ECLI:NL:RBAMS:2023:7634

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
26Marengo
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.J. van der Meer
  • S.T. van Berge Henegouwen
  • M.P.K. Ruperti
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen van de rechtbank op verzoeken in de strafzaak Marengo

Op 1 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak Marengo, waarin verschillende verzoeken van de verdediging zijn behandeld. De rechtbank heeft op 22 november 2023 een regiezitting gehouden waarin de verzoeken van de verdediging zijn besproken. De verdediging heeft onder andere verzocht om inzage in de Marengo-dataset, het horen van getuigen, en het houden van een aanvullend pleidooi. De rechtbank heeft de verzoeken tot het horen van getuigen afgewezen, omdat er geen verdedigingsbelang is aangetoond. De rechtbank oordeelde dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat er plannen zijn gemaakt om verdachte [verdachte] te ontvoeren of te neutraliseren. Ook de verzoeken om informatie over de rol van de AIVD en MIVD in de opsporing van verdachte zijn afgewezen, omdat er geen bewijs is dat deze diensten betrokken zijn geweest bij het strafrechtelijk onderzoek. De rechtbank heeft de verzoeken tot aanhouding van de zaak en het horen van de zaaksofficieren van justitie in andere onderzoeken eveneens afgewezen. De rechtbank concludeert dat de verzoeken van de verdediging niet zijn onderbouwd en dat de voorlopige hechtenis van verdachte [verdachte] gehandhaafd blijft. De rechtbank heeft ook de verzoeken om aanvullend te pleiten over recente juridische ontwikkelingen en detentieomstandigheden afgewezen, omdat de verdediging voldoende gelegenheid heeft gehad om zich voor te bereiden. De rechtbank benadrukt dat de omstandigheden van de detentie van verdachte niet zodanig zijn dat deze aanleiding geven tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis.

Uitspraak

Beslissingen van de rechtbank op verzoeken van verdachte [verdachte] in 26Marengo, besproken op de regiezitting van 22 november 2023

Procesverloop
1. [voormalige raadsvrouw] heeft op 19 april 2023 voorafgaand aan de dupliek een aantal regie- en onderzoekswensen ingediend namens onder andere verdachte [verdachte] . Het Openbaar Ministerie heeft daarop op 10 mei 2023 schriftelijk gereageerd. Bij beslissing van 19 juli 2023 [1] heeft de rechtbank bepaald dat de nieuwe raadslieden van verdachte [verdachte] , mrs. A.S. van der Biezen, S.T. van Berge Henegouwen en M.P.K. Ruperti, tot uiterlijk 15 september 2023 de gelegenheid krijgen schriftelijk te reageren op de ‘Reactie OM op onderzoekswensen van 10 mei 2023’. Bij e-mailbericht van 14 september 2023 hebben zij dit kort gedaan en daarbij laten weten dat zij de gelegenheid willen krijgen om ter zitting van 6 oktober 2023 nader te reageren op de reactie van het Openbaar Ministerie van 10 mei 2023.
2. Op 6 oktober 2023 heeft een pro forma-/regiezitting plaatsgevonden in de zaken van alle verdachten in Marengo. Op die zitting heeft de rechtbank het verzoek van de verdediging van verdachte [verdachte] de door hen meegebrachte getuige [naam getuige] . te horen afgewezen. Vervolgens hebben de raadslieden de rechtbank gewraakt. Dit wrakingsverzoek is afgewezen bij beslissing van 8 november 2023. [2] Teneinde de raadslieden de gelegenheid te geven hun verzoeken en toelichtingen – die zij vanwege de schorsing van het onderzoek na het wrakingsverzoek niet meer op 6 oktober 2023 konden doen – alsnog te doen heeft de rechtbank in de zaak van verdachte [verdachte] een regiezitting bepaald op 22 november 2023.
3. Voorafgaand aan deze regiezitting op 22 november 2023 hebben de raadslieden hun pleitnota’s met bijlagen aan de rechtbank gezonden. Het Openbaar Ministerie heeft daarop, eveneens voorafgaand aan de zitting, een eerste schriftelijke reactie gezonden.
4. Ter zitting van 22 november 2023 hebben de raadslieden van verdachte [verdachte] wederom [naam getuige] . meegebracht naar de zitting en opnieuw verzocht hem ter zitting als getuige te horen. Alvorens op dit verzoek te beslissen zijn de pleitnota’s voorgedragen en heeft het Openbaar Ministerie gereageerd aan de hand van een schriftelijk stuk. Daarna heeft nog re- en dupliek plaatsgevonden. Vervolgens heeft de rechtbank zich teruggetrokken voor beraad over het verzoek tot het horen van de meegebrachte getuige. Tijdens de beraadslaging heeft de rechtbank vernomen dat de getuige niet langer aanwezig was in verband met verplichtingen elders. Omdat het horen ter zitting van de getuige reeds daarom niet meer aan de orde kon zijn heeft de rechtbank medegedeeld dat zij op het verzoek hem te horen en op de overige verzoeken zo spoedig mogelijk schriftelijk zal beslissen.
5. Hieronder volgen de beslissingen van de rechtbank.
Beslissingen
Verzoeken in verband met ‘onderzoek ten aanzien van moordcommando’, hacken Sky ECC en inzet Pegasus-software
Inleiding en verzoeken van de verdediging
6. De verdediging heeft opnieuw gepersisteerd bij de verzoeken die [voormalige raadsvrouw] onder punt 4 van haar dupliek heeft gedaan en heeft ter aanvulling daarop nog nadere verzoeken gedaan. Deze verzoeken strekken tot het doen van onderzoek, waaronder het horen van getuigen, ten aanzien van mogelijke plannen om verdachte [verdachte] uit Iran of Dubai te ontvoeren en/of te ‘neutraliseren’. Daarnaast is verzocht om voeging in het dossier van diverse stukken uit de procedure bij de militaire rechtbank te Arnhem in de strafzaak tegen [naam getuige] . Verder is (alsnog) verstrekking verzocht van de met machtiging van de rechter-commissaris onthouden artikel 565 (oud) Sv BOB-stukken. Ook is verzocht om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad over deze kwestie, althans om het verzoek van de verdediging aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad, belast met het toezicht op het Openbaar Ministerie ex artikel 122 lid 1 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie tot het doen van onderzoek, met een eigen verzoek om onderzoek te ondersteunen en daartoe de zaak van verdachte [verdachte] aan te houden, althans de zaak aan te houden in afwachting van de reactie van de hoofdofficier van justitie op de aangifte van verdachte [verdachte] . De verzoeken strekken voorts tot het doen van onderzoek, eveneens door het horen van getuigen, naar het hacken van Sky ECC door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: AIVD) en de inzet van de spionagesoftware Pegasus ten behoeve van de opsporing van verdachte [verdachte] . Concreet verzoekt de verdediging om:
1. Het horen van ‘ [naam getuige] ’;
2. Het horen van de in de pleitnota aangeduide militairen B, C, D en E;
3. Het horen van de officieren van justitie en de overige deelnemers van andere overheidsdiensten die aan de besprekingen met verdachte [verdachte] als ‘target’ hebben deelgenomen;
4. Het horen van medewerkers van de AIVD en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: MIVD), in ieder geval de in de pleitnota aangeduide medewerker [aangeduide medewerker] van de AIVD, die betrokken zijn geweest bij het hacken van SKY ECC;
5. Een lijst van Nederlandse medewerkers en instanties die betrokken zijn geweest bij de ontwikkeling en uitvoering van de interceptietool en de hacks van in ieder geval SKY ECC;
6. Het horen van de directeur van de AIVD over de toepassing van Pegasus op verdachte [verdachte] ;
7. Het horen van de ministers van Justitie, Binnenlandse Zaken (AIVD) en Defensie over de samenwerking en medewerking tussen justitie, politie en inlichtingendiensten, en of de vereiste toestemmingen daartoe zijn verleend en voor welke perioden.
7. De verdediging heeft eerder – ter zitting van 6 oktober 2023 – verzocht de meegebrachte getuige [naam getuige] . ter zitting te horen. Op die zitting is dit verzoek als volgt afgewezen:
“De rechtbank heeft een beslissing genomen over de meegebrachte getuige in de zaak van verdachte [verdachte] . U heeft een getuige meegebracht en de eisen voor een meegebrachte getuige zijn inderdaad niet hoog, maar de wet stelt er wel eisen aan. Belangrijkste eis is dat er een verdedigingsbelang moet zijn bij het horen van een getuige.
U heeft voor het verdedigingsbelang verwezen naar wat gesteld is door [voormalige raadsvrouw] op 19 april 2023. Het Openbaar Ministerie heeft betwist dat er een verdedigingsbelang is.
De kern van het verzoek van [voormalige raadsvrouw] was de stelling dat op verzoek van een vrouwelijke officier van justitie en in samenspraak met overheidsdiensten een plan om verdachte [verdachte] te ontvoeren of vermoorden zou zijn besproken. [getuige] is die dag als getuige gehoord hierover.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de getuigenverklaring van [getuige] van 19 april 2023 valt hoogstens af te leiden dat informeel zou zijn gesproken met [naam getuige] . en hem om advies zou zijn gevraagd of het eventueel mogelijk zou zijn om verdachte [verdachte] uit Iran of Dubai weg te halen of hem te ‘neutraliseren’. Er zijn geen aanwijzingen dat daadwerkelijk sprake is geweest van een plan om verdachte [verdachte] om het leven te brengen en/of dat daartoe uitvoeringshandelingen zijn verricht op instigatie van het Openbaar Ministerie. Uit de verklaring van [getuige] blijkt zelfs niet dat het informele ‘adviesgesprek’ met [naam getuige] . zou hebben plaatsgevonden op verzoek of met medeweten van het Openbaar Ministerie. Dit blijkt evenmin uit het interview in het Parool met de meegebrachte getuige waarin hij nog opmerkt dat het mogelijk ook brain farts kunnen zijn. De rechtbank leidt daaruit af dat hij dat dus ook niet weet of er een concreet plan was. Onder deze omstandigheden bestaat er geen verdedigingsbelang. Het verzoek de meegebrachte getuige te horen wordt daarom afgewezen.”
8. Na het wrakingsincident op 6 oktober 2023 is de terechtzitting hervat op 22 november 2023. De verdediging heeft verzocht om de (wederom meegebrachte) getuige [naam getuige] . ter zitting te horen. De verdediging voert daartoe aan dat het gaat om concrete aanwijzingen dat het Openbaar Ministerie in 2019, aldus tijdens het voorbereidend onderzoek in de zaak Marengo, jegens verdachte [verdachte] een of meerdere bijeenkomsten heeft gehad met andere overheidsdiensten om hem op te sporen en buiten het Nederlandse grondgebied in de kraag te vatten, waarbij allerlei opties zijn besproken en in gang zijn gezet om dat doel te bereiken. Volgens een in de pleitnotitie van de raadsman geciteerde schriftelijke verklaring van [naam getuige] . van 4 oktober 2023 heeft [naam getuige] . van twee personen van Special Operations Command (hierna: SOCOM) vernomen dat zij
“(…) bij een bespreking aanwezig waren geweest dat ging over de ondermijnende criminaliteit en dan voornamelijk over [verdachte] en zijn organisatie. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op de ' [plaatsnaam] ' in [plaats] . (…) Tijdens deze bespreking is aan SOCOM gevraagd of [verdachte] gesnatcht of geneutraliseerd kon worden. (…) Tijdens het gesprek is aan SOCOM gevraagd wat de opties waren om [verdachte] in Dubai of lran te arresteren en eventueel neutraliseren. Vervolgens hebben de SOCOM collega's mij aan tafel in de kantine in Roosendaal gevraagd (aangezien ik altijd vrij out-of-the-box kan denken) waarom ik mij met de 102 niet op dit soort activiteiten focuste. Bijvoorbeeld ook met het scenario voor de opleiding en aankomende oefening van de 102. Mijn antwoord hierop was dat wij een andere taak hebben, namelijk een militaire focus in plaats van het wespennest van justitie. (…) Toen de collega's van SOCOM mij dus vroegen naar de mogelijkheden in Dubai, heb ik hen verteld over wat ik met de internationale partners geconcludeerd had. Zij vroegen mij of ik wilde meedenken naar mogelijkheden vanuit SF perspectief. (…) Tot slot heb ik aangegeven wat wij als BV NL het beste zouden kunnen doen. Namelijk, om Dubai te geven waar zij al jaren om vragen, ik zou niet weten wat dat is, maar er zal vast een verzoek vanuit Dubai in NL bekend zijn. Door die in te willigen zou je het diplomatiek met Dubai kunnen aanlopen, afruilen en oplossen. Uiteindelijk heb ik aangegeven dat mocht het alsnog tot een opdracht leiden voor de 102, wij hem wel zouden moeten uitvoeren. Opdracht is immers opdracht.”
9. De verdediging voert verder aan dat, hoewel het Openbaar Ministerie zegt nooit te hebben overwogen om verdachte [verdachte] te laten ontvoeren of vermoorden of opdracht te hebben gegeven om hem te neutraliseren – zie de schriftelijke reactie van 10 mei 2023 – het overleg (de rechtbank begrijpt: in Driebergen) wel degelijk heeft plaatsgevonden.
10. Ten aanzien van de hack van de Sky ECC-server door de AIVD heeft de verdediging eveneens geciteerd uit de schriftelijke verklaring van [naam getuige] . en gewezen op de volgende passage:
“lk ben in deze periode ook in nauw contact gekomen met [aangeduide medewerker] van de AIVD. (…) Toen kwam o.a. SKY ECC ter sprake. [aangeduide medewerker] gaf aan dat SKY inmiddels door hen (lees; AIVD) gekraakt was. (…). Hij vervolgde dat dit niet op de juiste manier was aangelopen. (…) [aangeduide medewerker] gaf in hetzelfde gesprek ook aan dat de AIVD bepaalde systemen (vertrouwelijk) hackt, wat ook niet publiekelijk bekend is, omdat zij hier de tapkamer van de politie omzeilen. Hij vertelde dat zij dit wereldwijd kunnen.”
11. Ten aanzien van de inzet van de Pegasus-software heeft de verdediging gewezen op het artikel in De Volkskrant van 2 juni 2022 en de mededeling van de desbetreffende journalist in het NOS Radio 1 Journaal. De verdediging citeert de journalist:
“Het kabinet-Rutte III sprak in 2017 in het regeerakkoord af dat de Nederlandse politie alleen hacksoftware mag inkopen bij leveranciers die niet aan dubieuze regimes leveren, maar die beperking gold niet voor inlichtingendiensten. Toen Pegasus werd gebruikt om [verdachte] op te sporen was hij voortvluchtig en hield hij zich schuil in het buitenland. Inlichtingendiensten hebben de mogelijkheid om zelfstandig onderzoek te doen in het buitenland. [verdachte] kon in 2019 worden aangehouden in Dubai, een stad in de VAE.”
De verdediging wijst erop dat al was gebleken dat de toenmalige minister van Justitie en Veiligheid Grapperhaus in 2019 de AIVD heeft gevraagd te helpen bij de opsporing van verdachte [verdachte] .
12. Volgens de verdediging levert de verklaring van [naam getuige] . een sterke aanwijzing op dat de Nederlandse AIVD en MIVD kennelijk in samenwerking met Frankrijk de hack bij Sky ECC hebben uitgevoerd. Met het artikel uit De Volkskrant, in het licht van de mededeling van minister Grapperhaus, levert dit alles bij elkaar sterke aanwijzingen op dat het Openbaar Ministerie in het voorbereidende onderzoek gebruik heeft gemaakt van de expertise en middelen van overheidsinstanties die niet in strafvorderlijke zin ter verantwoording kunnen worden geroepen. Onder verwijzing naar de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2017 (hierna: Wiv 2017), waarin voor de inzet van bijzondere bevoegdheden regels zijn gesteld, stelt de verdediging dat zij recht heeft op en belang heeft bij het kunnen controleren of overeenkomstig de wettelijke vereisten is gewerkt of dat deze zijn omzeild, aldus ten slotte de verdediging.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het ‘moordcommando’
13. Vooropgesteld wordt dat er een verdedigingsbelang moet zijn bij het horen van een (meegebrachte) getuige. Het verzoek om [naam getuige] . te horen is een herhaald verzoek waarbij de verdediging thans aanvoert dat het Openbaar Ministerie een of meerdere bijeenkomsten heeft gehad met andere overheidsdiensten om verdachte [verdachte] op te sporen en aan te houden (in de kraag te vatten) – buiten het Nederlandse grondgebied – en dat daarbij allerlei opties zijn besproken en in gang gezet om dat doel te bereiken. Ter nadere onderbouwing daarvan is – naast hetgeen al eerder is aangevoerd – een in de pleitnotitie geciteerde verklaring van de verzochte getuige ingebracht.
14. Van bijeenkomsten zoals hiervoor onder 13 beschreven ziet de rechtbank voorshands niet in dat deze onrechtmatig zouden zijn. De rechtbank begrijpt echter uit het door de verdediging aangevoerde dat kennelijk wordt bedoeld dat (ook) opties zouden zijn besproken en in gang zouden zijn gezet zoals het laten ontvoeren of vermoorden van verdachte [verdachte] en dat ter adstructie daarvan het getuigenverhoor van [naam getuige] . dient.
15. De rechtbank is van oordeel dat hiervoor – ook nu – geen onderbouwing is gegeven. De rechtbank heeft al eerder geoordeeld dat er geen aanwijzingen zijn dat er een concreet plan is geweest om verdachte [verdachte] om het leven te brengen. De verklaring van [naam getuige] . zoals die wordt geciteerd door [getuige] biedt ook geen aanknopingspunten dat de opties ontvoeren of om het leven brengen van verdachte [verdachte] op enigerlei wijze in gang zijn gezet, laat staan op instigatie van het Openbaar Ministerie. Bij het verzoek om [naam getuige] . als getuige te horen over dit onderwerp bestaat geen verdedigingsbelang.
16. Het verzoek tot het horen van de overige verzochte getuigen – de in de pleitnotities aangeduide militairen B, C, D en E en officieren van justitie en overige deelnemers van andere overheidsdiensten die aan de besprekingen met verdachte [verdachte] als ‘target’ hebben deelgenomen – is gebaseerd op dezelfde hiervoor onder 8 en 9 weergegeven stellingen van de verdediging. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat er geen verdedigingsbelang bestaat bij het horen van deze verzochte getuigen, reden waarom ook deze verzoeken worden afgewezen. Nu aan de verzoeken tot het verstrekken van de diverse stukken en aan de overige in dit kader gedane verzoeken waartoe de zaak zou moeten worden aangehouden dezelfde niet-onderbouwde stellingen ten grondslag zijn gelegd, worden deze verzoeken eveneens afgewezen.
Ten aanzien van de hack van Sky ECC
17. Ten aanzien van de verzoeken die zien op de hack van Sky ECC overweegt de rechtbank dat het dossier Marengo geen informatie bevat die afkomstig is van de servers van Sky ECC. Voor zover de verdediging heeft gewezen op de vermelding van Sky-telefoons in de 565 (oud) Sv BOB-stukken geldt dat dit ziet op de vorderingen van verkeersgegevens met betrekking tot Sky-telefoons en niet op door middel van een hack verkregen (ontsleutelde) communicatie uit de servers van Sky ECC. Reeds hierom is er geen verdedigingsbelang om [naam getuige] . over dit onderwerp te horen. Ditzelfde geldt voor de andere over dit onderwerp verzochte getuigen en de verzochte verstrekking van een lijst met namen en instanties. Ook deze verzoeken worden daarom afgewezen.
Ten aanzien van de AIVD/MIVD en Pegasus
18. Ten aanzien van de verzoeken die zien op de gestelde betrokkenheid van de AIVD en MIVD bij de opsporing van verdachte [verdachte] en de vermeende inzet van Pegasus-software daarbij, overweegt de rechtbank het volgende. Namens verdachte [verdachte] is eerder een verzoek tot het verstrekken van informatie over de rol van de AIVD en MIVD bij de opsporing van verdachte [verdachte] gedaan. Het Openbaar Ministerie heeft in het kader van dat verzoek uiteengezet dat de AIVD en de MIVD niet door het Openbaar Ministerie of politie zijn ingezet in het kader van het strafrechtelijk onderzoek (ter aanhouding) van verdachte [verdachte] , dat er vanuit het Openbaar Ministerie geen bijstandsverzoek ex artikel 95 Wiv 2017 is gedaan en dat de AIVD en de MIVD niet belast zijn geweest met de opsporing van strafbare feiten/ter aanhouding in opdracht van het Openbaar Ministerie. De AIVD is wel op de hoogte gehouden op grond van de artikelen 93 en 94 van de Wiv 2017, maar dit is geen inzet ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek. Op het moment dat de AIVD over informatie beschikt die relevant is voor de opsporing van strafbare feiten kan dit via een ambtsbericht ex artikel 66 Wiv 2017 worden gedeeld met het Openbaar Ministerie. Dat is wat er is gebeurd met de devices; die zijn via het ambtsbericht van 14 januari 2020 met het Openbaar Ministerie gedeeld en dit ambtsbericht is in het dossier gevoegd, aldus toen het Openbaar Ministerie. De rechtbank heeft het eerdere verzoek vervolgens afgewezen op 3 juni 2022. [3]
19. Laatstelijk is door [voormalige raadsvrouw] een dergelijk verzoek gedaan op de regiezitting van 30 juni 2022. Bij die gelegenheid is – net als de huidige verdediging van verdachte [verdachte] thans doet – verwezen naar het artikel in De Volkskrant van 2 juni 2022. De rechtbank heeft in de beslissing van 8 juli 2022 [4] daarover het volgende geoordeeld:
“36. Het Openbaar Ministerie heeft, kort samengevat, steeds aangegeven dat de AIVD en/of de MIVD niet door het Openbaar Ministerie of de politie zijn ingeschakeld om verdachte [verdachte] op te sporen. Naar het oordeel van de rechtbank zou er slechts aanleiding kunnen zijn om informatie op te vragen over een eventueel onderzoek van de AIVD naar verdachte [verdachte] , in geval van aanwijzingen dat de AIVD – ondanks deze herhaalde ontkenning van de zijde van het Openbaar Ministerie – wel degelijk betrokken is geweest bij het strafrechtelijk onderzoek.
37. De raadsvrouw heeft in dat verband gewezen op de volgende omstandigheden:
-
Toenmalig minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid zou volgens het krantenartikel na de moord op [slachtoffer] in 2019 een oproep hebben gedaan aan de inlichtingendiensten om te helpen bij de opsporing van verdachte [verdachte] ;
-
Het toenmalige hoofd van de AIVD zou volgens het krantenartikel hebben opgemerkt dat de Nederlandse politie de hulp van de geheime dienst nodig had om de meest gezochte crimineel van het land te pakken;
-
Medewerkers van de AIVD zijn in de Verenigde Arabische Emiraten (hierna: VAE) geweest en de autoriteiten van de VAE hebben gegevensdragers overhandigd aan medewerkers van de AIVD, die deze weer hebben overgedragen aan het politieteam.
38. De laatste omstandigheid, waaromtrent overigens verantwoording is afgelegd in het strafdossier, levert hiervoor geen enkele aanwijzing op. Over de twee andere omstandigheden (wat daar verder van zij) merkt de rechtbank eerst het volgende op.
39. De rechtbank kan in het kader van een strafproces bezwaarlijk de inhoud van een krantenartikel beoordelen. De rechtbank heeft wel de volgende vraag onder ogen gezien: als de twee genoemde omstandigheden correct zijn weergegeven in het krantenartikel, levert dat dan een aanwijzing op dat het Openbaar Ministerie hierover (mogelijk) niet de waarheid heeft verteld.
40. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze twee omstandigheden passen bij een scenario waarbij de AIVD op grond van haar eigen taken en bevoegdheden heeft gehandeld. De AIVD heeft op grond van artikel 8 lid 2 van de Wiv 2017 in het belang van de nationale veiligheid immers onder meer tot taak het verrichten van onderzoek met betrekking tot organisaties en personen die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of voor andere gewichtige belangen van de staat. De Wiv 2017 kent de AIVD ter uitvoering van die taak ook eigen bevoegdheden toe. De toepassing van dergelijke bevoegdheden valt buiten het kader van het strafrechtelijk onderzoek.
41. Een nader onderzoek onder deze omstandigheden komt neer op een fishing expedition. De rechtbank wijst het verzoek daarom af.”
20. Voor zover de verdediging ter onderbouwing van haar verzoeken opnieuw heeft verwezen naar dit Volkskrant-artikel verwijst de rechtbank naar de aangehaalde overwegingen. De verdediging heeft thans ook gesteld dat zij nader onderzoek wil doen omdat daarmee kan worden gecontroleerd of de wettelijke regels van de Wiv 2017 wel zijn nageleefd of dat deze zijn omzeild. Er zijn echter geen concrete aanwijzingen dat de AIVD of de MIVD de Wiv 2017 zouden hebben omzeild en/of dat zij buitenwettelijk en oncontroleerbaar opsporingsmiddelen, zoals mogelijk Pegasus-software, hebben ingezet ten behoeve van de opsporing of het strafrechtelijke onderzoek naar verdachte [verdachte] . Onderzoek hiernaar komt dan eveneens neer op een fishing expedition. De verdediging stelt nog wel ‘dat er toch diverse lijntjes bij elkaar komen’. Voor zover zij daarmee bedoelt dat het Volkskrant-artikel in samenhang moet worden gelezen met wat [naam getuige] . over de bijeenkomsten en zijn gesprek met een AIVD-medewerker in zijn schriftelijke verklaring schrijft, maakt dit het oordeel niet anders omdat ook daaruit niet die concrete aanwijzingen volgen. De rechtbank wijst de verzoeken tot het horen van [naam getuige] . en de overige in dit kader verzochte getuigen dan ook af, omdat het verdedigingsbelang daarbij ontbreekt.
Verzoek om zaaksofficieren van justitie inzake Palma en Mandel als getuige te horen
Standpunt van de verdediging
21. De verdediging heeft verzocht om de zaaksofficieren van justitie in de zaken Palma (de zaak tegen de voormalige raadsvrouw [voormalige raadsvrouw] ) en Mandel (de zaak tegen de voormalig raadsman mr. [naam voormalig raadsman] ) als getuige te (doen) horen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het in diskrediet brengen van de vorige advocaat, het tijdstip waarop dit is geschied en de opsporingsmiddelen die zijn toegepast en de tijdstippen waarop die zijn toegepast, duiden op misbruik van bevoegdheden aan de zijde van het Openbaar Ministerie, gericht op het doen laten vervangen van een het Openbaar Ministerie niet welgevallige advocaat. Dit is gebeurd op een tijdstip waardoor de schade niet meer kon worden hersteld, met als gevolg dat een vrij en onbelemmerd functioneren van de verdediging geweld wordt aangedaan.
Door het als niet (meer) betrouwbaar afschilderen van de betreffende advocaat is aan de overtuigingskracht van de verdediging in woord en geschrift onherstelbare schade toegebracht, waardoor er – verwijzend naar het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) Kamasinski v Austria [5] – geen sprake meer kan zijn van een effectieve rechtsbijstand en daarmee van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). Met dit handelen is doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte onherstelbaar tekort gedaan aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak, hetgeen moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Om dit handen en voeten te geven dienen de officieren van justitie van het onderzoek Palma gehoord te worden om de vragen te beantwoorden waarom tot april 2023 is gewacht met actie richting de vorige advocaat, waarom zij is gevolgd gedurende de voorbereiding en het uitspreken van het pleidooi en waarom de actie niet heeft plaatsgevonden op het moment van afronding van het dossier in oktober 2022. De officieren van justitie van het onderzoek Mandel dienen bevraagd te worden over het afluisteren en filmen in de Extra Beveiligde Inrichting (hierna: EBI), aldus steeds de verdediging.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
22. Het Openbaar Ministerie betoogt dat de verzoeken moeten worden afgewezen. Een situatie als bedoeld in het door de verdediging genoemde arrest – waarbij het gaat om een situatie waarin actief moet worden ingegrepen als er geen sprake is van een ‘effectieve vertegenwoordiging’ – doet zich niet voor. Er is geen sprake van ongefundeerde verdachtmakingen van het Openbaar Ministerie jegens de voormalige raadslieden van verdachte [verdachte] . [voormalige raadsvrouw] heeft van 21 april 2023 tot 1 juni 2023 in voorlopige hechtenis gezeten, hetgeen betekent dat de rechter-commissaris en de raadkamer van de rechtbank van oordeel waren dat er ernstige bezwaren tegen haar waren. [naam voormalig raadsman] is inmiddels onherroepelijk veroordeeld tot 5,5 jaar gevangenisstraf. Het debat over het verwijt aan [voormalige raadsvrouw] dient plaats te vinden in de zaak Palma, niet in Marengo. Vanuit het onderzoek Palma is geen informatie gedeeld met het zaaks-Openbaar Ministerie in Marengo. De stellingen van de verdediging dat dat wel gebeurd is missen feitelijke grondslag.
Oordeel van de rechtbank
23. De stellingen van de verdediging gaan uit van een onjuiste premisse. Het enkele gegeven dat de voormalig raadsvrouw is aangehouden en door het Openbaar Ministerie publiekelijk wordt beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, maakt volgens de verdediging dat de rechtbank niet meer objectief kan kijken naar de door haar gedane pleidooien en verzoeken. Die vrees is echter ongegrond. Van professionele rechters mag verwacht worden dat zij de inhoud van argumenten wegen op de kracht van die argumenten. Dat de voormalig raadsvrouw thans niet meer actief is in dit proces en zelf verdachte is in een andere zaak speelt voor de weging van hetgeen zij naar voren heeft gebracht in de zaak van verdachte [verdachte] geen enkele rol. De door de verdediging aangehaalde “overtuiging” als bedoeld in artikel 338 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) ziet niet op de overtuiging van door de verdediging naar voren gebrachte argumenten, of van de verdediging zelf, maar op het bewijs. Om een ten laste gelegd feit bewezen te verklaren dient er, behalve voldoende wettig bewijs, ook de overtuiging bij de rechter te zijn. Die overtuiging dient de rechter te halen uit de wettige bewijsmiddelen. Van een situatie waarbij geen sprake is van een effectieve rechtsbijstand als bedoeld in het door de verdediging aangehaalde EHRM-arrest Kamasinski v. Austria is evenmin sprake. Verdachte [verdachte] heeft tot en met de dupliek op 19 april 2023 zonder meer een effectieve verdediging gehad en met het aantreden van het huidige verdedigingsteam is daarvan – zeker in het licht van de stand van de procedure – eveneens sprake.
24. De verdediging baseert haar stelling dat er mogelijk sprake is van misbruik van bevoegdheid van het Openbaar Ministerie – gericht op het doen laten vervangen van een het Openbaar Ministerie onwelgevallige advocaat – op vraagtekens die zij heeft bij het tijdstip en de noodzaak van de aanhouding van de vorige advocaat. De verdediging onderbouwt die vraagtekens met stukken en citaten uit het onderzoek Palma, waaruit – in de visie van de verdediging – naar voren komt dat het gaat om een verdenking van strafbaar handelen dat maximaal tot 11 maart 2021 heeft geduurd en dat het onderzoek daarnaar feitelijk op 17 oktober 2022 was afgerond. Daarnaast blijkt volgens de verdediging dat in de periode daarna, en daarmee in de periode dat de voormalig raadsvrouw haar pleidooi in Marengo hield, meerdere BOB-middelen op haar zijn gericht, zoals een bevel observatie voor de periode van 7 december 2022 tot 5 januari 2023 en een bevel om bewegingsmelders en plaatsbepalingsapparatuur in of aan haar voertuigen te plaatsen voor de periode van 19 april 2023 tot 18 mei 2023. Daarnaast heeft de verdediging bevelen overgelegd om nummers van de voormalig raadsvrouw te vergaren in de periode van 7 december 2022 tot 4 januari 2023 en op 21 april 2023 en een machtiging van de rechter-commissaris en een bevel verstrekking toekomstige verkeersgegevens van een kennelijk aan haar gekoppeld telefoonnummer voor de periode van 19 april 2023 tot 17 mei 2023.
25. De rechtbank kent uiteraard het dossier van het onderzoek Palma niet, maar constateert dat de door de verdediging geselecteerde stukken haar stelling niet onderbouwen. Uit die stukken leidt de rechtbank af dat een deel van de door de verdediging genoemde BOB-middelen mogelijk is ingezet rondom de aanhouding van de voormalig raadsvrouw – wat niet ongebruikelijk is – maar dat er ook in de periode van begin december 2022 tot begin januari 2023 nog BOB-middelen zijn ingezet, en dat het onderzoek op dat moment dus kennelijk nog niet was afgerond. Daarmee blijkt uit deze stukken dus niet dat die aanhouding veel eerder had gekund. Het inzetten van BOB-middelen tegen een advocaat is een buitengewoon precaire aangelegenheid en het aanhouden van een advocaat en doorzoeken van een advocatenkantoor al helemaal. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit de nodige voorbereiding vergt. Dat het zaaks-Openbaar Ministerie Marengo op enigerlei wijze betrokken zou zijn bij de beslissingen die in het onderzoek Palma zijn genomen blijkt echter nergens uit. Dat het doel van de aanhouding van de voormalig raadsvrouw erop gericht zou zijn om een onwelgevallige advocaat uit de zaak Marengo te verwijderen wordt op geen enkele wijze onderbouwd met de door de verdediging ingebrachte stukken. De stelling van de verdediging dat de aanhouding is gebeurd op een tijdstip dat de schade niet meer kon worden hersteld kan de rechtbank niet volgen. Dit geldt ook voor de stelling van de verdediging dat zij kennelijk vindt dat zij in de zaak Marengo inhoudelijk in moet kunnen gaan op de verdenkingen tegen de voormalig raadsvrouw van verdachte [verdachte] .
26. De verdediging stelt dat het zaaks-Openbaar Ministerie, op vragen van de verdediging omtrent het tijdstip en de reden van de aanhouding, aantoonbaar onjuist heeft gezegd dat informatie niet met hen is gedeeld en dat zij niet op de hoogte zouden zijn van wat er in het onderzoek Palma zou spelen. Bovendien suggereert de verdediging aan de hand van perspublicaties dat het zaaks-Openbaar Ministerie Marengo kennis zou hebben genomen van geheimhoudersinformatie uit het onderzoek Palma. Daarbij citeert de verdediging uit het Financieel Dagblad van 17 juli 2023 en uit het Baliebulletin Oost-Brabant van oktober 2023. Wat er ook zij van deze publicaties, hieruit volgt op geen enkele wijze dat het zaaks-Openbaar Ministerie Marengo (geheimhouders)informatie heeft gekregen uit het onderzoek Palma. Uit de tekst van het krantenartikel blijkt immers dat er gesproken wordt over gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden vanaf 25 mei 2023, dus ruim na de aanhouding van de voormalig raadsvrouw, en nergens in dit artikel staat dat vanuit het onderzoek Palma informatie gedeeld zou zijn met het zaaks-Openbaar Ministerie Marengo. Ook anderszins blijkt niet dat het zaaks-Openbaar Ministerie inhoudelijk kennis draagt van informatie uit het onderzoek Palma of betrokken is geweest bij inhoudelijke beslissingen of afwegingen in dat onderzoek. Dit is enkel speculatie van de verdediging.
27. De conclusie is dat de stellingen die ten grondslag liggen aan het verzoek om de zaaksofficieren van justitie in het onderzoek Palma als getuige te horen speculatief zijn en feitelijke grondslag ontberen. Dat leidt tot afwijzing van dit verzoek. Het verzoek om de zaaksofficieren van justitie in het onderzoek Mandel als getuige te horen is niet door de verdediging onderbouwd. Ook dit verzoek wordt daarom afgewezen.
Verzoek tot aanhouding voor een periode van twaalf maanden en verzoek tot afsplitsing
Verzoek van de verdediging
28. De verdediging heeft (wederom) verzocht om een aanhouding van de strafzaak voor een periode van (thans) twaalf maanden om haar in de gelegenheid te stellen adequaat kennis te nemen van het strafdossier om op gelijkwaardige wijze als de verdediging van de andere verdachten nadere onderzoekswensen te kunnen formuleren met betrekking tot de achtste aanvulling op het dossier. Daartoe is aangevoerd dat de achtste aanvulling op het dossier pas enkele dagen voor de zitting van 14 juli 2023 aan de raadslieden is verstrekt en dat verdachte die aanvulling pas na de zitting heeft gekregen via een update op zijn laptop. Er is daarom onvoldoende tijd geweest om deze aanvulling met verdachte te bespreken. Bovendien verwijst deze aanvulling naar andere onderdelen van het omvangrijke dossier dat de verdediging nog niet heeft kunnen bestuderen. Daarom is de verdediging niet voldoende in staat geweest die aanvulling te begrijpen en te duiden in het licht van de rest van het dossier en in dat kader onderzoekwensen te doen. In het verlengde van dit verzoek verzoekt de verdediging de zaak van verdachte af te splitsen, zodat de strafzaak van verdachte niet meer afhankelijk is van de agenda van de zaken van de medeverdachten. Ter onderbouwing van de verzoeken tot aanhouding en afsplitsing wordt ook gewezen op wat is aangevoerd over het in diskrediet brengen van [voormalige raadsvrouw] . Volgens de verdediging is sprake van een ongemotiveerde en in het proces Marengo niet onderbouwde verdenking jegens [voormalige raadsvrouw] , waardoor zij als niet integer publiekelijk is afgeserveerd. Daardoor wordt ernstig afbreuk gedaan aan het recht op een eerlijk proces. Zonder nieuwe advocaten die de zaak opnieuw kunnen gaan behandelen is geen sprake meer van een eerlijk proces. De huidige verdediging dient dan ook voldoende tijd te krijgen voor een adequate bestudering van het omvangrijke dossier, aldus ten slotte de verdediging.
Oordeel van de rechtbank
29. De rechtbank stelt vast dat de achtste aanvulling op het dossier voor het overgrote deel ziet op stukken die al in het bezit waren van de verdediging van verdachte [verdachte] voordat [voormalige raadsvrouw] haar dupliek hield. De rechtbank wijst bijvoorbeeld op de aanvullende PGP-berichten die al in januari 2023 zijn verstrekt en de bijlagen bij de repliek van het Openbaar Ministerie die al op 27 maart 2023 zijn verstrekt. Ook zijn de verhoren van de kroongetuige op de zittingen van 9 en 10 december 2021 en 1 en 2 november 2022 en 14 maart 2023 gevoegd in de achtste aanvulling. Ook hiermee was de verdediging van verdachte [verdachte] bekend. Het voorgaande is alleen anders voor de drie verhoren bij de rechter-commissaris die in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] respectievelijk van een verhoor bij de rechter-commissaris in de zaak van medeverdachten [medeverdachte 2] hebben plaatsgevonden en die destijds alleen aan de raadslieden van die verdachten waren verstrekt c.q. in het persoonsdossier waren gevoegd. De omvang van deze verhoren is echter zodanig beperkt dat de verdediging hiervan zo nodig snel kennis kan nemen. Daarbij betrekt de rechtbank dat de drie getuigen in de zaak van [medeverdachte 1] ook – en al veel eerder – door de rechter-commissaris in de zaak van verdachte [verdachte] zijn gehoord. De rechtbank stelt dan ook vast dat de verdediging van verdachte [verdachte] voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad zich over de inhoud van deze achtste aanvulling uit te laten. De omstandigheid dat de processen-verbaal van relaas, waarin alleen wordt opgesomd welke stukken bij de achtste aanvulling worden gevoegd, dateren van na de aanhouding van [voormalige raadsvrouw] , maakt dat niet anders omdat dat relaas geen nieuwe informatie bevat. De rechtbank ziet hierin dan ook geen aanleiding het verzoek om aanhouding toe te wijzen.
30. De rechtbank ziet evenmin aanleiding het verzoek tot aanhouding toe te wijzen vanwege – kort gezegd – de gestelde beschadiging van [voormalige raadsvrouw] . De rechtbank heeft hiervoor onder 23 reeds overwogen dat de omstandigheden dat de voormalig raadsvrouw thans niet meer actief is in dit proces en zelf verdachte is in een andere zaak voor de weging van hetgeen zij naar voren heeft gebracht in de zaak van verdachte [verdachte] geen enkele rol speelt. De rechtbank onderschrijft dan ook niet de stellingen van de verdediging dat de behandeling van de zaak van verdachte [verdachte] opnieuw én met nieuwe advocaten zou moeten plaatsvinden omdat anders geen sprake meer zou zijn van een eerlijk proces.
31. Voor zover het verzoek om aanhouding ten slotte nog is gedaan omdat de verdediging in algemene zin nog niet in staat is geweest het dossier te bestuderen, stelt de rechtbank vast dat dit een herhaald verzoek is. De verdediging heeft op 14 juli 2023 om die reden ook al verzocht om een aanhouding voor de duur van negen maanden, maar dit verzoek heeft de rechtbank afgewezen bij beslissing van 19 juli 2023. [6] De rechtbank verwijst naar die beslissing en wijst het verzoek opnieuw af.
32. In het verlengde van deze beslissing ziet de rechtbank geen grond voor het niet langer gelijktijdig behandelen van de zaak van verdachte [verdachte] met de zaken van de medeverdachten.

Verzoek tot inzage in de Marengo-dataset

Standpunt van de verdediging
33. De verdediging heeft verzocht om inzage in de Marengo-dataset. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het Openbaar Ministerie de laptop van de voormalige raadvrouw van verdachte [verdachte] heeft ingenomen na 14 juli 2023 en deze thans alleen wil verstrekken nadat de huidige raadslieden een verklaring ondertekenen waarbij zij ieder voor zich onvoorwaardelijk verklaren de inhoud op geen enkele wijze met derden te zullen delen. De verdediging stelt dat van haar niet gevergd kan worden de verklaring zoals die nu luidt te ondertekenen omdat dit ook inhoudt dat de informatie niet met verdachte [verdachte] kan worden gedeeld, noch met de mede-raadslieden van verdachte [verdachte] of de rechtbank en dit voor de raadsman, als hij dit wel doet, tuchtrechtelijke consequenties kan hebben. De verdediging verzoekt de rechtbank daarom het Openbaar Ministerie op te dragen de verklaring die ondertekend moet worden zodanig aan te passen dat de advocaat de informatie kan delen met verdachte [verdachte] , de andere advocaten van verdachte [verdachte] , de rechtbank en het Openbaar Ministerie en dat dat ook geldt voor het kopiëren van de informatie. Verder heeft zij verzocht te bepalen dat deze inzage het gehele verloop van de strafzaak zal voortduren totdat de strafzaak onherroepelijk is en dus niet (al) één week na de inhoudelijke behandeling moet worden ingeleverd. In dit kader heeft de verdediging ook aandacht gevraagd voor het arrest van het EHRM van 26 september 2023 inzake Yüksel Yalçinkaya v. Turkije (appl. no. 15669/20).
Standpunt van het Openbaar Ministerie
34. Het Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt dat de verzoeken moeten worden afgewezen. Aan de voormalige raadsvrouw is niet de Marengo-dataset verstrekt. Daarin wordt alleen inzage geboden op verschillende manieren. De laptop met daarop ter tijdelijke verstrekking de ‘eigen lijnen’ van verdachte [verdachte] is aan de raadslieden aangeboden maar zij hebben geweigerd de daartoe benodigde verklaring te ondertekenen. Onder verwijzing naar de gevoerde e-mailwisseling van 18 september 2023 tussen het Openbaar Ministerie en de raadslieden, waarvan een afschrift aan de rechtbank is gezonden, stelt de verdediging nu tegen beter weten in dat de gestelde voorwaarden het haar onmogelijk maken de berichten te bespreken met verdachte [verdachte] . Wat het Openbaar Ministerie betreft ondertekent de verdediging, als zij dat wil, de verklaring met verwijzing naar die correspondentie. De laptop is destijds ingenomen van de voormalige raadsvrouw omdat in de voorwaarden staat dat deze wordt ingenomen als een raadsman de verdachte niet langer bijstaat, wat toen het geval was.
Oordeel van de rechtbank
35. De rechtbank stelt voorop dat de verdediging weliswaar spreekt over de verstrekking van de Marengo-dataset maar dat uit de toelichting van het verzoek volgt dat zij doelt op de tijdelijke verstrekking van de berichten van de zogenoemde ‘eigen lijnen’ van verdachte [verdachte] (de door het Openbaar Ministerie aan verdachte [verdachte] toegeschreven PGP-lijnen) op een laptop. Bij beslissing van de rechtbank van 13 maart 2020 heeft de rechtbank bepaald dat deze eigen lijnen in ieder geval tot de inhoudelijke behandeling ter beschikking worden gesteld. De rechtbank heeft in dat verband onder andere overwogen:
“dat eventuele praktische belemmeringen voor de raadslieden om het door hen gewenste onderzoek in de Marengo-dataset voortvarend te kunnen doen, zoveel mogelijk moeten worden weggenomen, maar dat dit met de nodige voorzichtigheid dient te geschieden. Met het bieden van tijdelijke terbeschikkingstelling van de ‘eigen PGP-lijn(en)’ aan de raadslieden, waarbij de rechtbank het aan het Openbaar Ministerie laat om dit op een manier te doen die zoveel mogelijk waarborgen biedt die voorkomen dat deze gegevens ‘op straat’ komen te liggen (het ondertekenen van een verklaring door de raadslieden, een kopieerbeveiliging op een te verstrekken USB stick, etc.), wordt naar het oordeel van de rechtbank aan deze belangen voldoende tegemoet gekomen.”
36. De rechtbank heeft verder kennis genomen van het e-mailbericht van het Openbaar Ministerie van 18 september 2023 aan de verdediging van verdachte [verdachte] waarin onder andere staat:
“Voor de volledigheid: uiteraard houdt de verklaring niet in dat u de inhoud van de berichten niet met uw cliënt mag bespreken – sterker nog: ook uw cliënt heeft in de PI op verzoek tijdens ambtelijk bezoek van een van u inzage in de gehele Marengo dataset. Het verbod op delen met derden, vermenigvuldigen en printen ziet uiteraard op anderen dan uw cliënt en de overige procespartijen in Marengo.”
37. De rechtbank is van oordeel, dat voor zover voor de verdediging eerder al niet duidelijk zou zijn geweest dat het verbod op delen met derden niet ziet op verdachte [verdachte] en de overige procespartijen in Marengo, dit met bovenstaande passage uit het e-mailbericht duidelijk is en niets in de weg staat aan het ondertekenen van de verklaring. De rechtbank onderschrijft niet de stellingen van de verdediging dat ondertekening desondanks niet van haar gevergd kan worden en dat zij – vanwege mogelijke tuchtrechtelijke consequenties – alleen een expliciet op dit punt aangepaste verklaring kan ondertekenen. De in dit verband nog opgeworpen stelling dat de verwijzing naar een e-mailbericht mogelijk te kwalificeren zou zijn als een onrechtmatige of verboden side-letter kan de rechtbank niet volgen. Er bestaat dan ook geen aanleiding om het Openbaar Ministerie op te dragen de verklaring aan te passen op een wijze die in de ogen van de verdediging wel voldoet. Het verzoek daartoe wordt daarom afgewezen. De rechtbank merkt hierover nog op dat de verdediging in ieder geval vanaf 18 september 2023 over de laptop met de ‘eigen lijnen’ had kunnen beschikken.
Daarnaast zijn er mogelijkheden om de Marengo-dataset in te zien op het politiebureau (of met verdachte [verdachte] in de EBI).
38. De rechtbank ziet geen grond om te oordelen dat de wijze van inzage in de Marengo-dataset zoals die thans wordt geboden, waaronder de tijdelijke verstrekking van de eigen lijnen van de verdachte op een laptop aan de desbetreffende raadslieden, zou moeten voortduren na de procedure in eerste aanleg. Zodra in deze eerste aanleg is beslist zal in een (eventueel) in te stellen hoger beroep moeten worden geoordeeld over de te bieden inzagemogelijkheden in de Marengo-dataset. Ook dit verzoek wordt daarom afgewezen.
39. De rechtbank ziet in het EHRM-arrest Yüksel Yalçinkaya v. Turkije van 26 september 2023 geen aanleiding om anders op de voorgaande verzoeken te beslissen.

Verzoek tot het houden van een aanvulling op het pleidooi

Standpunt van de verdediging
40. De verdediging heeft verzocht om aanvullend te mogen pleiten over actuele juridische en feitelijke ontwikkelingen. Het gaat allereerst om een aanvulling op het pleidooi in verband met het al genoemde EHRM-arrest van 26 september 2023 inzake Yuksel Yalçinkaya v. Turkije . De door de rechtbank geboden mogelijkheid om dat te doen op de zitting van 22 november 2023 – die stond gepland als pro forma- en regiezitting – is niet redelijk. De verdediging heeft onvoldoende tijd gehad om de eerdere verweren en verzoeken van de vorige raadsvrouw van verdachte [verdachte] op dit punt te bestuderen om zo het pleidooi aan de hand van dit arrest te kunnen actualiseren. Ook beschikt zij nog niet over de Marengo-dataset (de rechtbank begrijpt: de laptop met de ‘eigen lijnen’ van verdachte [verdachte] ). Verder wenst de verdediging aanvullend te pleiten over de detentieomstandigheden van verdachte [verdachte] in relatie tot het rapport van het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (hierna: CPT) van 23 juni 2023 over Nederland. Het CPT gaat daarbij uitgebreid in op de detentiesituatie in de EBI in Vught en ook op de specifieke situatie van verdachte [verdachte] . Volgens het CPT is sprake van een permanente staat van onmenselijke en vernederende behandeling. Deze omstandigheden leiden de verdediging tot nieuwe verweren in het kader van de strafmaat en de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie die zij aanvullend wil bepleiten.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
41. Het Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt dat de verzoeken om aanvullend te mogen pleiten moeten worden afgewezen. Volgens het Openbaar Ministerie levert het EHRM-arrest geen nieuwe rechtsregels op: het EHRM oordeelt nadrukkelijk dat versleutelde elektronische data geen aanleiding vormen om anders te oordelen over schendingen van artikel 6 EVRM en voor het juridische kader verwijst het EHRM in dit arrest naar eerdere jurisprudentie. De omstandigheden in Marengo wijken bovendien volledig af van de Turkse zaak. Ten aanzien van de detentieomstandigheden stelt het Openbaar Ministerie dat de conclusie dat sprake zou zijn van een permanente staat van onmenselijke en vernederende behandeling niet is terug te lezen in het CPT-rapport. Verder heeft zij gewezen op de rechterlijke toetsing van de besluiten van de Minister voor Rechtsbescherming door de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (hierna: RSJ). Uit de laatste beslissing van 19 juni 2023 van de RSJ is overwogen dat er tijdens de detentie van verdachte [verdachte] voldoende aandacht is voor zijn fysieke en mentale welbevinden.
Oordeel van de rechtbank
42. Ten aanzien van het verzoek om aanvullend te pleiten naar aanleiding van het EHRM-arrest van 26 september 2023 inzake Yüksel Yalçinkaya v. Turkije geldt allereerst dat dit arrest dateert van bijna twee maanden geleden zodat de verdediging geacht mag worden dit arrest te hebben bestudeerd. Dat dit ook het geval is volgt wel uit het feit dat zij de rechtbank heeft gewezen op een specifieke overweging uit dat arrest waaruit volgens haar volgt dat de maatstaf van artikel 149a Sv flink wordt opgerekt. De rechtbank stelt verder vast dat na de datum van het wijzen van dit arrest een pro forma- en regiezitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2023. Ten behoeve van die zitting had de verdediging verzoeken en standpunten voorbereid en de rechtbank gaat ervan uit dat zij toen ook al standpunten over dit arrest heeft kunnen voorbereiden. De omstandigheid dat op de zitting van 6 oktober 2023 een wrakingsincident heeft plaatsgevonden waardoor de verzoeken niet meer aan de orde hebben kunnen komen, kan daar niet aan afdoen. Vervolgens heeft de rechtbank, toen zij van de verdediging op voorhand vernam dat zij graag over dit arrest aanvullend wilde pleiten, laten weten dat daartoe op deze zitting van 22 november 2023 gelegenheid zou zijn. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat het buitengewoon lastig is om een extra zitting te plannen. Niet valt in te zien waarom de verdediging niet in staat zou zijn om deze aanvulling op het pleidooi ter zitting van 22 november 2023 te doen. Dat daarvoor inzage in de Marengo-dataset nodig zou zijn, is niet onderbouwd en valt voorshands ook niet in te zien omdat het gaat om een juridische kwestie. De rechtbank kan de verdediging volgen waar zij stelt dat zij daarbij de verweren van de vorige raadsvrouw op dit punt wil bestuderen. Echter, daarvoor heeft zij, mede in achtgenomen dat het juridische verweren betreft en gezien het tijdsverloop, voldoende gelegenheid gehad. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om thans nog een extra zitting te plannen voor het verzochte aanvullende pleidooi en wijst het verzoek daartoe af.
43. Het voorgaande geldt ook voor het verzoek om aanvullend te pleiten over het CPT-rapport van 23 juni 2023 en de reactie van de Nederlandse Staat op dit rapport. De verdediging had, mede gelet op de datum van het CPT-rapport, haar standpunten en verweren hierover eerder kunnen voorbereiden en bepleiten. Daarvan heeft zij ook blijk gegeven op 22 november 2023 in het kader van het verzoek de voorlopige hechtenis op te heffen dan wel te schorsen, of ten minste verdachte [verdachte] over te laten plaatsen. De voormalig raadsvrouw heeft overigens – onder andere in haar deelpleitnota ‘publieke berechting’ – al aandacht gevraagd voor de detentieomstandigheden van verdachte [verdachte] en de rechtbank zal hier, als zij daar aan toekomt, bij vonnis op ingaan. Daarbij zal zij dan ook betrekken de door de verdediging ter zitting van 22 november 2023 aangehaalde relevante inhoud van het CPT-rapport. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een extra zitting te plannen voor de verzochte aanvulling op het pleidooi en wijst het verzoek af.

Verzoek om het plannen van een regiezitting

44. Voor zover de verdediging het bij dupliek gedane verzoek van [voormalige raadsvrouw] om een regiezitting te plannen om het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad en het Europees Hof van Justitie over de onderwerpen ‘kroongetuige’, ‘PGP’ en ‘levenslang’ te bespreken nog heeft gehandhaafd, wordt dit verzoek afgewezen. De rechtbank ziet in hetgeen daartoe destijds is aangevoerd geen grond hiervoor. Het verzoek beschouwt de rechtbank als een voorwaardelijk verzoek dat in het kader van het pleidooi is gedaan, voor het geval de verdediging niet wordt gevolgd in haar standpunten over deze kwesties. De rechtbank zal daarop in dat geval dan ook bij vonnis beslissen. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om een regiezitting te plannen zodat de verdediging kan betogen dat de zaak van verdachte [verdachte] moet worden aangehouden in verband met het onderzoek door de procureur-generaal bij de Hoge Raad naar kroongetuigen. Nu dit onderzoek ziet op getuigenbescherming en niet op individuele strafzaken, is onvoldoende onderbouwd dat de resultaten van dat onderzoek van belang zijn voor enig te nemen beslissing in deze strafzaak. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.

Verzoeken ten aanzien van de voorlopige hechtenis

Standpunt van de verdediging
45. De verdediging heeft verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen, subsidiair deze te schorsen en, meer subsidiair, om toepassing te geven aan artikel 78 lid 4 Sv en te bepalen dat de voorlopige hechtenis van verdachte [verdachte] in een andere penitentiaire inrichting ten uitvoer wordt gelegd dan (in afdeling E1) in de EBI in Vught. Daartoe is het volgende aangevoerd.
Voor verdachte is een aparte éénpersoonsafdeling op de EBI gemaakt, de afdeling E1. Het betreft een éénpersoons-cel die via een gang van anderhalve meter verbonden is met een zeer kleine recreatieruimte. Bij het overbrengen van de ene ruimte naar de andere ruimte wordt verdachte geboeid. Ook wordt hij geboeid bij alle overige bewegingen buiten zijn cel. Het telefonisch contact met zijn minderjarige kinderen wordt al jaren tegengehouden. Het bezoek van zijn zus vindt plaats in aanwezigheid van een tolk en een bewaarder en het bezoek kan elk moment worden onderbroken. Al deze gesprekken worden opgenomen en uitgewerkt. Het bezoek vindt plaats achter glas, evenals het bezoek van zijn advocaten. Verdachte mag al bijna vier jaar lang geen enkel contact hebben met medegedetineerden. De facto is volgens de verdediging sprake van een zeer verregaande vorm van ‘isolatiefolter’. Deze detentieomstandigheden leveren een onmenselijke en vernederende behandeling op die inmiddels een structureel en permanent karakter heeft gekregen. De verdediging wijst daarbij op paragraaf 126 en 129 van het rapport van het CPT van 23 juni 2023 waarin specifiek wordt ingegaan op de situatie van verdachte [verdachte] :
“126. The tenth person in the EBI unit was held under even greater restrictions and security measures in conditions akin to de facto solitary confinement with insufficient meaningful human contact since December 2019 (namely, two and a half years). At the time of the visit, he had been held in a separate wing on his own for more than eight months.
(…)
129. (…) Further, special efforts should be made to enhance the regime and provide sufficient meaningful human contact for those segregated from other persons to avoid that they are kept in conditions akin to de facto solitary confinement.”
Op grond van deze detentiesituatie is sprake van bijzondere persoonlijke omstandigheden van verdachte. Gelet op de verplichtingen die de Staat heeft op grond van het VN-antifolterverdrag, dient de rechtbank op grond van deze persoonlijke omstandigheden het verzoek tot opheffing, subsidiair schorsing van de voorlopige hechtenis dan wel het verzoek hem uit (de afdeling E1 van) de EBI te plaatsen naar elders, toe te wijzen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
46. Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzoeken moeten worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
47. De rechtbank is van oordeel dat de ernstige bezwaren en gronden die aan de voorlopige hechtenis ten grondslag liggen nog onverkort aanwezig zijn. Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis wordt daarom afgewezen. De gronden van de voorlopige hechtenis, waaronder de geschokte rechtsorde, verzetten zich voorts tegen de verzochte schorsing. De persoonlijke belangen van verdachte wegen niet op tegen deze belangen van strafvordering. Het subsidiaire gedane schorsingsverzoek wordt daarom afgewezen.
48. Ten aanzien van het meer subsidiaire verzoek tot toepassing van artikel 78 lid 4 Sv overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 78 lid 4 Sv bepaalt dat het bevel tot voorlopige hechtenis of tot verlenging van de geldigheidsduur daarvan in verband met bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte de plaats kan vermelden waarin de voorlopige hechtenis wordt ondergaan. Daargelaten de vraag of de rechtbank de bevoegdheid toekomt om op grond van dit artikellid te oordelen over de plaatsing van verdachte in (afdeling E1 van) de EBI, ziet de rechtbank hiertoe ook geen aanleiding. Daartoe is redengevend dat de rechtbank niet beschikt over alle redengevende informatie en (veiligheids)afwegingen op basis waarvan hij in de EBI is geplaatst en op basis waarvan aan hem eventuele (aanvullende) maatregelen en/of beperkingen zijn opgelegd. De rechtbank kan die afwegingen en de daarbij betrokken informatie dan ook niet afwegen tegen de gestelde persoonlijke belangen. Bovendien stelt de rechtbank vast dat verdachte [verdachte] tegen de beslissingen van de minister voor Rechtsbescherming om hem in de EBI te plaatsen en deze plaatsing te verlengen beroep kan instellen bij een rechterlijke instantie, de RSJ. Verdachte [verdachte] heeft tegen het laatste besluit tot verlenging van de plaatsing in de EBI voor de duur van 12 maanden ook gebruik gemaakt van die mogelijkheid. De RSJ heeft dit beroep op 23 juni 2023 ongegrond verklaard. Ook tegen eventuele aanvullende maatregelen en/of beperkingen die ten aanzien van verdachte [verdachte] in de EBI worden opgelegd staat beklag en beroep bij de beroepscommissie van de RSJ open. Op grond van het voorgaande wijst de rechtbank ook het meer subsidiaire verzoek af.
Slotsom
49. De slotsom is dat de verzoeken worden afgewezen.

Voetnoten

5.ECLI:CE:ECHR:1989:1219JUD000978382.