In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Athora Netherlands N.V. en een werknemer, aangeduid als [eiser]. De werknemer vorderde een verklaring voor recht dat hij per 1 mei 2023 als boventallig moest worden aangemerkt in het kader van het Sociaal Plan Athora 2021-2023, als gevolg van een standplaatswijziging. De werknemer stelde dat zijn reistijd door deze wijziging meer dan 2,5 uur retour per dag bedraagt, wat volgens het Sociaal Plan zou leiden tot zijn boventalligheid.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de uitleg van de bepalingen in het Sociaal Plan conform de CAO-norm moet plaatsvinden, zoals geformuleerd door de Hoge Raad. De rechter oordeelde dat de werknemer niet als boventallig kan worden aangemerkt, omdat de voorwaarden van het Sociaal Plan niet zijn vervuld. De kantonrechter benadrukte dat de reistijd niet alleen moet toenemen, maar ook daadwerkelijk meer dan 2,5 uur retour per dag moet bedragen door de standplaatswijziging. De rechter concludeerde dat de werknemer in dit geval niet aan deze cumulatieve vereisten voldoet, aangezien zijn reistijd voor de wijziging al meer dan 2,5 uur bedroeg.
De rechter wees de vordering van de werknemer af en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Athora. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke voorwaarden in het Sociaal Plan en de noodzaak voor werknemers om aan alle vereisten te voldoen om als boventallig te worden aangemerkt. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.