ECLI:NL:RBAMS:2023:857

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
C/13/721761 / HA ZA 22-647
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van rechtsvordering tot negatieve verklaring voor recht in vervoerszaak onder het CMR-verdrag

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen DSV c.s. en Huawei c.s. over de aansprakelijkheid voor de vermissing van 300 mobiele telefoons tijdens een transport. De partijen hebben een raamovereenkomst gesloten waarin de aansprakelijkheid van de vervoerder is beperkt. Huawei heeft op 2 februari 2021 aangifte gedaan van de vermissing, maar DSV c.s. betwist dat de schade is ontstaan tijdens het vervoer. DSV c.s. heeft op 5 juli 2022 een dagvaarding uitgebracht, maar Huawei c.s. stelt dat de vordering is verjaard. De rechtbank heeft de verjaringstermijnen beoordeeld aan de hand van het CMR-verdrag, dat van toepassing is op het internationale vervoer van goederen. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van DSV c.s. zijn verjaard, omdat de dagvaarding te laat is uitgebracht. De rechtbank wijst de vorderingen af en veroordeelt DSV c.s. in de proceskosten van Huawei c.s.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/721761 / HA ZA 22-647
Vonnis van 22 februari 2023
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar het recht van het Verenigd Koninkrijk
DSV SOLUTIONS LTD,
gevestigd te Harwich, Verenigd Koninkrijk,
2. de rechtspersoon naar het recht van het Verenigd Koninkrijk
DSV ROAD LTD.,
gevestigd te Harwich, Verenigd Koninkrijk,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DSV ROAD B.V.,
gevestigd te Venlo,
4. de rechtspersoon naar het recht van het Verenigd Koninkrijk
DSV AIR & SEA LIMITED,
gevestigd te Harwich, Verenigd Koninkrijk,
eiseressen,
advocaat mr. J.L. Hoovers te Rotterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar het recht van het Verenigd Koninkrijk
HUAWEI TECHNOLOGIES (UK) LIMITED,
gevestigd te Reading, Verenigd Koninkrijk,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
CHINA PACIFIC PROPERTY INSURANCE CO. LTD,
zetelend te Shenzen, China,
gedaagden,
advocaat mr. H.G.D. Hoek te Rotterdam.
Partijen zullen hierna DSV c.s. en Huawei respectievelijk CPPI genoemd worden. Gedaagden zullen gezamenlijk Huawei c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 juli 2022, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 12 oktober 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 januari 2023 en de daarin vermelde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Huawei en DSV Solutions Ltd. (aanvankelijk Panalpina) hebben op 1 september 2019 een raamovereenkomst (hierna: de raamovereenkomst) gesloten op basis waarvan Huawei separate vervoersopdrachten geeft aan DSV Solutions Ltd. In artikel 8 van de raamovereenkomst staat dat de vervoerder aansprakelijk is bij schade of verlies van het vervoer, voor een maximum van $ 2.500 per keer, met een maximum van $ 250.000 per jaar.
2.2.
Tevens is in de raamovereenkomst een forumkeuze gemaakt voor de gerechten in Engeland en Wales voor geschillen die uit de raamovereenkomst volgen en is een rechtskeuze gemaakt voor het recht van Engeland en Wales.
2.3.
Huawei heeft een zending van 2500 mobiele telefoons (hierna: het Vervoer) verpakt op 12 pallets verscheept van Verenigd Koninkrijk naar Nederland. Het totaalgewicht was 1652 kg. Het Vervoer heeft op of omstreeks 19 november 2020 plaatsgevonden vanuit een opslaglocatie in Feltham (Verenigd Koninkrijk) naar een opslaglocatie van DSV Solutions Nederland B.V. aan de Durbanweg 31 in Amsterdam.
2.4.
Bij de stukken bevindt zich de vrachtbrief van het Vervoer van 24 november 2020. Als afzender staat vermeld DSV Road Ltd. te Essex. Als afleveradres staat vermeld DSV Solutions Nederland BV te Amsterdam. Als ontvanger staat eveneens DSV Solutions Nederland BV aangegeven. Verder staat als opmerking vermeld: “All of pallets received without straps!”.
Op 24 november 2020 zijn de goederen afgeleverd in Amsterdam, waarbij voorgenoemde vrachtbrief en een
delivery noteis getekend voor ontvangst.
2.5.
Op 2 februari 2021 heeft Huawei aangifte gedaan bij de politie in het Verenigd Koninkrijk van vermissing van 300 telefoons. Blijkens de aangifte is zij daar op 12 januari 2021 achter gekomen. In de aangifte staat als schadebedrag opgenomen een bedrag van £ 150.848,64. Het totaalgewicht van de vermiste lading is 200 kg.
2.6.
Huawei heeft DSV Air Sea Ltd. aansprakelijk gehouden voor de vermissing van de 300 telefoons. Het schadebedrag is £ 150.848,64.
2.7.
Bij e-mail van 18 mei 2021 heeft [naam 1] van DSV Air & Sea Ltd. het volgende geschreven aan Huawei:
“(…) We are writing with reference to the above captioned claim.
After further review, we would like to remind you that the Participation Agreement made and entered into by and between Huawei Technologies (UK) Co., Ltd. And DSV Air & Sea Limited provides that DSV’s liability for loss of or damage to the cargo is limited to US £12,500 per incident and £62,500 in the annual aggregate.
DSV Air & Sea Limited is therefore prepared to dispose of this matter by way of a payment in the sum of
US £12,500in the hope this matter can now be resolved amicably and commercially.
This settlement offer is made entirely without prejudice to any rights, defenses, immunities or limitations of liability which DSV Air & Sea Limited may have in contract, statute, bailment or otherwise, all of which are herewith expressly reserved and none of which may be regarded as waived and should not be construed as an admission of liability of any kind whatsoever by DSV Air & Sea Limited. (…)”.
2.8.
Bij e-mail van 22 juni 2021 heeft [naam 2] van Huawei het volgende geschreven aan [naam 1] van DSV Air & Sea Ltd.:
“(…) Hi [naam 1] ,
Sorry for jumping into the email.
Regarding the accident report, this is our insurancy policy internally from HQ asking us to have it signed.
This is also for us to claim the loss over 12500GBP so it should not have any damage to DSV here.
So I would like to suggest to review it internally to see whether you can sign it, there is nothing to do with your insurance company as this is not for their use but for our use to our insurance company. (…)”.
2.9.
Op 14 september 2021 heeft [naam 1] van DSV Air & Sea Ltd. aan [naam 3] van Huawei een e-mail gestuurd met een rapport met gegevens.
2.10.
Bij brief van 7 juni 2022 heeft de advocaat van Huawei en van haar verzekeraar CPPI DSV Solutions Ltd. aansprakelijk gehouden en betaling verzocht van een bedrag van £ 165.933,50 (dat is het schadebedrag plus 10 procent, omdat de goederen verzekerd zouden zijn tegen 110% van hun waarde). Huawei c.s. baseert de aansprakelijkheid op ‘
breach of contract’, ‘
breach of bailment’ en ‘
wrongfull interference with goods’.
In die brief staat verder dat op 12 januari 2021 het personeel van DSV Solutions Ltd. de pallets opende en constateerde dat 300 telefoons ontbraken. Huawei heeft de telefoons getraceerd en is erachter gekomen dat één van de telefoons voor het eerst is geactiveerd op 21 november 2020.
2.11.
In Engeland loopt een procedure tussen Huawei c.s. als eiseressen tegen DSV Solutions Ltd. als gedaagde. Deze procedure is begonnen met een
Claim formvan 31 augustus 2022 van CPPI en van 21 september 2022 van Huawei bij de
High Court of Justice England and Wales.

3.Het geschil

3.1.
DSV c.s. vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
primair verklaart voor recht dat Huawei c.s., althans één van hen, in een eventuele schadevordering jegens DSV c.s. niet-ontvankelijk is, althans dat DSV c.s. niet aansprakelijk is jegens Huawei c.s., althans één van hen, ter zake de beweerdelijke schade met betrekking tot het Vervoer;
subsidiair verklaart voor recht dat DSV c.s. niet verder aansprakelijk is jegens Huawei c.s., althans één van hen, dan tot het bedrag van de aansprakelijkheidsbeperking ex artikel 23 van Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (hierna: het CMR-verdrag) van 8,33 SDR per ontbrekend kilogram brutogewicht, met veroordeling van Huawei c.s.
in de kosten.
3.2.
DSV c.s. legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Allereerst wijst zij erop dat CPPI in de rechten van Huawei gesubrogeerd is, dan wel dat de rechten van Huawei aan haar gecedeerd zijn. DSV c.s. heeft er om die reden belang bij om haar vorderingen ook jegens CPPI in te stellen.
DSV c.s. betwist dat de gestelde schade is ontstaan tijdens het Vervoer. Dit betekent dan ook dat zij primair niet aansprakelijk is voor de schade die het gevolg zou zijn geweest van de voornoemde vermissing. Voor zover zou komen vast te staan dat de gestelde schade is ontstaan tijdens het Vervoer, dan betreft de vermissing van de goederen een omstandigheid die DSV c.s. niet heeft kunnen verhinderen, zodat zij op basis van artikel 17 lid 2 CMR van aansprakelijkheid ontheven is.
Subsidiair, voor het geval zou worden geoordeeld dat DSV c.s. aansprakelijk is voor de gestelde schade als gevolg van de vermissing, is deze aansprakelijkheid volgens DSV c.s. op grond van artikel 23 CMR jo. artikel 25 CMR beperkt tot 8,33 SDR per verloren of beschadigde kilogram brutogewicht. Gelet op het gewicht van 200 kg zou het aansprakelijkheidslimiet onder de CMR uitkomen op SDR 1.666 (aldus € 2.125). Van opzet of schuld in de zin van artikel 29 CMR, hetgeen ertoe zou leiden dat DSV c.s. zich niet op artikel 23 jo. artikel 25 CMR kan beroepen, is geen sprake.
3.3.
Huawei c.s. voert verweer. Zij voert daartoe aan dat op grond van het verjaringsregime van het CMR-verdrag de vorderingen zijn verjaard op 25 november 2021. Ook voert zij aan dat DSV Air & Sea Ltd. niet als vervoerder betrokken was bij de uitvoering van het Vervoer van de telefoons, zodat DSV Air & Sea Ltd. op die grond geen belang heeft bij het instellen van de onderhavige vordering. Verder wijst Huawei c.s. erop dat de 300 telefoons niet in Nederland zijn aangekomen, althans niet in Amsterdam zijn afgeleverd. Zij beschikt over bewijs dat één van de gestolen telefoons al op 21 november 2020 is ingeschakeld, dat is drie dagen voor de toestellen in Nederland afgeleverd hadden moeten zijn.
Tot slot heeft Huawei c.s. aangevoerd dat DSV c.s. geen belang heeft bij haar vorderingen jegens Huawei, omdat Huawei haar rechten heeft overgedragen aan haar verzekeraar CPPI.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht

4.1.
Omdat meerdere partijen in het buitenland gevestigd zijn en het geschil mede over internationaal vervoer gaat, heeft deze zaak een internationaal karakter en moet de rechtbank ambtshalve beoordelen of zij rechtsmacht heeft.
4.2.
Artikel 1 van het CMR-verdrag bepaalt dat dit verdrag toepassing vindt op iedere overeenkomst voor het vervoer van goederen over de weg door middel van voertuigen, indien de plaats van inontvangstneming van de goederen en de plaats bestemd voor aflevering gelegen zijn in twee verschillende landen, waarvan tenminste één een bij het CMR-verdrag partij zijnde land is.
In dit geval is er een raamovereenkomst. Dit is een overeenkomst voor internationaal vervoer van goederen, te weten mobiele telefoons, over de weg, en liggen de plaatsen van inontvangstneming en aflevering in landen die partij zijn bij het CMR-verdrag (Verenigd Koninkrijk respectievelijk Nederland). Dit betekent dat het CMR-verdrag van toepassing. Partijen zijn het hier ook over eens.
4.3.
Artikel 31 lid 1 van het CMR-verdrag luidt als volgt:
“1 Alle rechtsgedingen, waartoe het aan dit Verdrag onderworpen vervoer aanleiding geeft, kunnen door de eiser behalve voor de gerechten van de bij dit Verdrag partij zijnde landen, bij beding tussen partijen aangewezen, worden gebracht voor de gerechten van het land op het grondgebied waarvan:
a) de gedaagde zijn gewone verblijfplaats, zijn hoofdzetel of het filiaal of agentschap heeft, door bemiddeling waarvan de vervoerovereenkomst is gesloten, of
b) de plaats van inontvangstneming der goederen of de plaats bestemd voor de aflevering der goederen, is gelegen;
zij kunnen voor geen andere gerechten worden gebracht.”.
4.4.
Aangezien Nederland het land is waar de goederen zijn afgeleverd, is deze rechtbank op grond van artikel 31 lid 1 sub b CMR bevoegd. De rechtbank heeft weliswaar geconstateerd dat in de raamovereenkomst een forumkeuze is gemaakt voor het gerecht in Verenigd Koninkrijk en Wales, maar nu Huawei c.s. daar niet (voor alle weren) een beroep op heeft gedaan, gaat de rechtbank hieraan voorbij.
Op grond van artikel 7 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de rechtbank ook bevoegd ten aanzien van CPPI. De vorderingen tegen Huawei en CPPI hebben een zodanige samenhang dat het doelmatig is om deze gezamenlijk te behandelen.
Inhoudelijk
4.5.
DSV c.s. vordert primair en subsidiair verklaringen voor recht dat zij – kort gezegd – niet aansprakelijk is voor schade jegens Huawei c.s. althans niet verder aansprakelijk is dan tot het bedrag van de aansprakelijkheidsbeperking ex artikel 23 CMR. Huawei c.s. heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat de vorderingen van DSV c.s. zijn verjaard. DSV c.s. heeft betwist dat er sprake is van verjaring, omdat de verjaringstermijn is gestuit, dan wel is geschorst dan wel is verlengd. Volgens DSV c.s. heeft zij tijdig de dagvaarding uitgebracht.
4.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 32 CMR luidt als volgt:
“1 De rechtsvorderingen, waartoe een aan dit Verdrag onderworpen vervoer aanleiding geeft, verjaren door verloop van een jaar. In geval van opzet of van schuld, welke volgens de wet van het gerecht, waarvoor de vordering aanhangig is, met opzet gelijkgesteld wordt, is de verjaringstermijn drie jaar. De verjaring loopt:
a) in geval van gedeeltelijk verlies, beschadiging of vertraging, vanaf de dag, waarop de goederen zijn afgeleverd;
b) in geval van volledig verlies, vanaf de dertigste dag na afloop van de bedongen termijn of, bij gebreke van zulk een termijn, vanaf de zestigste dag na de inontvangstneming van de goederen door de vervoerder;
c) in alle andere gevallen, na afloop van een termijn van drie maanden na de sluiting der vervoerovereenkomst.
De hierboven als begin van de verjaring aangegeven dag wordt niet begrepen in de verjaringstermijn.
2 Een schriftelijke vordering schorst de verjaring tot aan de dag, waarop de vervoerder de vordering schriftelijk afwijst en de daarbij gevoegde stukken terugzendt. In geval van gedeeltelijke aanvaarding van de vordering hervat de verjaring haar loop alleen voor het deel van de vordering, dat betwist blijft. Het bewijs van ontvangst van de vordering of van het antwoord en van het terugzenden der stukken rust op de partij, die dit feit inroept. Verdere, op hetzelfde onderwerp betrekking hebbende vorderingen schorsen de verjaring niet.
3 Met inachtneming van de bepalingen van het tweede lid, wordt de schorsing van de verjaring beheerst door de wet van het gerecht waarvoor de zaak aanhangig is. Hetzelfde geldt voor de stuiting van de verjaring.
4 Een verjaarde vordering kan ook niet meer in de vorm van een vordering in reconventie of van een exceptie worden geldend gemaakt.”.
4.7.
Op grond van artikel 32 lid 1 CMR verjaren rechtsvorderingen door verloop van een jaar. Ook een negatieve verklaring voor recht zoals nu door DSV c.s. gevorderd valt onder de hierbedoelde rechtsvorderingen (zie HR 18 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI6315,
NJ2010/481). De verjaring loopt in geval van gedeeltelijk verlies, zoals hier het geval is, vanaf de dag waarop de goederen zijn afgeleverd. Omdat de goederen zijn afgeleverd op 24 november 2020 is dus op de daaropvolgende dag de verjaringstermijn van een jaar gaan lopen.
4.8.
DSV c.s. heeft Huawei c.s. gedagvaard op 5 juli 2022. Volgens Huawei c.s. was de vordering van DSV c.s. toen al verjaard.
DSV c.s. heeft allereerst aangevoerd dat de verjaring is gestuit bij e-mail van 18 mei 2021. Lid 3 van artikel 32 CMR bepaalt dat de stuiting van de verjaring wordt beheerst door de wet van het gerecht waarvoor de zaak aanhangig is. Artikel 3:317 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Uit de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II, 1992-1993, 22 486 nr.5 pag. 4)
volgt dat voor stuiting niet van belang is welke eis wordt ingesteld. Een vordering tot een verklaring voor recht heeft stuitende werking ten aanzien van de onderliggende vordering tot betaling van schadevergoeding. Dit brengt met zich mee dat een rechtsvordering tot een verklaring voor recht dat DSV c.s. niet aansprakelijk is jegens Huawei c.s. ter zake de beweerdelijke schade met betrekking tot het Vervoer, onder lid 1 van artikel 3:317 BW valt. Deze verklaring voor recht houdt verband met de vraag of DSV c.s. gehouden is schadevergoeding te betalen (en dat betreft een rechtsvordering tot nakoming, uit hoofde van ofwel de vervoersovereenkomst ofwel onrechtmatige daad). Huawei voert echter aan dat op dat moment al sprake was van verjaring.
4.9.
DSV Air & Sea Limited heeft naar het oordeel van de rechtbank bij e-mail van 18 mei 2021 ondubbelzinnig haar recht op nakoming van een verplichting tot schadevergoeding voorbehouden. Dit volgt duidelijk uit de tekst (zie 2.7) waarbij zij een beroep doet op de schadebeperking uit de raamovereenkomst. Huawei c.s. heeft terecht aangevoerd dat er alleen namens DSV Air & Sea Limited is gestuit. Er is door de andere DSV-entiteiten (eiseressen 1 t/m 3) geen stuitingsbrief gestuurd.
Door de stuiting is een nieuwe verjaringstermijn van een jaar gaan lopen. DSV Air & Sea Limited diende dus uiterlijk 19 mei 2022 Huawei c.s. te dagvaarden. Dat heeft zij niet gedaan. Door DSV c.s. is ook geen andere stuitingshandeling verricht tussen 18 mei 2021 en 19 mei 2022, zodat er geen nieuwe verjaringstermijn is aangevangen. DSV c.s. heeft weliswaar gewezen op de correspondentie die tussen DSV c.s. en Huawei c.s. heeft plaatsgevonden en dat deze heeft geduurd tot 14 september 2021, maar deze correspondentie ging over het sturen van een rapport met gegevens over het Vervoer en kan dus niet als een stuitingshandeling worden aangemerkt.
4.10.
Ten tweede heeft DSV c.s. aangevoerd dat de verjaring is geschorst in de zin van artikel 32 lid 2 CMR. De in artikel 32 lid 2 CMR bedoelde situatie doet zich hier echter niet voor. De schorsingsregeling geldt blijkens de tekst van lid 2 alleen voor vorderingen die onder het CMR kunnen worden ingesteld tegen de vervoerder. Nu DSV c.s. zelf de vervoerder is en een vordering heeft ingesteld, kan zij zich niet beroepen op deze schorsingsregeling.
4.11.
Ten derde heeft DSV c.s. aangevoerd dat er een grond bestaat voor verlenging van de verjaringstermijn, namelijk artikel 3:321 onder f BW. Huawei c.s. zou als schuldeiser de schuldenaar DSV c.s. hebben misleid. Huawei (c.s.) heeft immers bij inontvangstname geen melding gemaakt van vermissing van enige goederen. Pas in februari 2021 rapporteert Huawei (c.s.) de vermissing bij de politie en krijgt DSV c.s. dat te weten. Dan verzoekt Huawei (c.s.) in juni 2021 om ondertekening van een
accident reportom interne doeleinden, waarbij Huawei (c.s.) opmerkt zonder
‘any damage to DSV’. Hiermee erkent Huawei (c.s.) dat DSV geen schade zou treffen voor het meerdere boven GBP 12.500. Daarna komt de brief van [naam 4] van 7 juni 2022. Huawei c.s. heeft daarmee het bestaan van een vordering op DSV c.s. verborgen gehouden en in de stellingen van Huawei c.s. net zolang gewacht totdat voor DSV c.s. de verjaring zou zijn ingetreden, aldus DSV c.s.
4.12.
Huawei c.s. heeft het voorgaande weersproken.
4.13.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 3:320 BW bepaalt dat wanneer een verjaringstermijn zou aflopen tijdens het bestaan van een verlengingsgrond of binnen zes maanden na het verdwijnen van een zodanige grond, de termijn voortloopt totdat zes maanden na het verdwijnen van die grond zijn verstreken. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat de onder f van artikel 3:321 BW bedoelde verlengingsgrond zich voordoet. Daarvoor is vereist dat de schuldenaar opzettelijk het bestaan van de schuld of de opeisbaarheid daarvan heeft verborgen gehouden aan de schuldeiser, bijvoorbeeld door het opzettelijk verborgen houden van (rechts)feiten die de grond vormen voor het bestaan van de vordering. DSV c.s. wordt hier geconfronteerd met een rechtsvordering die zij niet verwachtte, maar dat is geen rechtsfeit dat aan de vordering ten grondslag is gelegd. Het bestaan van de mogelijkheid van een schadevergoedingsclaim van Huawei of haar verzekeraar tegen DSV c.s. was bij DSV c.s. bekend. DSV c.s. is in dit verband de schuldenaar en niet de schuldeiser. Van verlenging van de verjaringstermijn is daarom geen sprake.
4.14.
Tot slot heeft DSV c.s. ook nog gewezen op de andere door Huawei c.s. ingeroepen rechtsgronden. Uit de brief van [naam 4] van 7 juni 2022 blijkt dat Huawei c.s. zich beroept op
‘contract, bailment, wrongfull interference, tort’. DSV c.s. heeft ter zitting verzocht om aan de primair gevorderde verklaring voor recht toe te voegen dat DSV c.s. ook niet aansprakelijk is uit hoofde van
bailment of tort. Voor deze gronden geldt dat de verjaringstermijnen nog niet zijn verstreken, aldus DSV c.s.
De rechtbank gaat hieraan voorbij. DSV c.s. heeft dit op zitting gedaan en heeft dit nauwelijks onderbouwd. Er is dan ook geen enkel debat gevoerd over deze rechtsgronden. Daarom is dit in strijd met de goede procesorde.
4.15.
De conclusie is dat de verjaringstermijn dus ten aanzien van eiseressen 1 t/m 3 is verstreken op 25 november 2021 en ten aanzien van DSV Air & Sea Limited op 19 mei 2022. De primaire en subsidiaire vordering van DSV c.s. waren dus verjaard, toen DSV c.s. op 5 juli 2022 de dagvaarding uitbracht. Dit betekent dat de vorderingen reeds om deze reden niet kunnen worden toegewezen. Deze zullen worden afgewezen.
4.16.
De vraag welke eiseressen betrokken waren bij het Vervoer en of zij allemaal belang hebben bij het instellen van de vorderingen kan in het midden gelaten worden. Hetzelfde geldt voor de vraag of DSV c.s. vanwege de subrogatie nog belang heeft bij haar vorderingen tegen Huawei en of zij wel betrokken is bij de vermissing van de telefoons.
De proceskosten
4.17.
DSV c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Huawei c.s. worden begroot. Deze worden aan de zijde van Huawei c.s. begroot op
  • griffierecht € 676,00
  • salaris advocaat
€ 1.872,00
De nakosten
4.18.
Tevens zal DSV c.s. in de nakosten worden veroordeeld op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt DSV c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Huawei c.s. tot op heden begroot op € 1.872,00,
5.3.
veroordeelt DSV c.s. in de na dit vonnis aan de zijde van Huawei c.s. ontstane nakosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 91,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning, rechter, bijgestaan door mr. P. Palanciyan, griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2023.