ECLI:NL:RBAMS:2023:8177

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
AMS 23/5653
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering compensatie kinderopvangtoeslag op basis van ernstige onregelmatigheden

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres tegen de weigering van compensatie op grond van artikel 2.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen (Whot) voor de jaren 2008 en 2009. Eiseres had een aanvraag voor compensatie ingediend, maar deze werd afgewezen door de Belastingdienst/Toeslagen. De rechtbank heeft op 23 november 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

Eiseres had kinderopvangtoeslag aangevraagd voor haar zes kinderen en stelde dat zij kosten had gemaakt voor kinderopvang. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet heeft aangetoond dat de ontvangen voorschotten volledig zijn besteed aan kinderopvang. De rechtbank concludeert dat de situatie waarin eiseres stelt kosten te hebben gemaakt, maar een substantieel deel daarvan niet kan aantonen, kan worden gezien als een ernstige onregelmatigheid die aan haar toerekenbaar is. Hierdoor is het beroep ongegrond verklaard.

De rechtbank benadrukt dat de eiseres moet kunnen aantonen dat zij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt. Aangezien eiseres niet kon bewijzen dat de ontvangen voorschotten volledig zijn aangewend voor kinderopvang, heeft de rechtbank geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht de compensatie heeft geweigerd. De uitspraak is gedaan door rechter K.S. Man en is openbaar uitgesproken op 18 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/5653

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. E.J. Joosten en mr. J. Meijer),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Kayhan en mr. M. Burghout).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van compensatie op grond van artikel 2.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen (Whot) over de jaren 2008 en 2009.
1.1.
Verweerder heeft een aanvraag voor compensatie met een besluit van 20 januari 2022 (het primaire besluit) afgewezen. Met een besluit van 11 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres (het bestreden besluit) is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, [naam] (de echtgenoot van eiseres) en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft voor de jaren 2008 en 2009 kinderopvangtoeslag aangevraagd voor haar zes kinderen. Eiseres heeft zich op 11 december 2019 bij verweerder aangemeld in het kader van een herbeoordeling kinderopvangtoeslag. Verweerder heeft vervolgens de periode
2008 en 2009 beoordeeld.
3. Met het primaire besluit heeft verweerder aan eiseres laten weten dat haar situatie niet wijzigt en dat zij daarom geen compensatie krijgt voor de jaren 2008 en 2009. In de situatie van eiseres zijn bij de beoordeling van haar kinderopvangtoeslag geen fouten gemaakt, aldus verweerder. Dit betekent dat er ook geen recht is op compensatie.
4. Met het bestreden besluit is verweerder bij die afwijzing gebleven. Hoewel de Bezwaarschriftenadviescommissie (BAC) heeft geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren, is verweerder onveranderd van mening dat er evident geen recht op kinderopvangtoeslag was, omdat eiseres niet voldeed aan de gestelde eisen van de Wet Kinderopvang (Wko). Omdat de echtgenoot in de betreffende periode in Marokko verbleef, heeft eiseres op grond van artikel 1.6, derde lid, van de Wko geen recht op kinderopvangtoeslag. Ook heeft eiseres niet aangetoond dat zij kosten heeft gemaakt voor kinderopvang.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht de compensatie op grond van artikel 2.1, tweede lid, van de Whot over de jaren 2008 en 2009 heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
7. Artikel 2.1, tweede lid, van de Whot luidt: "De compensatie wordt niet toegekend indien de door de aanvrager van een kinderopvangtoeslag geleden schade is te wijten aan ernstige onregelmatigheden die aan hem toerekenbaar zijn".
Toeslagpartner woonachtig in Marokko
8. Eiseres betoogt dat er recht op kinderopvangtoeslag bestond in de periode vanaf
1 januari 2008 tot en met 2 juni 2009. Haar echtgenoot woonde in die periode weliswaar in Marokko, maar omdat zij duurzaam gescheiden leefden kan hij voor die periode niet worden aangemerkt als toeslagpartner.
9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat op grond van het feit dat de echtgenoot van eiseres in Marokko woonde er voor deze periode op basis van artikel 1.6, derde lid, van de Wko evident geen recht bestond op kinderopvangtoeslag.
10. Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank volgt het advies van de BAC dat het standpunt van eiseres dat zij en haar echtgenoot duurzaam gescheiden leefden, zodat hij niet kon worden aangemerkt als toeslagpartner, op zijn minst verdedigbaar was. De stelling van verweerder op zitting dat de BAC de Memorie van Toelichting [1] (hierna: MvT) bij de Whot fout heeft gelezen, volgt de rechtbank niet. Uit de MvT volgt dat van een ernstige onregelmatigheid in ieder geval sprake is als er evident geen recht op kinderopvangtoeslag bestond. De rechtbank begrijpt ‘evident geen recht’ zo dat er in redelijkheid geen twijfel is dat een betrokkene niet voor kinderopvang aanmerking komt. Indien het verdedigbaar is dat er toch recht op kinderopvang bestaat, zoals in het geval van eiseres, kan niet worden gesproken van ‘evident geen recht’.
11. Hoewel deze beroepsgrond slaagt, leidt dit niet tot een gegrond beroep, gelet op wat hierna in overwegingen 14 en 15 wordt overwogen.
Geen kosten gemaakt voor kinderopvang
12. Eiseres stelt dat zij in de jaren 2008 en 2009 wel degelijk kosten heeft gemaakt voor kinderopvang en dat zij dit ook heeft aangetoond.
13. Verweerder stelt zich op het standpunt dat feitelijk niet is komen vast te staan dat eiseres kosten heeft gemaakt voor kinderopvang in de jaren 2008 en 2009. Op grond van artikel 1.5 van de Wko heeft een ouder slechts aanspraak op kinderopvangtoeslag, indien er kosten voor kinderopvang zijn gemaakt.
14. De rechtbank volgt eiseres niet op dit punt. Degene die kinderopvangtoeslag ontvangt, moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt en wat de hoogte is van deze kosten. Zoals verweerder heeft gesteld, is niet komen vast te staan dat de door eiseres ontvangen voorschotten volledig zijn aangewend voor de bekostiging van kinderopvang. Met de overgelegde bankafschriften en kwitanties is een bedrag van ongeveer € 10.100,- aangetoond, terwijl eiseres in 2009 een voorschot van € 37.416,20 heeft ontvangen. Een substantieel deel van de gestelde kosten van kinderopvang, namelijk ongeveer € 27.000,-, heeft eiseres dus niet aangetoond. Ook voor het jaar 2008 is niet vast komen te staan dat de ontvangen voorschotten (geheel) zijn aangewend voor kinderopvang. Eiseres heeft tegen deze toelichting van verweerder verder niets ingebracht.
15. Uit de MvT blijkt dat van een ernstige onregelmatigheid verder bijvoorbeeld sprake is indien ouders na (herhaalde) verzoeken om informatie niets van zich hebben laten horen, niet op ingeplande afspraken zijn verschenen en ook later geen bezwaar hebben ingediend tegen terugvorderingsbesluiten. De rechtbank is van oordeel dat de situatie waarin een ouder stelt dat er kosten zijn gemaakt voor kinderopvang, maar een substantieel deel van die kosten in de procedures tegen de beschikkingen kinderopvangtoeslag 2008 en 2009 vervolgens herhaaldelijk niet aantoont door middel van bewijzen, ook kan worden gezien als een ernstige onregelmatigheid. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
16. Nu, gelet op overwegingen 14 en 15, niet is aangetoond dat de door eiseres ontvangen voorschotten (geheel) zijn besteed aan kinderopvang, heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat geleden schade te wijten is aan ernstige onregelmatigheden die aan haar toerekenbaar zijn.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk heeft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.S. Man, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A.H. Gonera, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
18 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2021/22, 36 151, nr. 3, blz. 72.