ECLI:NL:RBAMS:2023:777

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
13/303845-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel van Frankrijk met betrekking tot strafbare feiten

Op 1 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door Frankrijk is uitgevaardigd. Het EAB, dat op 17 november 2022 is uitgevaardigd, verzoekt om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Italië is geboren en momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Kroatische nationaliteit heeft. Tijdens de zitting op 18 januari 2023 heeft de raadsman van de opgeëiste persoon betoogd dat het EAB niet voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) omdat de pleegplaatsen en tijdstippen van de strafbare feiten niet concreet genoeg zijn omschreven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het EAB voldoet aan de vereisten van de OLW en dat er geen reden is om de zaak aan te houden voor nadere informatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie, witwassen en georganiseerde diefstal, en dat deze feiten onder de lijst van bijlage 1 bij de OLW vallen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de detentieomstandigheden in de Franse detentie-instelling in Nîmes geen beletsel vormen voor de overlevering, omdat er garanties zijn ontvangen dat de opgeëiste persoon daar niet onmenselijk of vernederend behandeld zal worden. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden zijn en het EAB voldoet aan de eisen van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/303845-22
RK nummer: 22/4903
Datum uitspraak: 1 februari 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie van 24 november 2022 bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 november 2022 door
le Procureur de la République près le Tribunal Judiciaire de Bordeaux, Frankrijk (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Italië) op [geboortedag] 1998,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 januari 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft met een schriftelijke verklaring afstand gedaan van zijn recht om bij de zitting aanwezig te zijn. Zijn gemachtigd raadsman, mr. E. Stam, advocaat in Amsterdam, heeft namens hem het woord gevoerd.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Kroatische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
Aanhoudingsbevelvan 17 november 2022, uitgevaardigd door de ondervoorzitter belast met het gerechtelijk vooronderzoek bij de Rechtbank te Bordeaux.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Frans recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB [3] en in de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 9 december 2022 en 11 januari 2023.
3.1
Genoegzaamheid
De raadsman heeft betoogd dat ondanks de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 9 december 2022 en 11 januari 2023 de pleegplaatsen en tijdstippen niet concreet genoeg zijn omschreven. Het overleveringsverzoek voldoet daardoor niet aan artikel 2 OLW zodat de overlevering moet worden geweigerd. Subsidiair verzoekt de raadsman om aanhouding van de zaak teneinde hierover nadere informatie te laten opvragen bij de Franse autoriteiten. Voor het geval de rechtbank de zaak aanhoudt, heeft de raadsman om schorsing van de overleveringsdetentie verzocht.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat voldaan is aan de hiervoor genoemde vereisten, mede in aanmerking genomen dat sprake is van een verzoek tot overlevering in het kader van een nog lopend strafrechtelijk onderzoek. In het EAB en de aanvullende informatie van 9 december 2022 en 11 januari 2023 wordt omschreven dat de opgeëiste persoon verdacht wordt van betrokkenheid bij – kort gezegd – het in georganiseerd verband (mede)plegen van meerdere diefstallen en pogingen daartoe, heling, witwassen van een bedrag van € 9.000,-- in de periode van 30 juli 2018 tot en met 12 april 2022 in verschillende plaatsen in Frankrijk, zoals gespecificeerd in de aanvullende e-mail van 9 december 2022 van de uitvaardigende justitiële autoriteit. De rechtbank verwerpt het primaire verweer, ziet geen aanleiding om de zaak aan te houden voor het verkrijgen van nadere informatie en komt daarom niet toe aan het voorwaardelijke schorsingsverzoek.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
In het EAB is als verdenking vermeld: “mensenhandel jegens een minderjarige”. Het bijbehorende lijstfeit mensenhandel is ook aangekruist. Deze verdenking is niet nader omschreven. Naar aanleiding van vragen hierover van het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC), is in de aanvullende informatie van 9 december 2022 onder meer geantwoord dat
[opgeëiste persoon] will not be charged with human trafficking of minors.De rechtbank leidt hier uit af dat het overleveringsverzoek niet meer ziet op voornoemde verdenking en lijstfeit.
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1, 9 en 18 te weten:
deelneming aan een criminele organisatie,
witwassen van opbrengsten van misdrijven,
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.5. Artikel 11 OLW, detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder geoordeeld [4] dat er op dit moment ten aanzien van de detentie-instelling in Nîmes een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die daar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest).
Namens de uitvaardigende justitiële autoriteit is bij e-mailbericht van 11 januari 2023 het volgende meegedeeld:
I confirm that neither [opgeëiste persoon] or [persoon] will be incarcerated in the prison on NIMES
Gelet op deze garantie is de rechtbank van oordeel dat het hiervoor omschreven reële gevaar van een onmenselijk of vernederende behandeling in de detentie-instelling in Nîmes voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Dit betekent dat de detentieomstandigheden in Nîmes geen beletsel voor de overlevering vormen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
le Procureur de la République près le Tribunal Judiciaire de Bordeaux, Frankrijk voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB en in de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 9 december 2022 en 11 januari 2023.
Aldus gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 februari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zoals blijkt uit onder andere ECLI:NL:RBAMS:2017:3763.