ECLI:NL:RBAMS:2023:8295

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
13/125222-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 104,36 kilo cocaïne

Op 17 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 104,36 kilogram cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 mei 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk deze grote hoeveelheid cocaïne aanwezig heeft gehad. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het feit, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen opzet had en per toeval in de woning van de medeverdachte aanwezig was. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel degelijk wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne, onderbouwd door camerabeelden en forensisch bewijs. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van drie jaren op, met aftrek van voorarrest. Tevens werd het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven en werd een in beslag genomen geldbedrag van € 1.720,00 aan de verdachte teruggegeven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/125222-23
Datum uitspraak: 17 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A. Kerkhoff, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M. Aynan, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – kort gezegd ten laste gelegd dat hij op 17 mei 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer een netto hoeveelheid van 104,36 kilogram cocaïne.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de drugs naar de woning van de medeverdachte [medeverdachte] zijn gebracht. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met de medeverdachte gepleegd, nu verdachte bewust de in de woning van de medeverdachte aangetroffen drugs aanwezig heeft gehad en in de woning was om deze te beveiligen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Verdachte heeft geen opzet, wetenschap en beschikkingsmacht gehad ten aanzien van de in de woning aangetroffen drugs. Verdachte was op het verkeerde moment op de verkeerde plek.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van netto hoeveelheid van ongeveer 104,36 kilogram cocaïne.
De rechtbank stelt voorop dat voor het bewijs van ‘aanwezig hebben’ in de zin van de Opiumwet, nodig is dat de verdovende middelen zich binnen de machtssfeer van verdachte bevinden en dat verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen. Niet doorslaggevend is aan wie de verdovende middelen toebehoren. Om ten aanzien van het tezamen en in vereniging plegen van het ten laste gelegde tot een bewezenverklaring te kunnen komen dient er sprake te zijn van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten, waarbij de bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank is van oordeel dat, op grond van de in
bijlage IIvan dit vonnis genoemde bewijsmiddelen, kan worden bewezen dat verdachte op 17 mei 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer een netto hoeveelheid van 104,36 kilogram cocaïne. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.3.1
Wetenschap
Verdachte heeft verklaard dat hij op 17 mei 2023 per toeval aanwezig was in de woning van de medeverdachte en geen wetenschap had van de aanwezigheid van de ten laste gelegde cocaïne aldaar. De verdachte verklaart ter zitting dat hij dacht dat er hasj in de tassen zat.
Uit camerabeelden die gericht zijn op de ingang van de woning blijkt echter dat verdachte in de periode voorafgaand aan de ten laste gelegde datum, namelijk in de periode van 4 tot en met 9 mei 2023, meermaals de woning van verdachte heeft betreden. Ook op 17 mei 2023, de datum van het ten laste gelegde, heeft verdachte meermaals de woning van de medeverdachte betreden en verlaten. Op basis hiervan oordeelt de rechtbank dat de verklaring van verdachte dat hij op 17 mei 2023 per toeval aanwezig was in de woning, ongeloofwaardig is.
Ook de verklaring van verdachte dat hij geen wetenschap had van de aanwezigheid van de aangetroffen cocaïne in de woning oordeelt de rechtbank als ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Op de telefoon van verdachte is een foto aangetroffen, gemaakt op 17 mei 2023 om 01:42 uur, van een canvastas waarin blokken te zien zijn met de opdruk “Messi”. Tijdens de doorzoeking van de woning later die dag is in de woonkamer eenzelfde soort canvastas aangetroffen met daarin twee blokken met eveneens de opdruk “Messi”. De inhoud van deze blokken bleek na forensisch onderzoek cocaïne te bevatten.
Blijkens de camerabeelden van 17 mei 2023 is verdachte in de woning aanwezig als drie onbekend gebleven personen om 13:56 uur na elkaar zes tassen naar de woning van de medeverdachte brengen. Ook is te zien dat verdachte samen met één van deze onbekend gebleven personen de woning verlaat om 14:53 uur. Verdachte betreedt de woning opnieuw om 15:16 uur. De zes tassen zijn tijdens de doorzoeking van de woning van de medeverdachte in beslag genomen. Blijkens later verricht forensisch onderzoek bestaat de inhoud van de zes tassen uit 100 blokken cocaïne met de opdruk “U.C.K”.
Op de telefoon van verdachte is een foto aangetroffen, gemaakt op 17 mei 2023 om 16:25 uur, waarop de inhoud is te zien van één van de eerder die dag naar de woning gebrachte zes tassen. De inhoud bestaat uit blokken met de opdruk “U.C.K.”.
De rechtbank oordeelt op basis van het voorgaande dat het niet anders kan dan dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de woning van de medeverdachte.
De verklaring van verdachte dat hij dacht dat in de woning hasj aanwezig was en niet cocaïne beoordeelt de rechtbank eveneens als ongeloofwaardig. Blijkens de berichtgeving van verdachte aan zijn vrouw op 17 mei 2023 om 16:32 uur, wist verdachte dat de waarde van de verdovende middelen 2 miljoen was, welk bedrag overeenkomt met de waarde van de hoeveelheid cocaïne die is aangetroffen in de woning en niet met een dergelijke hoeveelheid hasj, zoals hij zelf heeft aangevoerd.
4.3.2
Machtssfeer
Het verweer van de verdediging dat de verdachte geen beschikkingsmacht had over de aangetroffen cocaïne, wordt eveneens verworpen. Voor de beantwoording van de vraag of een verdachte opzettelijk drugs aanwezig heeft gehad is het niet doorslaggevend aan wie die drugs toebehoren. Evenmin hoeft sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen. Voldoende is dat de drugs zich in de machtssfeer van de verdachte hebben bevonden en dat de verdachte ten tijde van het delict wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen. Aan die eisen is ruimschoots voldaan, omdat verdachte op 17 mei 2023 van 16:10 uur tot 17:09 uur, derhalve een uur lang alleen is geweest in de woning van de medeverdachte, wetende van de aanwezigheid van de drugs.
4.3.3
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat tussen verdachte en de medeverdachte en de onbekend gebleven personen een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan en dat verdachte ook een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Dit gelet op de frequentie van het betreden en het verlaten van de woning in zowel de periode van 4 tot en met 9 mei 2023 als op de dag dat de cocaïne naar de woning wordt gebracht en de verschillende contacten die verdachte op voorgaande data in en rondom de woning heeft, de foto die is aangetroffen van de canvas tas met daarin blokken met de opdruk “Messi”, terwijl een soortgelijke tas met daarin twee blokken cocaïne in de woning van de medeverdachte [medeverdachte] zijn aangetroffen, het feit dat op 17 mei de zes naar de woning gebrachte tassen gesloten waren tijdens de doorzoeking, terwijl op de foto, die zich in de mobiele telefoon van verdachte bevindt, één van deze tassen is geopend, en de berichtgeving van verdachte dat hij het huis met daarin de aanwezige cocaïne niet mag verlaten en 2 miljoen bewaakt. De rechtbank oordeelt dat verdachte aldus aan te merken is als medepleger van het aan hem ten laste gelegde feit.
Conclusie
Bewezen is dat verdachte samen met anderen de tenlastegelegde verdovende middelen opzettelijk aanwezig heeft gehad.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 17 mei 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer een netto hoeveelheid van 104,36 kilogram cocaïne.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een bewezenverklaring aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd van zes maanden waarvan de helft voorwaardelijk.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer een netto hoeveelheid 104,36 kilogram cocaïne in de woning van de medeverdachte. Gelet op de hoeveelheid kan het niet anders dan dat deze cocaïne bestemd is geweest voor de handel. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in cocaïne uitermate winstgevend is en de ervaring leert ook dat het dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, variërend van lichte verwervingscriminaliteit die veel schade en overlast veroorzaken, tot zware criminaliteit, zoals geweldsmisdrijven. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat veel gebruikers van verdovende middelen strafbare feiten plegen in het kader van de financiering van hun behoefte aan verdovende middelen. Dit zorgt voor maatschappelijke overlast en schade. Bovendien is het gebruik van verdovende middelen sterk verslavend en veroorzaakt het gebruik schade aan de gezondheid van gebruikers. Ook is het verontrustend dat woningen kennelijk worden benut als zogenoemde safehouses waarin grote hoeveelheden harddrugs worden bewaard. Hierdoor kunnen nietsvermoedende bewoners worden geconfronteerd met de bovengenoemde gevolgen van drugscriminaliteit. Daarnaast merkt de rechtbank op dat met de handel in harddrugs veel geld wordt verdiend. Niet zelden worden hierdoor personen – waaronder ook kansarme jongeren – in de verleiding gebracht om ook het criminele pad te kiezen. Dit heeft een ontwrichtend effect op de maatschappij. De verdachte is geheel aan deze gevolgen voorbij gegaan en de rechtbank rekent dit verdachte dan ook aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 9 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Verdachte is daarom een first offender.
In strafmatigende zin neemt de rechtbank mee dat uit het dossier naar voren komt dat verdachte als medepleger ten aanzien van het ten laste gelegde een beperktere en meer uitvoerende rol heeft gehad dan de medeverdachte.
De op te leggen straf
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor het bewezen verklaarde feit gekeken naar deze oriëntatiepunten. Daarin wordt voor het aanwezig hebben van meer dan 20 kilogram harddrugs een gevangenisstraf vanaf 36 maanden genoemd. De rechtbank stelt dat de ongeveer netto 104,36 kilo cocaïne die in de woning van de medeverdachte aanwezig was, een aanzienlijk grotere hoeveelheid betreft dan de 20 kilogram die in de LOVS wordt genoemd. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
Alles afwegende vindt de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf zoals die door de officier van justitie is geëist passend en legt die dan ook op.

10.Beslag

De rechtbank komt ten aanzien van het beslag tot het volgende oordeel.
Teruggave
Onder verdachte is een geldbedrag van € 1.720,00 in beslag genomen (omschrijving: PL1300-ADRBB23026_771910). Het in beslag genomen geld dient te worden teruggegeven aan verdachte.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, derde lid, van de Opiumwet.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
Het in beslag genomen geldbedrag van € 1.720,00 (omschrijving: PL1300-ADRBB23026_771910).
Heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Smit. voorzitter,
V.V. Essenburg en rnr. A.W. van Gemert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. mr. S.M. Zoetelief, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 november 2023.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
4.1
[...]
4.2
[...]