3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Informatie in onderdeel d) van het EAB
In onderdeel d) van het EAB is vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
Aanvullende informatie
De opgeëiste persoon heeft in de overleveringsprocedure verklaard dat hij niet in persoon is verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Deze verklaring is bij e-mail van 24 oktober 2023 namens de officier van justitie aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voorgelegd, waarbij om een toelichting is gevraagd en is gevraagd of de opgeëiste persoon een gemachtigde advocaat had. Bij e-mail van 25 oktober 2023 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit geantwoord:
“enclosed a copy oft he judgment 1st instance at Amtsgericht Hamm and 2nd instance of Landgericht Dortmund.
In the first instance Mr. [opgeëiste persoon] appeared in person at the trial; in the second instance he was charged correctly by Landgericht Dortmund, but did not appear on the day of the trial without apology. Therefore his appeal was rejected without negotiation on the matter.”
In de bij de e-mail overgelegde – niet vertaalde – beslissing van het
Landgericht Dortmundvan 16 juni 2020 staat onder meer:
gegen [opgeëiste persoon]
(…)
hat die 40. kleine Strafkammer des Landgerichts Dortmund aufgrund der Hauptverhandlung vom 16.06.2020, an der teilgenommen haben:
Vorsitzende Richterin am Landgericht Landwehr,
Als Vorsitzende,
Oberstaatsanwalt (…)
als Vertreter der Staatsanwaltschaft Dortmund
Rechtsanwalt (…),
als Pflichtverteidiger
Justizbeschäftigte (…),
als Urkundsbeamtin der Geschäftsstelle
für Recht erkannt:
Die Berufung des Angeklagten gegen dat Urteil des Amtsgerichts Hamm vom 30.10.2019 wird verworfen
Der Angeklagte wird verurteilt, die Kosten der Berufung zu tragen.
Gründe:
Der Angeklagte hat gegen das Urteil vom 30.10.2019 zwar rechtzeitig Berufung eingelegt, ist aber in dem heutigen Termin zur Hauptverhandlung, ungeachtet der durch die Postzustellungsurkunde vom 15.05.2020 nachgewiesenen Ladung, ohne genügende Entschuldigung ausgeblieben und auch nicht in zulässiger Weise vertreten worden.
Die eingelegte Berufung war daher nach § 329 der Strafprozessordnung zu verwerfen.
Die Entscheidung. über die Kosten des Verfahrens beruht auf § 473 der Strafprozessordnung.”
Namens de officier van justitie is de uitvaardigende justitiële autoriteit bij e-mail van
2 november 2023 vervolgens voorgelegd dat in het - eveneens bij de e-mail van
25 oktober 2023 - overgelegde vonnis van het
Amtsgericht Hammvan 30 oktober 2019 zijn vermeld:
Daarbij is de vraag gesteld of deze beslissingen onderdeel uitmaken van de veroordeling, waarop het overleveringsverzoek ziet, en zo ja, of dan ten aanzien van deze beslissingen alsnog een formulier D kan worden ingevuld. Bij e-mail van 8 november 2023 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit geantwoord:
“Concerning to your mail I will inform you, that the judgement Amtsgericht Hamm from 02.03.2018 (51 Ds 924 Js 1369/17-45/18; 1st instance) and Landgericht Dortmund from 21.08.2018 (40 Ns 45/18; 2nd instance) has been included in the judgement Amtsgericht Hamm from 30.10.2019. So it is part of the sentence for which Mr. [opgeëiste persoon] surrender is requested.
Mr. [opgeëiste persoon] was personally present at Amtsgericht Hamm (02.03.2018) and Landgericht Dortmund (21.08.2018); see annex.”
De raadsman stelt zich op het standpunt dat op grond van de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie niet duidelijk is of de beroepsprocedure die heeft geleid tot de beslissing van het
Landgericht Dortmundvan 16 juni 2020 aan artikel 12 van de OLW moet worden getoetst, gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van
10 augustus 2017, C-270/17 PPU (Tupikas) ECLI:EU:C:2017:628.
Als de beroepsprocedure aan artikel 12 OLW moet worden getoetst, waarvan, gelet op de onduidelijkheid, moet worden uitgegaan, geldt volgens de raadsman het volgende. Uit de verstrekte informatie blijkt dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was op de zitting. Verder is geen informatie verstrekt over de wijze van oproepen voor de zitting. De opgeëiste persoon verklaart dat hij niet van de zitting in beroep op de hoogte was en dat hij geen afstand doet van zijn verdedigingsrechten. De opgeëiste persoon heeft verklaard zelf geen beroep te hebben ingesteld tegen het vonnis van het
Amtsgericht Hammvan 30 oktober 2019. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW kan, gelet op het voorgaande, worden toegepast ten aanzien van de beroepsprocedure en er zijn geen argumenten om af te zien van weigering van de overlevering op deze grond.
Subsidiair heeft de raadsman opgemerkt dat via de Duitse advocaat van de opgeëiste persoon zou kunnen worden uitgezocht wie beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van het
Amtsgericht Hammvan 30 oktober 2019. Met het oog op het eventueel afzien van weigeren op grond van artikel 12 OLW is het van belang dit goed uit te zoeken, aldus (steeds) de raadsman.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat uit de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie volgt dat de procedure in hoger beroep die heeft geleid tot de beslissing van het
Landgericht Dortmundvan 16 juni 2020 niet aan artikel 12 van de OLW moet worden getoetst. Volgens de officier van justitie volgt uit de mededeling van de uitvaardigende justitiële autoriteit in de e-mail van 25 oktober 2023 “
Therefore his appeal was rejected without negotiation on the matter.”dat geen sprake is van de situatie waarbij in beroep definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld.De officier van justitie heeft daarbij verwezen naar de overgelegde beslissing van het
Landgericht Dortmundvan 16 juni 2020 en heeft een (internet)uitdraai van het in die beslissing toegepaste artikel
§ 329 der Strafprozessordnungovergelegd. Uit de verstrekte informatie volgt dat het aan de opgeëiste persoon is te wijten dat het beroep niet inhoudelijk is behandeld, aldus de officier van justitie.
De rechtbank stelt allereerst op basis van de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie vast dat aan het in het EAB vermelde vonnis van het
Amtsgericht Hammvan 30 oktober 2019 mede ten grondslag liggen een vonnis van het
Amtsgericht Hammvan
2 maart 2018 en een – in hoger beroep tegen het vonnis van 2 maart 2018 gewezen – arrest van het
Landgericht Dortmundvan 21 augustus 2018. Verder stelt de rechtbank vast dat ten aanzien van deze vonnissen van 30 oktober 2019 en 2 maart 2018 en het arrest van
21 augustus 2018 de informatie is verstrekt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissingen heeft geleid. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet van toepassing op de vonnissen en het arrest.
De rechtbank stelt vervolgens op basis van de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie vast dat tegen het vonnis van het
Amtsgericht Hammvan 30 oktober 2019 hoger beroep is ingesteld en dat het
Landgericht Dortmundbij beslissing van 16 juni 2020 het hoger beroep heeft verworpen. De rechtbank vindt dat op grond van de verstrekte informatie kan worden geconcludeerd dat deze beroepsprocedure niet aan artikel 12 OLW moet worden getoetst. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er in de betreffende procedure in hoger beroep geen sprake is geweest van een beoordeling van schuld of straf, gelet ook op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 augustus 2017, C-270/17 PPU (Tupikas) ECLI:EU:C:2017:628, zodat artikel 12 OLW hoe dan ook niet van toepassing is op die procedure. Daarnaast heeft de rechtbank in overweging genomen dat de opgeëiste persoon heeft verklaard niet degene te zijn geweest die het hoger beroep heeft ingesteld en hier ook geen opdracht toe heeft gegeven en daartoe ook niet de behoefte heeft gehad. De rechtbank leidt hieruit af dat de opgeëiste persoon ook geen behoefte heeft gehad zijn verdedigingsrechten uit te oefenen. Het feit dat het bij het
Landgericht Dortmundniet is gekomen tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak leidt dus ook niet op enigerlei wijze tot schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.