ECLI:NL:RBAMS:2023:8246

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
10517849 / CV EXPL 23-7362
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.C.J. Hamming
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en geschil over aanvang werkzaamheden tussen aannemer en Vereniging van Eigenaars

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, [eiser] B.V., betaling van openstaande facturen door de Vereniging van Eigenaars (VvE). De VvE heeft de opdracht voor bouwbegeleiding en schadeherstel aan het gebouw aan [eiser] gegeven, maar heeft de facturen niet volledig betaald. De VvE betwist de hoogte van de facturen en stelt dat de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd zoals overeengekomen. De kantonrechter heeft op 15 december 2023 uitspraak gedaan. De VvE is gedeeltelijk in het gelijk gesteld, maar moet wel een bedrag van € 15.492,84 aan [eiser] betalen, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. In reconventie is de VvE niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een geldige procesvolmacht. De VvE wordt ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 10517849 / CV EXPL 23-7362
Uitspraak: 15 december 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
[eiser] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. J. Jong,
t e g e n
de Vereniging van Eigenaars [gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: de VvE,
gemachtigde: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 mei 2023, met producties,
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, met producties,
  • het tussenvonnis van 3 augustus 2023, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
  • de conclusie van antwoord in reconventie en de akte overlegging producties.
1.2. Op 2 november 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden.
Namens [eiser] is verschenen de heer [naam 1] , eigenaar en bestuurder, bijgestaan door mr. J. Jong. Namens de VvE is verschenen de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ), directeur van Iris VvE Beheer B.V. (vanaf 16 mei 2022 de beheerder van de VvE), bijgestaan door mr. D. Sturhoofd. Daarnaast is verschenen de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ), eigenaar van het souterrain en de begane grond op [locatie] . Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Mr. Sturhoofd heeft spreekaantekeningen overgelegd. Deze spreekaantekeningen en de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling zijn in het dossier gevoegd. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
[eiser] voert een aannemersbedrijf.
2.2.
De VvE voert het beheer over het gebouw aan de [locatie] (hierna: het gebouw). De VvE bestaat uit drie leden, waaronder [naam 3] . Voordat Iris VvE Beheer B.V. het beheer over de VvE overnam, werd het beheer van de VvE gevoerd door de heer [naam 4] (hierna: [naam 4] ) en daarna door [naam 2] .
2.3.
[naam 3] kampte al jaren met waterproblemen in het souterrain. In 2021 kreeg hij last van ernstige wateroverlast in het souterrain. De VvE besloot om het waterprobleem aan te pakken (hierna: het project). De VvE heeft verschillende offertes opgevraagd voor de uitvoering van het project. De VvE heeft ook [eiser] benaderd voor het uitbrengen van een offerte. De VvE heeft de opdracht uiteindelijk niet aan [eiser] verstrekt, maar aan LSE – Nederland B.V. (hierna: LSE).
2.4.
Eind 2021/begin 2022 liep het project niet naar tevredenheid van de VvE. De VvE was van mening dat LSE schade aan het gebouw had toegebracht. De VvE heeft in april 2022 de opdracht aan LSE beëindigd en heeft kort daarna LSE aansprakelijk gesteld voor de door haar veroorzaakte schade.
2.5.
In de periode dat het spaak liep met LSE heeft de VvE [eiser] opnieuw benaderd. Op 22 april 2022 heeft [eiser] een offerte uitgebracht voor een tijdelijk stempelplan en een deel van het totale project.
2.6.
Op 24 mei 2022 heeft er een overleg plaatsgevonden over hoe het project verder op te pakken nadat LSE was gestopt. Bij dit overleg waren aanwezig [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , een afgevaardigde van de eigenaar van [adres] , de constructeur en de staalfirma. Zij hebben gesproken over oplossingen. In de notulen komt [eiser] (aangeduid als [naam 1] ) als volgt voor:
“Stappenplan (tussendoor natuurlijk veel kleine stappen)
 Constructie in beeld krijgen ( [naam 5] / [naam 1] )
 (…)
 Vergunning aanvragen ( [naam 5] / [naam 1] / [naam 6] )
 Uitvoering ( [naam 1] )
Kosten algemeen
 [naam 1] heeft vier offertes aan Eran gegeven. Nu de constructie wordt gewijzigd, zal de offerte ook worden gewijzigd.
 (…)
ACTIELIJST
 (…)
 [naam 7] / [naam 1] : Aanvalsplan constructie
 (…)
 [naam 1] : maandag 30-5 stempels vervangen
 (…)
 [naam 1] : firma HVO Provocht advies inwinnen.”
2.7.
In het gebouw stonden nog stempels van LSE. Nadat deze zijn verwijderd, heeft [eiser] op 30 mei 2022 haar eigen stempels geplaatst.
2.8.
Op 6 september 2022 heeft [naam 2] [eiser] en andere betrokkenen bij het project per e-mail verzocht om geen verdere kosten voor de VvE te maken. De VvE wilde eerst alle offertes ontvangen.
2.9.
Eind september 2022 heeft [eiser] aan de VvE toegestuurd de offerte met begroting voor het project voor een totaalbedrag van € 604.962,31.
2.10.
Op 19 oktober 2022 heeft [eiser] aan de VvE geschreven dat hem eerder is toegezegd het werk te mogen oppakken en dat er actie nodig is. Hij heeft verder geschreven, voor zover hier relevant: ‘
daarnaast alle extra onkosten die alleen maar doorlopen, huur, stempels etc elke maand weer…’.
2.11.
De VvE vond het door [eiser] geoffreerde bedrag te hoog en heeft daarom besloten de opdracht niet aan [eiser] te geven, maar het hele project te herzien.
2.12.
[eiser] heeft de volgende facturen verstuurd aan de VvE.
Factuurnummer
Factuurdatum
Omschrijving factuur
Bedrag (incl. btw)
[fact.nr. 1]
5 september 2022
Leveren en aanbrengen stempels, inclusief huur
€ 10.166,18
[fact.nr. 2]
8 september 2022
Bouwbegeleiding vanaf december tot heden
€ 16.544,33
[fact.nr. 3]
17 november 2022
Creditering factuur [fact.nr. 2] zoals besproken
Credit € 5.124,35
[fact.nr. 4]
17 november 2022
Huur stempels week 36 t/m 45
€ 3.527,15
2.13.
De VvE heeft de factuur met nummer [fact.nr. 1] betaald. Zij meent nu dat de VvE deze factuur niet had moeten betalen. De andere drie facturen zijn niet betaald. Tussen partijen is discussie ontstaan over deze facturen.
2.14.
Op 20 februari 2023 heeft [eiser] aan [naam 2] geschreven dat zij nog steeds geen betaling of een reactie van de VvE heeft ontvangen. Daarnaast heeft [eiser] gemeld dat er nog steeds stempels van [eiser] in het gebouw staan en dat [eiser] de VvE daarvoor nog een factuur zal sturen. Ook heeft [eiser] aangegeven dat zij de stempels in het gebouw zal verwijderen bij het uitblijven van een reactie van de VvE.
2.15.
Op 11 maart 2023 heeft [eiser] aan [naam 2] geschreven dat zij alle stempels in het gebouw heeft verwijderd. Zij heeft daarbij ook de aangezegde factuur verstuurd:
Factuurnummer
Factuurdatum
Omschrijving factuur
Bedrag (incl. btw)
[fact.nr. 5]
11 maart 2023
Huur stempels week 46 t/m 17-02-2023
€ 4.938,01
2.16.
Ook deze factuur is niet betaald.

3.Vordering en verweer

In conventie
3.1.
[eiser] vordert - samengevat - dat de VvE bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld tot betaling van:
a. € 19.885,14 aan openstaande facturen;
b. € 721,25 aan wettelijke handelsrente;
c. € 2.242,07 aan buitengerechtelijke incassokosten;
d. de wettelijke handelsrente vanaf 1 maart 2023 over een bedrag van € 22.848,46 tot aan de dag van voldoening;
e. de proces- en nakosten.
3.2.
[eiser] stelt - kort weergegeven - dat de VvE haar de opdracht heeft gegeven voor bouwbegeleiding en schadeherstel aan het gebouw. [eiser] heeft de gefactureerde werkzaamheden verricht, maar daarvoor niet betaald gekregen.
3.3.
De VvE voert verweer. Zij betoogt - kort weergegeven - dat zij in april 2022 aan [eiser] de opdracht heeft gegeven om haar te adviseren over de constructieberekening en de waterdichtheid van het souterrain. [eiser] mag op grond van die opdracht alleen werkzaamheden factureren over de periode van 24 mei 2022 tot 6 september 2022. Deze facturatie vindt plaats op basis van nacalculatie. Omdat [eiser] heeft nagelaten een deugdelijke urenspecificatie te verstrekken, moet haar gehele vordering worden afgewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
In reconventie
3.5.
De VvE vordert dat [eiser] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld tot betaling van € 15.548,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf de eis in reconventie tot aan de dag van voldoening, en de proceskosten.
3.6.
De VvE stelt - kort weergegeven - dat [eiser] in oktober 2022 aan Van der Meulen Metaalbewerking (hierna: Van der Meulen) opdracht heeft gegeven tot het vervaardigen van stalen portalen. Deze heeft Van der Meulen vervaardigd. De VvE had [eiser] op 6 september 2022 juist gemaild dat er geen verdere werkzaamheden meer mochten worden uitgevoerd. Omdat [eiser] primair zonder opdracht van de VvE en subsidiair onrechtmatig te werk is gegaan, moet [eiser] de kosten van Van der Meulen vergoeden.
3.7.
[eiser] voert verweer tegen de vordering. [eiser] betwist dat zij enige opdracht aan Van der Meulen heeft gegeven.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.Beoordeling

In conventie
4.1.
De vraag die de kantonrechter moet beantwoorden, is of de VvE de openstaande facturen verschuldigd is. De kantonrechter maakt bij de beantwoording van die vraag een onderscheid tussen de kosten van de bouwbegeleiding en de huur voor de stempels.
Bouwbegeleiding
4.2.
[eiser] vordert de kosten van bouwbegeleiding vanaf februari 2022. Voor een specificatie van deze factuur heeft [eiser] een zogenoemde meer- & minderwerkbon overgelegd, welke hieronder is opgenomen (hierna: specificatie):

De werkzaamheden van december 2021 en januari 2022 vormen geen geschilpunt, aangezien [eiser] deze werkzaamheden heeft gecrediteerd bij factuur van
17 november 2022.
4.3.
[eiser] stelt dat hij eind 2021 is benaderd om te helpen bij het project, omdat LSE haar werk niet goed uitvoerde. [eiser] kreeg het idee dat zij het project moest rechttrekken en uiteindelijk ook uitvoeren. Met die gedachte is zij inspanningen gaan leveren. De opdracht van de VvE aan [eiser] hield volgens [eiser] dus meer in dan alleen een offerte opstellen. [eiser] was juist ingeschakeld om het project dit keer volledig uit te voeren. De VvE stelt dat zij [eiser] pas eind april 2022 heeft benaderd, nadat LSE het project had stopgezet. Aanvankelijk was het ook de insteek dat [eiser] , die het gebouw al kende, een goede kandidaat zou zijn om de klus uit te voeren. Maar de offerte was te hoog.
4.4.
De kantonrechter maakt uit de verklaring van [naam 3] tijdens de zitting op dat [naam 3] vóór april 2022 al met [eiser] contact had opgenomen om hem bij het project te betrekken. Dit is ook te rijmen met de e-mail van 10 april 2022. Hierin schrijft [naam 8] mede namens [naam 3] dat zij er vertrouwen in heeft als [naam 1] het project overneemt en dat het van groot belang is dat LSE het werk oplevert voor 22 april zodat [naam 1] aan de slag kan. Dit heeft de VvE niet betwist. Hieruit trekt de kantonrechter de conclusie dat [eiser] eerder dan eind april 2022 is ingeschakeld voor het project om juist al een plan te hebben liggen voor als LSE stopt.
4.5.
Over de precieze inhoud van de opdracht aan [eiser] verschillen partijen ook van mening. [eiser] heeft tijdens de zitting hierover verklaard dat vanaf het moment dat hij werd benaderd ook aan hem is gevraagd om de kar te trekken. Uit de notulen van het overleg dat op 24 mei 2022 heeft plaatsgevonden, maakt de kantonrechter op dat de insteek van partijen was dat [eiser] het project zou uitvoeren. [eiser] wordt actief betrokken bij het overleg en er wordt ook om haar advies gevraagd. Daarnaast wordt er een concrete actielijst opgesteld, waarop verschillende taken voor [eiser] staan genoteerd. Op basis van deze notulen blijkt niet dat de VvE aan [eiser] een vast omlijnde opdracht tot advisering over de constructieberekening en de waterdichtheid van het souterrain heeft gegeven, zoals door de VvE is gesteld. De rol van [eiser] was duidelijk veel breder. In ieder geval volgt hieruit ook dat de werkzaamheden van [eiser] meer omvatten dan alleen doen wat nodig is om een offerte op te maken. [eiser] ging ervan uit de kar te zullen trekken, is van meet af aan inspanningen gaan verrichten om de problemen in kaart te brengen en mee te denken over mogelijke oplossingen. Dit betekent dat de VvE de werkzaamheden die [eiser] in dat kader heeft verricht ook moet betalen.
4.6.
Dan is aan de orde de vraag welke kosten de VvE aan [eiser] moet betalen.
De kantonrechter is het met de VvE eens dat de onderbouwing van de kosten aan de summiere kant is. Aan de andere kant is het betoog van [eiser] begrijpelijk dat zij ervan uit ging dat zij het gehele project van (naar verwachting) € 600.000,- zou uitvoeren en dat zij er geen rekening mee hoefde te houden dat zij de uren in deze beginfase tot in detail zou moeten verantwoorden. De kantonrechter loopt hierna de specificatie van de factuur na.
Februari: 36 uur a € 55,00 = € 1.980,- exclusief btw
4.7.
Deze kosten worden niet toegewezen. De omschrijving “LSE/ [naam 4] etc, verloop, voortgang etc.” maakt niet duidelijk wat [eiser] aan werkzaamheden heeft verricht. Tijdens de zitting verklaarde [eiser] dat hij in de maand februari ook werkzaamheden in het gebouw had uitgevoerd, maar na de verklaring van [naam 3] dat [eiser] pas in april de sleutel van het gebouw heeft gekregen, heeft [eiser] dit ter zitting erkend. Uit niets blijkt verder dat er overleggen zijn gevoerd of daadwerkelijk werkzaamheden zijn verricht. Daarom gaat de kantonrechter ervan uit dat in februari geen werkzaamheden zijn verricht die voor toewijzing in aanmerking komen.
Maart en april: 48 uur a € 55,00 = € 2.640,- exclusief btw
4.8.
Aangezien [eiser] de sleutel van het gebouw in april heeft gekregen, geldt ook hier dat [eiser] niet voldoende concreet heeft onderbouwd wat voor werkzaamheden hij vóór die tijd, dus in maart, heeft verricht. Mogelijk zien die werkzaamheden op voorbereidende gesprekken met betrokkenen, maar dit is niet onderbouwd. Vaststaat dat [naam 3] [eiser] vanaf april 2022 heeft betrokken bij het project en dat [eiser] daarna ook toegang had tot het gebouw. Daarnaast is uit de verklaring van [eiser] en uit het procesdossier gebleken dat [eiser] inderdaad werkzaamheden heeft verricht. Dit is ook in lijn met de door [eiser] overgelegde e-mails van eind april 2022 (producties 13 tot en met 15 bij conclusie van antwoord in reconventie). [eiser] heeft onweersproken gesteld dat hij de problemen in kaart heeft gebracht en calculaties heeft opgesteld van de door LSE veroorzaakte schade. Om die reden wijst de kantonrechter de uren van de maand april toe. Omdat op de specificatie maart en april samen zijn genomen, ziet de kantonrechter aanleiding om de helft van de opgegeven uren toe te wijzen. Dat is 24 uur voor de maand april, uitkomend op een bedrag van € 1.320,- exclusief btw.
Punten 5 en 6 van de specificatie: 72 uur a € 55,00 = € 3.960,- exclusief btw
4.9.
De kantonrechter wijst deze kosten toe. Zoals al eerder aan de orde kwam, gingen beide partijen ervan uit dat [eiser] het project zou uitvoeren. [naam 2] verklaart in zijn e-mail van 14 maart 2023 (productie 10 bij dagvaarding) dat de VvE in april 2022 [eiser] heeft benaderd om hulp te bieden bij het herstarten van het project. Ook verklaart hij daarin dat is afgesproken dat [eiser] de advieskosten tussen mei en september 2022 mag factureren. Vanaf april 2022 was [eiser] in feite “aan boord” en zij heeft ook actief deelgenomen aan het overleg in mei 2022. De VvE heeft tijdens dit overleg aan [eiser] concrete taken opgedragen en uit de specificatie blijkt ook voldoende dat [eiser] werkzaamheden heeft verricht. De kantonrechter kan de VvE volgen in haar stelling dat de uren aan de hoge kant zijn, maar gelet op de insteek van partijen en de totale omvang van het project, is dat niet verwonderlijk.
De opslag van 10%
4.10.
[eiser] rekent voor zijn werkzaamheden een opslag van 10%. De VvE heeft betwist dat partijen deze opslag zijn overeengekomen. De kantonrechter gaat hier niet in mee. [eiser] heeft op zijn factuur van 5 september 2022 van € 10.166,18 (voor het stempelwerk) ook opslag gerekend voor zijn werkzaamheden, evenals dezelfde uurprijs. De VvE heeft deze factuur betaald. Zij heeft tot aan deze procedure geen bezwaar of opmerking gemaakt over de opslag. Kennelijk heeft de VvE ingestemd met de werk- en betaalwijze van [eiser] . Om die reden wordt over het totaal verschuldigde bedrag een opslag van 10% gerekend, zoals gefactureerd.
4.11.
Het voorgaande betekent dat de VvE uit hoofde van bouwbegeleiding aan [eiser] moet betalen een bedrag van € 7.027,68 inclusief btw. Dat is gebaseerd op de volgende rekensom: (€ 1.320,- + € 3.960,-) x 10% opslag = € 5,808,- exclusief 21% btw.
Huur stempels
4.12.
[eiser] vordert een tweetal facturen die zien op huur van stempels, namelijk de factuur van 17 november 2022 en factuur van 11 maart 2023. Het staat vast dat op verzoek van de VvE tot maart 2023 stempels van [eiser] in het pand hebben gestaan.
4.13.
De VvE stelt dat de stempels in eigendom van [eiser] waren en dat zij ervan uitgingen dat de stempels voor de periode van het project gratis konden blijven staan. Dat de VvE bij het plaatsen van de stempels dacht dat het kosteloos zou zijn, blijft echter voor haar risico. Niet is gesteld of gebleken dat [eiser] die suggestie heeft gewekt bij het plaatsen van de stempels. Bovendien werd voor de stempels van LSE ook huur betaald.
Op de factuur van 8 september 2022 van [eiser] stond ook huur vermeld en deze factuur is door de VvE betaald.
4.14.
Voor zover tussen [naam 2] en [naam 1] een paar weken na de factuur gesproken is over de huur, is wellicht door [naam 1] gezegd dat het wel goed zou komen, maar dit was met het idee dat de kosten zouden opgaan in het grote geheel bij het uitvoeren van het totale project. Niet gesteld of gebleken is dat toen door [eiser] concreet is toegezegd dat het gebruik van de stempels gratis zou zijn. Daar komt bij dat [eiser] op 19 oktober 2022 benadrukt dat de huurkosten blijven doorlopen (zie 2.10). In februari 2023 kondigt [eiser] aan de stempels te willen verwijderen en een factuur voor de huur te zullen sturen. Daarna meldt de VvE wel dat dit gevaar kan opleveren, maar verdere actie vanuit de VvE om oplopende huurkosten tegen te gaan blijft uit.
4.15.
De VvE is gelet op het voorgaande huur voor de stempels verschuldigd. Uit de factuur van 11 maart 2023 blijkt dat huur is berekend tot en met 17 februari 2023 (ook al hebben de stempels er langer gestaan). Op deze factuur en op de eerdere factuur is huur gerekend voor 55 stempels, zodat de discussie tussen partijen hoeveel stempels in het gebouw zijn geplaatst buiten beschouwing kan blijven. Het totaalbedrag aan gevorderde huurkosten komt qua prijs per week overeen met de eerder betaalde factuur van 8 september 2022. Tegen het aantal stempels en de hoogte van het bedrag per week is destijds niet geprotesteerd. In feite is de huur van de stempels na betaling van deze factuur in dezelfde vorm en hoogte doorgelopen, zodat de VvE deze huurkosten ook had kunnen verwachten.
4.16.
Dit betekent dat de VvE de factuur van 17 november 2022 van € 3.527,15 en factuur van 11 maart 2023 van € 4.938,01 aan [eiser] moet betalen. Dat is in totaal € 8.465,16 inclusief btw.
Eindconclusie
4.17.
De VvE moet aan [eiser] in totaal een bedrag betalen van € 15.492,84 inclusief btw (€ 7.027,68 + € 8.465,16).
Wettelijke handelsrente
4.18.
[eiser] vordert wettelijke handelsrente over het totaal door haar gevorderde bedrag van € 22.848,46 (3.1 sub d). De kantonrechter kan alleen wettelijke (handels)rente toewijzen over het bedrag aan openstaande facturen. De VvE heeft niet betwist dat er wettelijke handelsrente verschuldigd is. Zij heeft aangegeven dat de rente moet worden berekend op het toegewezen bedrag. De kantonrechter wijst daarom de wettelijke handelsrente toe vanaf de vervaldata van de betreffende facturen tot aan de dag van de voldoening. De tot aan de dagvaarding gevorderde rente van € 721,25 is hierin inbegrepen, zodat de kantonrechter deze vordering (3.1 sub b) afwijst.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.19.
[eiser] vordert een bedrag van € 2.242,07 aan buitengerechtelijke incassokosten en wijst in dat kader op de sommatiebrief van 31 januari 2023. Aanvankelijk had zij deze kosten gebaseerd op haar algemene voorwaarden. Tijdens de zitting heeft [eiser] deze vordering gebaseerd op het Besluit vergoeding voor buitenrechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) en niet meer op haar algemene voorwaarden. Op grond van het Besluit zal een bedrag van € 929,93 worden toegewezen. Dit bedrag is als volgt berekend: € 875 + 1% van (€ 15.492,84 - € 10.000). De vordering tot vergoeding van wettelijke handelsrente is niet toewijsbaar over dit bedrag. De wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW zal op te hierna te noemen wijze worden toegewezen.
Proceskosten
4.20.
De VvE is de partij die grotendeels ongelijk krijgt. Zij wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. De kantonrechter gaat voor de berekening van het salaris van de advocaat uit van het toegewezen bedrag van € 15.492,84. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
132,42
- griffierecht
1.384,00
- salaris advocaat
792,00
(2 punten × tarief € 396,00)
- nakosten
132,00
Totaal
2.440,42
In reconventie
4.21.
Voordat de kantonrechter de vordering van de VvE inhoudelijk kan beoordelen, moet allereerst de vraag worden beantwoord of de VvE ontvankelijk is in haar vordering.
4.22.
Artikel 5:126 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat een vereniging van eigenaars binnen de grenzen van haar bevoegdheid de gezamenlijke appartementseigenaars in en buiten rechte kan vertegenwoordigen. De grenzen van die bevoegdheid worden bepaald door de statuten van de vereniging en door het reglement als bedoeld in artikel 5:111 sub d BW. In het reglement is als standaardbepaling opgenomen dat het bestuur de machtiging van de vergadering behoeft voor (onder meer) het instellen van rechtsvorderingen.
4.23.
Vaststaat dat de benodigde machtiging voor het instellen van de vordering in reconventie ontbreekt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van de VvE verklaard dat het instellen van deze vordering in reconventie wel is besproken met de leden van de VvE en dat zij daarmee akkoord waren, maar dat de VvE niet beschikt over een formele machtiging. Dit is onvoldoende: de VvE moet een vergadering organiseren waarin het instellen van de vordering in reconventie als agendapunt wordt opgenomen en waarover door de leden moet worden gestemd. In dit procesdossier ontbreekt ook de splitsingsakte, de statuten van de vereniging en een reglement als bedoeld in artikel 5:111 sub d BW. De kantonrechter kan daarom ook niet controleren wie de leden van de VvE zijn. De vordering van de VvE in reconventie kan dus niet inhoudelijk worden beoordeeld zonder een geldige procesvolmacht en de hiervoor bedoelde stukken.
4.24.
Het voorgaande betekent dat de VvE geen geldige procesvolmacht heeft voor het instellen van de vordering in reconventie, zodat de VvE niet-ontvankelijk wordt verklaard. Een inhoudelijke beoordeling van de vordering blijft daarom achterwege.
4.25.
De VvE is de partij die ongelijk krijgt. Zij wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. Deze kosten worden begroot op € 396,00 voor salaris advocaat (1 punt x tarief € 396,00).
BESLISSING
De kantonrechter:
in conventie
I. veroordeelt de VvE om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 15.492,84, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag vanaf de vervaldata van de betreffende facturen tot de dag van volledige betaling,
II. veroordeelt de VvE om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 929,93 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 10 mei 2023,
III. veroordeelt de VvE in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 2.440,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de VvE niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de VvE ook de kosten van betekening betalen,
IV. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
V. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
VI. verklaart de VvE niet-ontvankelijk in haar vordering,
VII. veroordeelt de VvE in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 396,00.
Aldus gewezen door mr. R.C.J. Hamming, kantonrechter, bijgestaan door mr. M. Sahin, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2023.
De griffier De kantonrechter
Tekst