ECLI:NL:RBAMS:2023:7618

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
13/113108-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld, mishandeling en belediging van opsporingsambtenaren in Amsterdam

Op 6 mei 2022 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen personen, meerdere mishandelingen, waaronder de mishandeling van een opsporingsambtenaar, wederspannigheid en belediging van meerdere opsporingsambtenaren. De rechtbank Amsterdam heeft op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. De verdachte, die op dat moment onder toezicht stond vanwege eerdere veroordelingen, vertoonde tijdens het uitgaan in het centrum van Amsterdam gewelddadig gedrag. Hij heeft portiers van discotheken en willekeurige omstanders aangevallen, waarbij hij hen heeft geslagen en geschopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere mensen heeft mishandeld, waaronder een ambtenaar in functie. Tijdens zijn aanhouding heeft de verdachte zich verzet en beledigende woorden geuit naar de verbalisanten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/113108-22
Parketnummer vordering tul: 13/236274-21
Datum uitspraak: 2 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende op het [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C. Lub en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M. van Viegen naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij zich op 6 mei 2022 heeft schuldig gemaakt aan
1. openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen (artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr));
2. mishandeling van één of meer onbekend gebleven slachtoffers (artikel 300 Sr);
3. mishandeling van een ambtenaar in functie (artikel 300 en 304, lid 1 sub 3, Sr);
4. verzet bij zijn aanhouding (artikel 180 Sr) en
5. belediging van één of meer ambtenaren (artikel 267 Sr).
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot feit 5 heeft de officier van justitie verzocht verdachte vrij te spreken ten aanzien van de ten laste gelegde belediging jegens aangevers [aangever (verbalisant) 1] en [aangever (verbalisant) 2] , nu zij niet hebben verklaard dat zij zich beledigd hebben gevoeld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld zich ten aanzien van de feiten 1 en 4 te refereren aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet bewezen kan worden dat de ‘onbekend gebleven personen’ pijn of letsel hebben ondervonden door toedoen van verdachte. De raadsman heeft ten aanzien van het derde feit betoogd dat, hoewel verdachte erkent dat hij heeft geslagen, verdachte niet wist dat het slachtoffer een opsporingsambtenaar was. Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman partiële vrijspraak bepleit, waarbij hij zich heeft aangesloten bij de redenering van de officier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Waardering van het bewijs
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
4.3.1.1 Ten aanzien van feit 1
Aangever [caféportier]
Op 6 mei 2022 was [caféportier] als portier werkzaam bij Café [naam 1] op de [straatnaam] in Amsterdam. [caféportier] heeft als volgt verklaard.
Omstreeks 00:15 uur wilden twee mannen naar binnen, NN1 en NN2. NN1 droeg een enkelband (opmerking rechtbank: NN1 zal hierna worden aangeduid als verdachte [2] ). [caféportier] wilde de mannen niet binnen laten waarop verdachte en NN2 na een discussie wegliepen in de richting van [clubnaam] .
Omstreeks 01:30 uur werd [caféportier] door de portier van [clubnaam] (hierna [clubportier] [3] ) gevraagd om hem bij te staan. [caféportier] zag dat het om verdachte en NN2 ging en zag dat er een derde man bij stond, NN3. Verdachte en NN2 waren aan het schelden tegen [caféportier] . Zij riepen: “Ik wacht jullie op”, “Ik schiet jullie”, “Ik sla jullie allemaal de kankermoeder” en “ik schiet jullie kapot”. [caféportier] zag dat NN2 naar de ingang van [clubnaam] liep en een stap naar binnen deed. [caféportier] probeerde NN2 tegen te houden waarop verdachte en NN3 op zijn rug sprongen. [caféportier] voelde dat hij van achteren werd geslagen. Hij voelde pijn in zijn hoofd. Hij zag dat NN2 zijn rechtervuist balde, uithaalde en [caféportier] raakte in zijn gezicht. [caféportier] voelde toen een scherpe pijn in zijn wang. Verdachte, NN2 en NN3 hebben [caféportier] meermalen geslagen en geschopt. [caféportier] heeft ook verklaard dat hij gezien heeft hoe [clubportier] tegen de muur werd geduwd en dat [clubportier] door verdachte, NN2 en NN3 werd geslagen en geschopt. [4]
Aangever [clubportier]
Op 6 mei 2022 was [clubportier] werkzaam als portier bij [clubnaam] . [clubportier] heeft het volgende verklaard.
[clubportier] heeft een man met een zwart witte polo en zijn neef, die een beige trui droeg en een enkelband om had (hierna: verdachte [5] ), [clubnaam] uitgezet, omdat zij twee dames lastig zouden vallen. De portiers van Café [naam 1] (hierna: [caféportier] [6] ) en Bar [naam 2] (hierna: [barportier] [7] ) waren erbij gekomen. Buiten kreeg [caféportier] een klap van de man met de zwart witte polo en begon er een worsteling. [clubportier] heeft verdachte naar de grond getrokken. Nadat verdachte op stond kreeg [clubportier] meerdere vuistslagen in zijn gezicht. Hij kreeg voornamelijk vuistslagen met de rechtervuist op zijn linkerslaap, linkerzijde kaak en linkeroogkas. [clubportier] heeft pijn in zijn hoofd en kaak en heeft zichtbaar letsel in zijn gezicht. [8]
Aanvullend heeft [clubportier] verklaard dat verdachte het volgende heeft geroepen: “Je weet niet wie ik ben. Ik ben pas twee dagen vrij. Ik ga je schieten. Ik ga je vinden. Je moet mij niet testen”.
[clubportier] heeft gezien dat de jongen met de zwart witte polo een klap uitdeelde aan [caféportier] , waarna een worsteling ontstond. Verdachte ging op de worsteling af, waarop [clubportier] verdachte tegen hield. Er kwam nog een vriend bij van de twee mannen en die heeft de restaurantmanager getrapt toen hij op de grond lag. [clubportier] had verdachte in de houtgreep vast. Toen verdachte zichzelf los kreeg, kreeg [clubportier] meerdere klappen tegen zijn hoofd. [9]
Door de mishandeling heeft [clubportier] last van zijn kaak. [10]
[clubportier] heeft ook verklaard dat hij gezien heeft dat verdachte uit het niets een jongen klappen gaf die stond te filmen. Een omstander greep in en kreeg daarop eveneens klappen van verdachte. [11]
Aangever [clubmanager]
Op 6 mei 2022 was [clubmanager] werkzaam als manager in [clubnaam] . [clubmanager] verklaarde als volgt.
In [clubnaam] werden dames lastiggevallen door drie mannen. De portier was in gesprek met één van de mannen. Deze man werd agressief waarop [clubmanager] de portiers van Café [naam 1] (hierna: [caféportier] [12] ) en Bar [naam 2] (hierna: [barportier] [13] ) erbij heeft gehaald. De man met de witte trui (hierna: verdachte [14] ) was, zodra het gevecht begon, het meest agressief van de drie. [clubmanager] zag dat [caféportier] en [barportier] met één van de mannen de portiek in vielen. Verdachte sprong op de portiers en sloeg op het achterhoofd van één van de portiers. [clubmanager] sprong erbij om verdachte weg te trekken. [clubmanager] viel achterover met verdachte boven op hem. Verdachte stond vrij snel op en trapte [clubmanager] twee keer tegen zijn linker kaak. [clubmanager] is naar het OLVG gegaan omdat hij misselijk werd en hij wazig zag. Daar werd hem verteld dat hij waarschijnlijk een lichte hersenschudding had.
[clubmanager] verklaarde verder dat de derde man portier [voornaam 1] tegen zijn achterhoofd sloeg en een soort low-kick gaf tegen [barportier] . Ook heeft hij verklaard dat hij gezien heeft dat er twee jongens stonden te filmen, dat verdachte op deze jongens af liep en dat hij één van de jongens in twee klappen tegen de grond sloeg en hem daarna nog een trap gaf. Een jongen die er tussen sprong kreeg eveneens klappen van verdachte, aldus [clubmanager] . [15]
Aangever [barportier]
Op 6 mei 2022 was [barportier] werkzaam als gastheer bij Bar [naam 2] . [barportier] verklaarde als volgt.
[barportier] zag [voornaam 2] van Café [naam 1] ( [caféportier] [16] ) naar de vechtpartij, in [clubnaam] , lopen. [barportier] is daar ook naartoe gegaan en hoorde daar dat een woordenwisseling gaande was tussen de beveiligers van [clubnaam] en Café [naam 1] en een drietal mannen. […] Er ontstond een vechtpartij tussen het drietal en de beveiligers. [barportier] is ook in het gevecht geraakt en kreeg klappen in zijn gezicht. [barportier] zag dat de drie mannen de collega’s van Café [naam 1] en [clubnaam] in hun gezicht sloegen. Ook zag hij dat [voornaam 2] getrapt werd op zijn lichaam. [17]
Verklaring verdachte bij de politie
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij iedereen heeft geslagen die bij hem of bij zijn neefje in de buurt kwam. [18] Verdachte heeft verklaard dat hij dit deed ter (zelf)verdediging, maar dat hij niet alles meer weet en dat drank ook een rol speelde.
Verklaring verdachte ter terechtzitting
Verdachte heeft verklaard dat hij op 6 mei 2022 met zijn neefje naar het [uitgaangsgebied] in Amsterdam is gegaan. Verdachte verklaarde verder dat hij de persoon is die door de aangevers wordt omschreven als de man met de enkelband. Verdachte heeft zichzelf aangewezen op de camerabeelden als de man met de lichtgekleurde sweater. [19]
4.3.1.2 Ten aanzien van feit 2
Camerabeelden [clubnaam] en Club [naam 2]
De camerabeelden van buiten [clubnaam] vanaf 01:32 uur zijn in het dossier als volgt omschreven. Om 01:33 uur ziet verbalisant dat verdachte wegloopt in de richting van twee mannen en dat verdachte direct met zijn rechterarm tweemaal uithaalt naar het gezicht van de man. Na de twee klappen maakt hij nog een trappende beweging met zijn rechterbeen naar de man die kennelijk op de grond is gevallen. Om 01:33 uur is op de camerabeelden te zien dat een man verdachte wegduwt, waarop verdachte de man direct in zijn gezicht slaat met zijn rechtervuist. [20]
Uit de camerabeelden van Club [naam 2] is verder gebleken dat om 01:34 uur verdachte en
[neef] langs een terras zijn gelopen en dat verdachte een voorwaartse beweging maakt met zijn hoofd tegen het hoofd van een kale man. De kale man is door de kopstoot op de grond gevallen, waarna verdachte en [neef] weglopen. [21]
4.3.1.3 Ten aanzien van feiten 3, 4 en 5
Verklaring verbalisant [aangever (verbalisant) 2]
Verbalisant [aangever (verbalisant) 2] verklaarde over de aanhouding van verdachte het volgende.
[aangever (verbalisant) 2] liep achter verdachte aan en zag dat verdachte zich omdraaide en hem aankeek. Verdachte rende vervolgens weg. [aangever (verbalisant) 2] riep meerdere malen: “politie staan blijven, je bent aangehouden”. Een omstander wierp zijn fiets in de richting van verdachte, waardoor verdachte ten val kwam. Verdachte draaide zich om en sloeg direct met zijn vuist tegen het gezicht van [aangever (verbalisant) 2] , waardoor [aangever (verbalisant) 2] een pijnscheut in zijn kaak voelde. Verdachte lag op zijn rug en keek [aangever (verbalisant) 2] in het gezicht aan.
[aangever (verbalisant) 2] is boven op verdachte gaan zitten om hem onder controle te houden. Verdachte bleef zich verzetten tijdens de aanhouding. Hij draaide wild met zijn lichaam en hij probeerde met kracht omhoog te komen met zijn bovenlichaam. Het kostte de verbalisanten moeite en veel kracht om verdachte op de grond te houden. [22]
Verklaring verbalisant [benadeelde partij]
Verbalisant [benadeelde partij] heeft verklaard dat verdachte tijdens zijn aanhouding aan het schelden was met de woorden: “je kankermoeder” en “vieze hoer”. [benadeelde partij] zag dat meerdere collega’s ter plaatse waren ter ondersteuning van de aanhouding. Verdachte gaf aan dat hij niet kon ademen waardoor verbalisanten hem lieten opstaan. [benadeelde partij] zag dat verdachte tijdens het opstaan, met zijn hoofd een snelle beweging naar achteren maakte om een collega een kopstoot te geven. Om die reden werd verdachte weer naar de grond gewerkt. Toen verdachte weer aangaf dat hij niet kon ademen werd hij op zijn rug gekanteld. [benadeelde partij] hoorde dat verdachte op dat moment zijn keel schraapte, waarop vervolgens een rood/witte vloeistof in het gezicht van [benadeelde partij] terecht kwam. [benadeelde partij] zag dat verdachte niet meewerkte bij de aanhouding. [benadeelde partij] zag dat verdachte weigerde om in het arrestantenbusje plaats te nemen. [benadeelde partij] hoorde verdachte roepen: “kanker honden”. [benadeelde partij] heeft schaafwonden opgelopen doordat verdachte zich heeft verzet bij zijn aanhouding. Ook is het horloge van [benadeelde partij] beschadigd geraakt. [23]
[benadeelde partij] heeft verder verklaard dat verdachte hem opzettelijk in zijn gezicht spuugde. Verdachte spuugde een mengsel van bloed en speeksel in het gezicht van [benadeelde partij] . [benadeelde partij] voelde zich daardoor ernstig beledigd. [24]
Verklaring verbalisanten [aangever (verbalisant) 1] en [verbalisant]
Verbalisanten [aangever (verbalisant) 1] en [verbalisant] hebben over de aanhouding van verdachte het volgende verklaard.
Zij zagen meerdere collega’s achter verdachte aanrennen en zagen dat hij uiteindelijk werd aangehouden. [aangever (verbalisant) 1] en [verbalisant] hielpen de collega’s om verdachte onder controle te houden. [aangever (verbalisant) 1] en [verbalisant] hoorden verdachte zeggen dat hij moeite had met ademen en dat hij epilepsie had. Zij hebben hem toen omgedraaid om hem op te laten staan. Na het opstaan hoorden zij verdachte meerdere malen roepen: “je kanker moeder”. [verbalisant] heeft verklaard dat hij zag hoe het hoofd van verdachte in zijn richting bewoog en dat hij uit een reflex wegdook om een kopstoot te vermijden. Er stond een groep van ongeveer 20 mensen om de verbalisanten heen toen verdachte hen uitschold en naar hen schreeuwde. [verbalisant] voelde zich daardoor beledigd. [aangever (verbalisant) 1] en [verbalisant] hebben verdachte naar de grond gewerkt en zagen dat verdachte in de richting van [benadeelde partij] spuugde en dat hij in zijn gezicht werd geraakt. [25]
Beelden bodycam
Op de beelden van de bodycam van [benadeelde partij] is te horen dat verdachte meerdere keren heeft geroepen: “je kanker moeder, vieze kanker hoer, je bent een klein hoertje”. Op de beelden is verder te horen dat verdachte een blazend geluid maakte wat verbalisant herkende als zijnde een spuuggeluid. [26]
Verklaring verdachte ter terechtzitting
Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij tijdens zijn aanhouding iemand heeft geslagen en dat hij heeft gespuugd. [27] Hij verklaarde dat hij een epileptische aanval had en dat hij zich daardoor niet veel meer van het incident kan herinneren.
4.3.2
Conclusie
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht op grond van de verklaring van verdachte en de verklaringen van de aangevers, zoals deze hiervoor zijn beschreven, bewezen dat verdachte samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [caféportier] , [clubportier] , [clubmanager] en [barportier] . De verklaringen zijn uitgebreid en gedetailleerd en ondersteunen elkaar op belangrijke punten.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht, op grond van de hiervoor beschreven camerabeelden, de verklaring van de anonieme getuige en de verklaringen van [clubportier] en [clubmanager] (zoals opgenomen onder 4.3.1.1) bewezen dat verdachte op 6 mei 2022 twee mannen met vuistslagen in het gezicht heeft geslagen en dat hij één van die mannen die als gevolg van de klap op de grond was gevallen vervolgens heeft geschopt. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte een man een kopstoot heeft gegeven, als gevolg waarvan de man op de grond viel.
De raadsman heeft gesteld dat niet bewezen kan worden dat deze onbekend gebleven slachtoffers door de mishandelingen pijn of letsel hebben ondervonden, hetgeen een voorwaarde is voor een bewezenverklaring van mishandeling en dat verdachte om die reden moet worden vrijgesproken van feit 2.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank concludeert op grond van de hiervoor beschreven bewijsmiddelen dat de vuistslagen en de kopstoot kennelijk met kracht zijn gegeven. Door de kracht waarmee de vuistslagen en de kopstoot werden gegeven maakt de rechtbank op dat het niet anders kan zijn dan dat de slachtoffers daarvan ook pijn hebben ondervonden. Twee van de drie slachtoffers vielen als gevolg van de klap tegen het hoofd, door de vuist of de kopstoot, op de grond.
Daar komt nog bij dat volgens de Hoge Raad [28] onder mishandeling ook valt:
het bij een ander teweegbrengen van min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam. De rechtbank is van oordeel dat met het onverhoedse uitdelen van een vuistslag in het gezicht en het geven van een kopstoot, op zijn minst sprake is geweest van een dergelijke onlust veroorzakende gewaarwording.
Ten aanzien van feit 3
Verdachte erkent dat hij bij zijn aanhouding iemand heeft geslagen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte bewust was van het feit dat hij op dat moment een politieagent, te weten verbalisant [aangever (verbalisant) 2] , in het gezicht stompte. Dat baseert de rechtbank op de verklaring van [aangever (verbalisant) 2] waarin hij verklaard heeft dat hij achter verdachte aanliep, dat hij riep “politie staan blijven”, dat verdachte omkeek en ging rennen. Verdachte wist dat hij achterna werd gezeten door de politie. Toen verdachte ten val was gekomen en [aangever (verbalisant) 2] naderde draaide verdachte zich om en sloeg hij direct met zijn vuist in het gezicht van [aangever (verbalisant) 2] terwijl hij hem aankeek. De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat hij een politieagent sloeg, vindt de rechtbank in het licht van de verklaring van [aangever (verbalisant) 2] ongeloofwaardig. De rechtbank verwerpt om die reden het verweer van de raadsman.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5
Op grond van de hiervoor beschreven bewijsmiddelen en de verklaringen van de verbalisanten, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich heeft verzet bij zijn aanhouding, dat hij opzettelijk in het gezicht van [benadeelde partij] heeft gespuugd en dat hij de verbalisanten heeft beledigd door de ten laste gelegde woorden te roepen. Verbalisanten, [benadeelde partij] , [aangever (verbalisant) 2] , [aangever (verbalisant) 1] en [verbalisant] waren allen aanwezig en actief bezig met de aanhouding van verdachte. In dat kader heeft verdachte allerlei scheldwoorden geroepen naar de verbalisanten terwijl er tientallen omstanders om hen heen stonden die getuige waren van de beledigende uitingen die verdachte heeft gedaan. Dat zij niet allen aangifte hebben gedaan van belediging staat aan een bewezenverklaring niet in de weg. Op basis van de verklaringen van [benadeelde partij] , [aangever (verbalisant) 1] en [verbalisant] acht de rechtbank daarnaast bewezen dat verdachte [benadeelde partij] opzettelijk in het gezicht heeft gespuugd. Op de beelden is ook te horen dat verdachte zijn keel schraapte en dat er een spuuggeluid volgde.
De raadsman heeft, op basis van de verklaring van verdachte, aangevoerd dat verdachte op het moment van zijn aanhouding een epileptische aanval kreeg en daardoor zijn handelen niet onder controle had. De rechtbank verwerpt dit verweer omdat dit niet is onderbouwd en omdat niet aannemelijk is geworden dat verdachte op het moment van zijn aanhouding daadwerkelijk een epileptische aanval had. Het handelen van verdachte was juist bewust te noemen. Op het moment dat verdachte ter aanhouding naar de grond werd gewerkt, gaf hij aan dat hij geen adem kreeg. Toen hij vervolgens omhoog werd getild probeerde hij één van de verbalisanten een kopstoot te geven. Verdachte is vervolgens nog een keer naar de grond gewerkt. Toen hij wederom aangaf niet goed te kunnen ademen, werd hij op zijn rug gelegd. Daarna schraapte hij zijn keel en spuugde hij in het gezicht van een verbalisant. Gedurende de aanhouding riep verdachte onophoudelijk de ten laste gelegde scheldwoorden tegen de verbalisanten die hem aanhielden. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte zich bewust en doelgericht heeft verzet tegen de aanhouding. Verder zijn op de bodycambeelden ook geen ongecontroleerde spierspanningen bij verdachte waargenomen op het moment van aanhouding. Verdachte heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan mishandeling en belediging van de betrokken verbalisanten.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte,
ten aanzien van feit 1:
op 6 mei 2022 te Amsterdam, met anderen, op of aan de openbare weg, te weten in de [straatnaam] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [caféportier] en [clubportier] en [clubmanager] en [barportier] , welk geweld bestond uit het:
- met kracht duwen van die [clubportier] en
- op de rug springen van die [caféportier] en
- meermalen met de vuisten slaan tegen het (achter)hoofd van die [caféportier] en
- met de vuisten stompen in het gezicht van die [caféportier] en
- meermalen slaan tegen de slaap en de kaak en de oogkas van die [clubportier] en
- meermalen met kracht, terwijl hij op de grond lag, schoppen tegen de kaak van die [clubmanager] en
- meermalen slaan in het gezicht en schoppen tegen het lichaam van die [barportier] en
- dreigend toevoegen van de woorden “Ik wacht jullie op” en “Ik schiet jullie (kapot)” en “Ik sla jullie allemaal de kankermoeder” en “Je weet niet wie ik ben. Ik ben pas twee dagen vrij. Ik ga je schieten, ik ga je vinden, je moet mij niet testen”;
ten aanzien van feit 2:
op 6 mei 2022 te Amsterdam, meerdere nog onbekende slachtoffers, heeft mishandeld door:
- eerst voor horecagelegenheid [clubnaam] aan de [straatnaam] meerdere personen met de vuisten in het gezicht te stompen en terwijl één van die personen op de grond is gevallen tegen het lichaam te trappen, en
- vervolgens in de [straatnaam] een andere persoon met kracht een kopstoot tegen het hoofd te geven;
ten aanzien van feit 3:
op 6 mei 2022 te Amsterdam, een ambtenaar, [aangever (verbalisant) 2] , gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [aangever (verbalisant) 2] met de vuist met kracht in zijn gezicht te stompen;
ten aanzien van feit 4:
op 6 mei 2022 te Amsterdam, zich met geweld heeft verzet tegen meerdere ambtenaren,[aangever (verbalisant) 2] en [benadeelde partij] en [aangever (verbalisant) 1] en [verbalisant] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door met zijn lichaam wild en met kracht te draaien en in tegengestelde richting te bewegen en door een kopstoot in de richting van voornoemde [verbalisant] te maken;
ten aanzien van feit 5:
op 6 mei 2022 te Amsterdam, opzettelijk meerdere ambtenaren, te weten [aangever (verbalisant) 2] en[benadeelde partij] en [aangever (verbalisant) 1] en [verbalisant] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden en/of mondeling, heeft beledigd, door voornoemde [benadeelde partij] met kracht in het gezicht te spugen en door voornoemde ambtenaren de woorden toe te voegen “Je kankermoeder” en “Vieze hoer” en “Kanker honden” en “Je bent een klein hoertje”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 tot en met 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft verzocht daarbij de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals die zijn voorgesteld door de reclassering in het rapport van 3 januari 2023 en voorts het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en aan hem een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, waaraan de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering kunnen worden gekoppeld. De schorsing van de voorlopige hechtenis heeft voor verdachte positief uitgepakt. Daarnaast betwijfelt de raadsman of verdachte detentiegeschikt is, nu verdachte epilepsie heeft en last heeft van pijnklachten vanwege een kogel in zijn been.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich op 6 mei 2022 schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen personen, meerdere mishandelingen, waaronder de mishandeling van een opsporingsambtenaar, wederspannigheid en het beledigen van meerdere opsporingsambtenaren door hen uit te schelden en in het gezicht van één van hen te spugen. Verdachte heeft zich tijdens het uitgaan als een wervelstorm door het centrum van Amsterdam bewogen en forse zinloze agressie getoond tegen portiers van discotheken, willekeurige omstanders en opsporingsambtenaren.
Door zo te handelen heeft verdachte een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Dergelijk gewelddadig optreden is, naast het letsel dat de slachtoffers hierdoor hebben opgelopen, zeer bedreigend en traumatiserend voor de slachtoffers en versterkt bovendien de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Wat betreft de wederspannigheid en het beledigen van opsporingsambtenaren moeten opsporingsambtenaren hun werk kunnen uitvoeren zonder met dergelijk geweld te worden geconfronteerd. Uitingen zoals die bewezen zijn verklaard, worden in het algemeen als beledigend ervaren en ondermijnen het gezag van de opsporingsambtenaren.
Uit het strafblad van verdachte van 6 februari 2023 blijkt dat verdachte recent is veroordeeld voor een gewapende overval en dat hij daarvoor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen. Verdachte liep nog in de proeftijd die hem in dat kader werd opgelegd en droeg in dat kader een enkelband. Ten aanzien van deze voorwaardelijke veroordeling heeft de officier van justitie gevorderd tot tenuitvoerlegging van de straf. De rechtbank overweegt dat verdachte met het opleggen van die voorwaardelijke gevangenisstraf een kans heeft gekregen, maar dat hij deze niet heeft gepakt. Hij heeft daarentegen opnieuw meerdere geweldsdelicten gepleegd. Daarnaast heeft verdachte zich in het verleden eerder schuldig gemaakt aan mishandelingen, waaronder ook mishandeling van een ambtenaar. Een en ander weegt strafverzwarend mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 3 januari 2023. In dit rapport staat het volgende. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. Verdachte heeft in de afgelopen periode meerdere keren gerecidiveerd en er bestaan zorgen over zijn netwerk. Het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt door de reclassering ingeschat als laag. Verdachte heeft zich eerder aan de gemaakte afspraken gehouden. Nu verdachte is neergeschoten, zijn er echter beperkingen opgetreden vanwege mogelijke veiligheidsrisico’s. Zo heeft Inforsa als gevolg van deze veiligheidsrisico’s na de intakefase de poliklinische behandeling niet opgestart. De toezichthouder van verdachte heeft echter benadrukt dat het van belang is dat de behandeling alsnog wordt opgestart en dat verdachte zijn opleiding voortzet. De reclassering adviseert daarom een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan middelencontrole.
Wat betreft de oplegging van een taakstraf benoemt de reclassering dat verdachte vanwege zijn lichamelijke klachten niet in staat is een werkstraf te volbrengen. Ook vanwege de mogelijke veiligheidsrisico’s adviseert de reclassering geen werkstraf op te leggen.
De rechtbank heeft bij het vaststellen van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor openlijke geweldpleging tegen personen, zonder lichamelijk letsel, wordt doorgaans een taakstraf opgelegd van 120 uur, voor mishandeling door het geven van een kopstoot 120 uur en voor belediging en mishandeling bestaande uit een enkele klap of schop een geldboete. Wanneer de feiten zijn gepleegd tegen personen met een toezichthoudende taak of tegen een (politie)ambtenaar in functie, werkt dit strafverzwarend.
De rechtbank stelt vast dat het taakstrafverbod van artikel 22b Sr aan de orde is. Overigens is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een taakstraf voor verdachte, gelet op zijn strafblad en op de hoeveelheid gewelddadige feiten in de onderhavige zaak, ook een gepasseerd station is. Een gevangenisstraf is de enige passende strafmodaliteit. De rechtbank komt alles overwegende tot de volgende strafoplegging.
De rechtbank legt verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met daaraan de bijzondere voorwaarden verbonden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland in het rapport van 3 januari 2023.

9.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 209,- aan vergoeding van materiële schade en € 500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft gesteld zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 4 en 5 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (6 mei 2022).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [benadeelde partij] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 709,- (zegge zevenhonderd en negen euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (6 mei 2022).

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 10 mei 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13-236274-21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 7 januari 2022 van de meervoudige strafkamer te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf (12) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot negen (9) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf toe te wijzen.
De raadsman heeft verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Verdachte heeft met de voorwaardelijk opgelegde straf een grote kans gekregen en deze niet gepakt door zich opnieuw gewelddadig te gedragen, ditmaal bij tijdens het uitgaan. De rechtbank acht het van belang dat verdachte de consequenties van zijn handelen ondervindt. De rechtbank ziet hierin dan ook aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijk strafdeel te gelasten.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 141, 180, 266, 267, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
ten aanzien van feit 2
mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
ten aanzien van feit 4
wederspannigheid;
ten aanzien van feit 5
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering (na afspraak)
Veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door forensische polikliniek Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde werkt mee aan het vinden van passende huisvesting, ook als dat betekent een verblijf in een instelling voor beschermd wonen (indien geïndiceerd) of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe tot een bedrag van € 209,- (zegge tweehonderd en negen euro) aan vergoeding van materiële schade en € 500,- (zegge vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 mei 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 709,- (zegge zevenhonderd en negen euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 mei 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 14 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 7 januari 2022 (parketnummer 13-236274-21), namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Dekkers, voorzitter,
mrs. A.R. Vlierhuis en M. van der Horst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart en F.H. van der Pol, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 maart 2023.
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal ter terechtzitting van 2 maart 2022, verklaring verdachte, zie ook toelichting hierna.
3.Een proces-verbaal van aangifte, met nummer 2022090627-9, door [clubportier] , p. 10.
4.Een proces-verbaal van aangifte, met nummer 2022090627-8, door [caféportier] , p. 01-02.
5.Een proces-verbaal ter terechtzitting van 2 maart 2022, verklaring verdachte.
6.Een proces-verbaal van aangifte, met nummer 2022090627-8, door [caféportier] , p. 01.
7.Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2022090626-5, door [barportier] , p. 35.
8.Een proces-verbaal van aangifte, met nummer 2022090627-9, door [clubportier] , p. 10.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2022090627-20, p. 15.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2022090627-20, p. 16.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2022090627-20, p. 15.
12.Een proces-verbaal van aangifte, met nummer 2022090627-8, door [caféportier] , p. 01.
13.Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2022090626-5, door [barportier] , p. 35.
14.Een proces-verbaal ter terechtzitting van 2 maart 2022, verklaring verdachte.
15.Een proces-verbaal van aangifte, met nummer 2022090626-11, door [clubmanager] , p. 20-21.
16.Een proces-verbaal van aangifte, met nummer 2022090627-8, door [caféportier] , p. 01.
17.Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2022090626-5, door [barportier] , p. 35.
18.Een proces-verbaal verhoor verdachte, met nummer 2022090627-21, p. 112.
19.Een proces-verbaal ter terechtzitting van 2 maart 2022, verklaring verdachte.
20.Een proces-verbaal onderzoek camerabeelden, met nummer 2022090627, p. 65-69.
21.Een proces-verbaal onderzoek camerabeelden, met nummer 2022090627, p. 77-80.
22.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2022090627-5, p. 26-27.
23.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2022090627-7, p. 28-29 en 31-32.
24.Een proces-verbaal van aangifte, met nummer 2022090676-2, p. 24.
25.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2022090627-6, p. 33.
26.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2022090627-22, p. 88.
27.Een proces-verbaal ter terechtzitting van 2 maart 2022, verklaring verdachte.
28.Arrest van de Hoge Raad 9 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2677.