ECLI:NL:RBAMS:2023:8419

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
10543861 CV EXPL 23-8253
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van het Sociaal Plan en de gevolgen van standplaatswijziging voor boventalligheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Athora Netherlands N.V. en een werknemer, aangeduid als [eiser]. De werknemer vorderde een verklaring voor recht dat hij per 1 mei 2023 als boventallig moest worden aangemerkt in het kader van het Sociaal Plan Athora 2021-2023, als gevolg van een standplaatswijziging. De werknemer stelde dat zijn reistijd door deze wijziging meer dan 2,5 uur retour per dag bedraagt, wat volgens het Sociaal Plan zou leiden tot zijn boventalligheid.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de uitleg van de bepalingen in het Sociaal Plan conform de CAO-norm moet plaatsvinden, zoals geformuleerd door de Hoge Raad. De rechter oordeelde dat de werknemer niet als boventallig kan worden aangemerkt, omdat de voorwaarden van het Sociaal Plan niet zijn vervuld. De kantonrechter benadrukte dat de reistijd niet alleen moet toenemen, maar ook daadwerkelijk meer dan 2,5 uur retour per dag moet bedragen door de standplaatswijziging. De rechter concludeerde dat de werknemer in dit geval niet aan deze cumulatieve vereisten voldoet, aangezien zijn reistijd voor de wijziging al meer dan 2,5 uur bedroeg.

De rechter wees de vordering van de werknemer af en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Athora. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke voorwaarden in het Sociaal Plan en de noodzaak voor werknemers om aan alle vereisten te voldoen om als boventallig te worden aangemerkt. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10543861 CV EXPL 23-8253
vonnis van: 28 november 2023
fno.: 47653

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. J. Bonnema
t e g e n

Athora Netherlands N.V.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Athora
gemachtigde: mr. S. Gadellaa.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • de dagvaarding van 10 mei 2023 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten en omstandigheden

1. Voor de feiten en omstandigheden wordt kortheidshalve verwezen naar de uitgangspunten zoals verwoord onder 1.1. tot en met 1.12. van de uitspraak van 19 juni 2023 van de voorzieningenrechter.

Vordering en verweer

2. [eiser] vordert, uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat hij per 1 mei 2023 als boventallig wordt aangemerkt in de zin van het Sociaal Plan Athora 2021-2023, als gevolg van de standplaatswijziging per 1 mei 2023, met veroordeling van Athora in de kosten van het geding.
3. [eiser] voert daartoe aan dat ten gevolge van de standplaatswijziging zijn reistijd toegenomen is en dat die meer dan 2,5 uur retour per dag bedraagt. Op grond van dat Sociaal Plan moet hij dan als ‘boventallig’ worden aangemerkt. Uitleg van de desbetreffende bepaling in het Sociaal Plan aan de hand van de door de Hoge Raad geformuleerde ‘CAO-norm’ is daarbij bepalend. Bovendien ging Athora bij haar adviesaanvraag aan de OR zelf ook uit van boventalligheid van [eiser] en is door een OR-lid verklaard dat hij boventallig is. In het verleden is door Athora het Sociaal Plan anders toegepast dan deze keer.
4. Athora is van mening dat de standplaatswijziging geen ingrijpende gevolgen heeft voor [eiser] en dat niet aan de cumulatieve vereisten van het Sociaal Plan is voldaan nu de reistijd van [eiser] niet meer dan 2,5 uur retour per dag ‘wordt’ omdat die voor 1 mei 2023 ook al meer dan 2,5 uur retour per dag bedroeg, en [eiser] destijds bij aanvang van zijn dienstverband vrijwillig voor die langere reistijd heeft gekozen. Dat Athora eerder een andere lijn heeft gevolgd, wordt ontkend en is niet onderbouwd en zou ook niet relevant zijn gelet op de door de Hoge Raad ontwikkelde uitleg-norm. Bovendien kan Athora niet verplicht worden eerdere fouten te herhalen. Athora wijst erop dat [eiser] in de praktijk slechts éénmaal per maand naar zijn nieuwe standplaats in Amsterdam reist, dat de extra reistijd na 1 mei 2023 slechts negen minuten bedraagt en hij een aanzienlijke reiskostenvergoeding ontvangt.

Beoordeling

5. Partijen zijn het er over eens dat de desbetreffende bepalingen uit het Sociaal Plan moeten worden uitgelegd conform de CAO-norm zoals die is geformuleerd door de Hoge Raad (arrest van 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2028:678). Dat daarbij ook nog meespeelt een eerder gevolgde gedragslijn van de werkgever volgt niet uit de jurisprudentie en ook niet uit het (eerdere) arrest van 25 november 2016 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2016:2687). De Hoge Raad heeft in dat arrest slechts geoordeeld dat als alle partijen in de procedure ook betrokken zijn geweest bij het opstellen van het sociaal plan, dat dan bij de uitleg van de bepalingen van dat sociaal plan ook de niet-openbare concepten daarvan en het advies van de OR bij dat plan, moeten worden betrokken. Noch [eiser] noch Athora waren bij het opstellen van het Sociaal Plan betrokken, zodat in deze procedure niet aan die door de Hoge Raad geformuleerde voorwaarde is voldaan. Alleen de CAO-norm is derhalve bepalend in dezen. Dat houdt in dat bij de uitleg de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst van de overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn.
6. De bepaling ter zake de standplaatswijziging luidt voor zover hier relevant:
“Indien de reorganisatie een wijziging van je standplaats betekent, volg je in principe je werk. Dit is alleen anders indien je reistijd voor woon-werkverkeer toeneemt en meer dan 2 ½ uur retour per dag wordt (…). Wil je ondanks de toegenomen reistijd tot meer dan 2 ½ uur retour per dag toch graag je functie op de nieuwe standplaats vervullen, dan kun je dit kenbaar maken (…). De status van boventalligheid vervalt dan (…).”
7. [eiser] betoogt dat hij gelet op voorgaande tekst boventallig is omdat zijn reistijd retour door de standplaatswijziging van Amstelveen naar Amsterdam is toegenomen en meer dan 2 ½ uur bedraagt. Volgens Athora impliceert het woord ‘wordt’ dat aan twee cumulatieve vereisten moet zijn voldaan, namelijk dat de reistijd retour toeneemt en meer dan 2 ½ uur zal gaan bedragen hetgeen zich bij [eiser] niet voordoet omdat deze voor de standplaatswijziging al meer dan 2 ½ uur bedroeg.
8. Een grammaticale uitleg van het woord ‘worden’ brengt mee dat daarmee gedoeld wordt op een situatie zoals die in de toekomst zal zijn en niet – zoals [eiser] stelt wanneer hij zegt dat daarvoor het woord ‘bedraagt’ dient te worden gelezen – dit ziet op een situatie die reeds bestaat. Daaruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat voor boventalligheid vanwege een standplaatswijziging nodig is dat de reistijd retour niet alleen toeneemt maar door de wijziging ook meer dan 2 ½ uur zal gaan bedragen, daar waar dat voorheen niet het geval was. Ook de zinsnede daaropvolgend: ‘de toegenomen reistijd tot meer dan 2 ½ uur retour per dag’ duidt erop dat een toename van de reistijd alleen onvoldoende is. Aanknopingspunten voor een andere uitleg biedt de tekst niet.
9. Voorts weegt mee dat het hier gaat om een uitzondering op de hoofdregel dat een werknemer bij een standplaatswijziging zijn werk volgt. Om een uitzondering ruimer uit te leggen dan de tekst veronderstelt, ligt niet voor de hand.
10. Ook als gekeken wordt naar de doelstelling van het Sociaal Plan, namelijk een regeling treffen voor die werknemers die ingrijpende gevolgen ondervinden van een reorganisatie, maakt vorenstaande niet anders. Ook al is de ingrijpendheid van die gevolgen niet als zelfstandig vereiste in het Sociaal Plan opgenomen, zoals [eiser] terecht heeft opgemerkt, vastgesteld wordt wel dat die er voor [eiser] niet zijn. Hij wordt door de standplaatswijziging slechts geconfronteerd met een bescheiden toename van zijn reistijd en werkt bovendien voornamelijk vanuit huis.
11. Het feit dat in het Sociaal Plan niet expliciet is opgenomen dat werknemers die reeds een reistijd retour hebben van meer dan 2 ½ uur retour van het Sociaal Plan zijn uitgesloten, brengt evenmin een andere uitleg mee. De systematiek van het Sociaal Plan is immers zo dat alleen wordt bepaald wie er wel onder vallen. Dat er groepen werknemers zoals bijvoorbeeld [eiser] niet onder het Sociaal Plan vallen, is inherent aan een dergelijke regeling en leidt evenmin tot een andere uitleg.
12. Uitleg van de desbetreffende bepalingen in het Sociaal Plan aan de hand van de bewoordingen, de kenbare ratio, strekking en systematiek volgens die CAO-norm wijst uit dat dit plan twee cumulatieve vereisten kent, te weten: a) de reistijd moet toenemen door de standplaatswijziging en: b) de reistijd moet meer dan 2,5 uur retour per dag worden. In het Sociaal Plan is immers met zoveel woorden bepaald (p. 8 Standplaatswijziging) dat, indien de reorganisatie een wijziging van de standplaats betekent, dat de werknemer ‘in principe’ zijn werk volgt, en: ‘Dat is alleen anders indien je reistijd voor woon-werkverkeer toeneemt en meer dan 2 ½ uur retour per dag wordt [ ]’. De tekst vervolgt dan met: ‘Wil je ondanks de toegenomen reistijd tot meer dan 2 ½ uur per dag [ ]‘. Aanknopingspunten voor een andere uitleg biedt de tekst niet.
13. Bovengenoemde uitleg (kortweg: ‘wordt’ betekent niet slechts: ‘bedraagt’) is ook de uitleg die de Toetsingscommissie in haar advies van 11 april 2023 heeft gegeven aan de desbetreffende bepaling uit het Sociaal Plan. De toetsingscommissie heeft ook nog aanleiding gezien om te toetsen aan de hardheidclausule van het plan, maar zij heeft overwogen dat van een evident onbillijke situatie niet is gebleken. Ook in de onderhavige procedure heeft [eiser] niet betoogd (terwijl dat door Athora wel is ontkend: zie onder 4.) dat sprake is van een evident onbillijke situatie.
14. Dat Athora bij de adviesaanvraag aan de OR zelf ook er van uitging dat [eiser] boventallig zou zijn en dat een OR-lid heeft gezegd dat [eiser] boventallig is, maakt niet dat Athora gehouden is in weerwil van de vereisten van het Sociaal Plan [eiser] toch als boventallig aan te merken. Het betreft hier geen ongeclausuleerde toezeggingen van daartoe bevoegde personen aan welke toezeggingen Athora op grond van het vertrouwensbeginsel of op grond van bijvoorbeeld goed werkgeverschap, gehouden kan worden.
15. Nu Athora terecht [eiser] niet als boventallig als bedoeld in het Sociaal Plan heeft aangemerkt, moet de gevorderde verklaring voor recht worden afgewezen.
16. Omdat [eiser] in het ongelijk wordt gesteld, zal hij veroordeeld worden tot vergoeding van de proceskosten aan de zijde van Athora.
17. Beslist wordt derhalve als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:
- wijst af de gevorderde verklaring voor recht;
- veroordeelt [eiser] tot vergoeding van de kosten van deze procedure aan de zijde van Athora, welke kosten dezerzijds begroot worden op € 793,00 voor zover van toepassing inclusief btw;
- veroordeelt [eiser] tot de nakosten, dezerzijds begroot op € 66,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
- verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2023, in aanwezigheid van de griffier.
de griffier de kantonrechter