorzieningen,
4.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
Type: MAH
Coll: JT