Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
handelend onder de naam [handelsnaam],
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een incident dat voortvloeit uit een verzetprocedure. De eiser, handelend onder de naam [handelsnaam], was eerder bij verstek veroordeeld om een bedrag van € 200.522,31 aan de gedaagde, [gedaagde], te betalen. De eiser heeft verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis en vordert in het incident schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het verstekvonnis. De rechtbank heeft de vordering in het incident beoordeeld aan de hand van de belangenafweging tussen de eiser en de gedaagde. De rechtbank overweegt dat het belang van de gedaagde bij de uitvoering van het verstekvonnis zwaarder weegt dan het belang van de eiser bij schorsing. De rechtbank wijst de vordering tot schorsing af, omdat de eiser niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn stelling dat hij in een noodtoestand zal komen als het verstekvonnis wordt uitgevoerd. De rechtbank concludeert dat de eiser geen zwaarwegend belang heeft aangetoond voor schorsing van de uitvoerbaarheid van het verstekvonnis. De proceskosten worden toegewezen aan de gedaagde, die in totaal € 771 aan kosten vergoed krijgt. De rechtbank heeft de zaak opnieuw op de rol gezet voor beraad op 13 december 2023.