ECLI:NL:RBAMS:2023:8782

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
c/13/727535 FARK 228304
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening zorgmachtiging na vernietiging eerdere beschikking en terugverwijzing door de Hoge Raad

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 november 2023 een beschikking gegeven inzake de verlening van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1982. Dit volgde op een verzoek van de officier van justitie, na een eerdere beschikking van 20 januari 2023 die door de Hoge Raad was vernietigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet bereid was om zich te laten horen, ondanks pogingen van zijn advocaat om contact te leggen. Tijdens de zitting op 1 november 2023 heeft de rechtbank de advocaat de gelegenheid gegeven om namens de betrokkene te pleiten, terwijl de betrokkene zelf telefonisch contact heeft gehad met de rechtbank.

De rechtbank heeft de omstandigheden rondom de eerdere beschikking beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende grond was voor de verlening van de zorgmachtiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene leed aan een psychische stoornis, die zijn gedrag en de situatie ernstig beïnvloedde. Er was sprake van verwaarlozing, psychische schade en een gevaar voor de algemene veiligheid. De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg onderbouwd en de verzochte maatregelen goedgekeurd, waaronder medicatietoediening en beperkingen in de bewegingsvrijheid. De zorgmachtiging is verleend voor een periode van zes maanden, met de mogelijkheid tot verlenging indien nodig.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/727535 / FA RK 22-8304
kenmerk: ZM / IND / 94365
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 22 november 2023naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: voorheen mr. J.J.W. Vos, thans mr. L.M.A. Schwartz;
zorgaanbieder: Arkin.

1.Procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 30 december 2022;
  • het proces-verbaal van de zitting van deze rechtbank van 20 januari 2023;
  • de beschikking van deze rechtbank van 20 januari 2023;
  • de conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad van 19 juni 2023
  • het arrest van de Hoge Raad van 15 september 2023.
1.2.
De verdere mondelinge behandeling van het verzoek na terugverwijzing door de Hoge Raad heeft plaatsgevonden op 1 november 2023 in het gebouw van de rechtbank. Daarbij zijn gehoord:
  • de advocaat;
  • A. Meintjes, psychiater.
1.3.
Betrokkene is niet op de rechtbank verschenen. De advocaat heeft meegedeeld dat hij er alles aan heeft gedaan om contact te krijgen met betrokkene, dat wil zeggen per sms, brief en Instagram, maar dat dit niet is gelukt tot een dag voor de zitting. Betrokkene belde de advocaat toen hij op weg was naar het huisadres van betrokkene, waarna de advocaat betrokkene 15 a 20 minuten heeft gesproken. Betrokkene heeft in dat gesprek meegedeeld dat hij naar de zitting zou komen, maar hij is er niet. De advocaat heeft net voor de zitting nog telefonisch contact gehad met betrokkene die hem vertelde dat hij zijn paspoort niet kon vinden en dat hij nog thuis was. De advocaat heeft hem toen gevraagd of hij nog wilde komen. Dat was niet het geval. Betrokkene heeft de advocaat gemachtigd om namens hem een standpunt in te nemen, zodat de behandeling van het verzoek niet hoeft te worden aangehouden. Gelet hierop heeft de rechtbank vastgesteld dat betrokkene niet in staat is om ter zitting te worden gehoord in deze zaak en ook niet gehoord wenst te worden. De rechtbank heeft daarop besloten om de mondelinge behandeling zonder het bijzijn van betrokkene voort te zetten en de advocaat in de gelegenheid te stellen namens betrokkene het woord te voeren. Teneinde nog een aantal vragen beantwoord te krijgen, heeft de griffier geprobeerd telefonisch contact te krijgen met betrokkene, maar hij nam zijn telefoon toen niet op. Uiteindelijk is het gelukt om tijdens de zitting telefonisch contact te leggen met betrokkene via de telefoon van de advocaat, aangezien betrokkene wel opnam toen hij werd gebeld met die telefoon . Vervolgens heeft hij na uitleg over de behandeling door de rechter vragen beantwoord, zijn standpunt nader toegelicht en heeft hij de verdere behandeling telefonisch bijgewoond.

2.Beoordeling

Termijn plannen zitting
2.1.
De rechtbank stelt vast dat de Hoge Raad op 15 september 2023 op het verzoek tot cassatie van de beschikking van deze rechtbank van 20 januari 2023 uitspraak heeft gedaan en dat die uitspraak op 18 september 2023 door de rechtbank is ontvangen. Vervolgens heeft op 1 november 2023 de mondelinge behandeling na terugverwijzing plaatsgevonden. Het uitgangspunt dat in beginsel binnen vier weken na een uitspraak van de Hoge Raad tot terugverwijzing een mondelinge behandeling zal plaatsvinden is dus overschreden. De rechtbank merkt hierbij op dat betrokkene, nadat hij door de rechtbank was opgeroepen voor een zitting op 9 oktober 20203 op 6 oktober 2023 – kort
weergegeven - aan de rechtbank heeft bericht dat hij meer tijd nodig had om zich op de zitting voor te bereiden en dat hij een andere advocaat wilde. Zijn verzoek om aanhouding is gehonoreerd met dien verstande dat betrokkene daarbij een korte termijn kreeg om een andere advocaat te zoeken. De rechtbank heeft hem twee namen van de piketlijst doorgegeven. Betrokkene heeft vervolgens op 9 oktober 2023 doorgegeven dat hij geen contact kon krijgen met de eerste advocaat van de twee. Op 12 oktober 2023 bleek vervolgens uit navraag door de rechtbank bij deze advocaat dat hij betrokkene niet bij kon staan omdat hij de stukken niet kreeg van betrokkene en hij geen contact opnam. Omdat daarna niets meer van betrokkene werd vernomen heeft de rechtbank hem op 16 oktober 2023 meegedeeld dat als zich die dag geen advocaat bij de rechtbank zou melden, een advocaat zou worden toegevoegd en dat in overleg met die advocaat een datum voor de zitting zou worden bepaald. Vervolgens heeft de rechtbank, nadat zij niets meer van betrokkene had vernomen, mr. Schwartz toegevoegd en de zitting in overleg met de advocaat gepland op 1 november 2023. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt deze gang van zaken de vertraging.
Standpunten
2.2.
De advocaat heeft ter zitting meegedeeld dat betrokkene de dag voor de zitting uitstekend klonk aan de telefoon. De advocaat dacht dat betrokkene ook zijn woning nog had. Betrokkene heeft verder meegedeeld dat hij niet voor de oproepbrief van de rechtbank voor de zitting van 20 januari 2023 heeft getekend, maar dat de bezorger dit zelf heeft gedaan waarna de brief bij hem in de bus is gestopt. De handtekening komt niet overeen met zijn handtekening. In januari 2023 is er op de zitting gezegd dat betrokkene niet open deed voor familie, de hulpverlening en de onafhankelijke psychiater. De vorige advocaat heeft toen om aanhouding gevraagd. De lat van de onderzoeksplicht ligt hoog. De Hoge Raad heeft hierover beslistgegeven en niet voor het eerst. De behandeling van het verzoek had moeten worden aangehouden. Er is in januari 2023 ten onrechte beslist tot toewijzing van het verzoek op basis van een niet actuele medische verklaring die is opgesteld door een psychiater die niet uit eigen waarneming betrokkene heeft onderzocht. Het is de vraag of betrokkene wel thuis was. Dit betekent dat het verzoek, ex tunc beoordeeld, moet worden afgewezen.
2.3.
De psychiater heeft ter zitting meegedeeld dat het verloop na de beschikking van 20 januari 2023 moeizaam is geweest. Er is een bed voor betrokkene gezocht en er is hem gevraagd contact op te nemen. Dat is niet gelukt. Op enig moment kwam betrokkene zomaar het kantoor binnen lopen. Hij was toen erg in de war en vermagerd. Hij wilde het dossier bekijken. Er is hem toen meegedeeld dat ze hem zouden gaan opnemen. Betrokkene wilde niet vrijwillig worden opgenomen. Betrokkene is vervolgens aangemeld voor opname. Dat duurde ongeveer een week of vijf en er is toen naar hem gezocht maar hij kon niet direct worden gevonden. Na de vijfde poging lukte dit wel. Betrokkene was ook bij de politie in beeld in verband met overlast die door hem werd veroorzaakt. In maart 2023 is betrokkene vervolgens opgenomen. Na twee weken was de psychose verbleekt, betrokkene was toen weer wat helderder, er was weer wat contact mogelijk met hem en hij kon zijn vrienden weer opzoeken. De opname is toen beëindigd. Na de opname wilde betrokkene niets meer met de hulpverlening te maken hebben. Hij verscheen niet op afspraken en het dossier is vervolgens in juni 2023 gesloten, aldus de psychiater.
Behandeling ex tunc
2.4.
De rechtbank stelt voorop dat de Hoge Raad de door deze rechtbank gegeven beschikking van
20 januari 2023 heeft vernietigd en het geding naar de rechtbank heeft terugverwezen ter verdere behandeling en beslissing. De bestreden beslissing betreft een machtiging die inmiddels is vervallen. Er is nadien geen nieuwe machtiging verleend voor betrokkene. Ingeval na cassatie en verwijzing opnieuw moet worden beslist over de verlening van een machtiging op een tijdstip dat binnen de geldigheidsduur van de (opnieuw) te verlenen machtiging valt, dient de rechtbank haar beslissing te nemen op basis van de feiten en omstandigheden die zich ten tijde van die beslissing voordoen (’ex nunc’). Daarvan is in nu echter geen sprake. Gelet op het voorgaande dient de rechtbank in het onderhavige geval te beoordelen of ten tijde van de vernietigde beslissing, op 20 januari 2023, voldoende grond bestond voor verlening van de verzochte zorgmachtiging (‘ex tunc’).
Vernietiging van de beschikking
2.5.
Blijkens de overwegingen van de Hoge Raad in zijn arrest van 15 september 2023 onder 3.1. en 3.4. bevat het cassatiemiddel meerdere klachten, van welke klachten slechts één door de Hoge is behandeld. De Hoge Raad overweegt op dit punt onder meer het volgende:
“[…]
Onderdeel 1 van het middel is gericht tegen het oordeel van de rechtbank (in rov. 2.1.) dat betrokkene niet bereid is zich te doen horen en dat bij aanhouding van het verzoek niet de verwachting is dat betrokkene zich tijdens een volgende mondelinge behandeling wel zal laten horen. Onderdeel 1.3. klaagt onder meer dat de rechtbank dit oordeel niet heeft kunnen baseren op de omstandigheid dat betrokkene de deur niet opendoet voor familie en hulpverleners en ook tweemaal niet heeft opengedaan voor een onafhankelijk psychiater, aangezien de rechtbank niet heeft vastgesteld dat betrokkene in die periode thuis was.
Art. 6:1 lid 1 Wvggz bepaalt dat de rechter de betrokkene hoort na ontvangst van het verzoekschrift voor een zorgmachtiging, tenzij de rechter vaststelt dat de betrokkene niet in staat is of niet bereid is zich te doen horen. Het gaat hier om meer dan hetgeen reeds voortvloeit uit het fundamentele beginsel van een behoorlijke rechtspleging dat iedere partij de gelegenheid moet krijgen om haar standpunt naar voren te brengen voordat de rechter een beslissing neemt. Ook dient immers zoveel mogelijk gewaarborgd te zijn dat aan iemand niet verplichte zorg kan worden opgelegd zonder dat hij, zo hij dit wenst, zelf door de rechter wordt gehoord. Het is tegen deze achtergrond dat de onderzoeksplicht van de rechter naar de bereidheid van de betrokkene om zich te doen horen en de motivering van zijn vaststelling dat die bereidheid niet aanwezig was, moeten worden beoordeeld.
De rechtbank heeft aan haar vaststelling dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen ten grondslag gelegd dat betrokkene de deur niet opendoet voor familie en hulpverleners en dat hij tweemaal de deur niet heeft opengedaan voor de onafhankelijke psychiater die hem in het kader van de procedure voor de zorgmachtiging heeft geprobeerd te onderzoeken. De rechtbank heeft echter niet vastgesteld dat betrokkene op deze momenten thuis was. Daarbij komt dat de advocaat van betrokkene ter zitting heeft verklaard dat hij geen contact heeft kunnen krijgen met betrokkene en dat hij het belangrijk vindt dat betrokkene wordt gehoord, en dat de advocaat om aanhouding heeft verzocht (zie hiervoor in 2.2). In het licht van deze omstandigheden heeft de rechtbank zonder nader onderzoek niet met voldoende zekerheid kunnen vaststellen dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. De hiervoor in 3.1 weergegeven klacht is dus terecht voorgesteld.
[…]”.
2.6.
De rechtbank stelt vast dat betrokkene ook bij de zitting van 1 november 2023 na terugverwijzing niet op de rechtbank is verschenen. Deze keer heeft hij de advocaat gemachtigd om namens hem een standpunt in te nemen. Daarnaast is uiteindelijk tijdens de zitting ook nog uitvoerig telefonisch contact geweest met betrokkene. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de omissie van de vernietigde beschikking hiermee is verholpen.
2.7.
Daarmee komt de rechtbank bij het verweer dat door de advocaat van betrokkene tijdens de zitting van 1 november 2023 is gevoerd dat in januari 2023 is beslist tot toewijzing van het verzoek op basis van een niet actuele medische verklaring die is opgesteld door een psychiater die niet uit eigen waarneming betrokkene heeft onderzocht en dat het de vraag is of betrokkene wel thuis was. Dit betekent dat het verzoek alsnog moet worden afgewezen, aldus de advocaat.
2.8.
Uit vaste jurisprudentie volgt dat de psychiater de betrokkene met het oog op de door hem af te geven medische verklaring - behoudens in noodsituaties - persoonlijk dient te onderzoeken, dat wil zeggen dat hij de betrokkene in een direct contact spreekt en observeert. Indien een persoonlijk onderzoek niet mogelijk is, dient de psychiater in zijn verklaring te verantwoorden waarom hij de betrokkene niet of slechts in beperkte mate heeft kunnen onderzoeken en op welke gronden hij, mede aan de hand van verkregen informatie van derden, niettemin tot de conclusie komt dat ten aanzien van de betrokkene is voldaan aan de wettelijke vereisten voor verplichte zorg.
2.9.
De rechtbank is van oordeel dat aan deze “formele vereisten” is voldaan, nu uit de medische verklaring blijkt dat een persoonlijk onderzoek niet mogelijk was en de onafhankelijk psychiater in de medische verklaring kort heeft verantwoord waarom hij betrokkene niet heeft kunnen onderzoeken, te weten dat betrokkene zowel op woensdag 21 december als donderdag 22 december 2022 om 09.00 uur niet heeft open gedaan. Betrokkene was vooraf schriftelijk geïnformeerd over het bezoek op 22 december 2022. Informatie van twee buurvrouwen van betrokkene, zijn zus, zijn bewindvoerder en de ambulant psychiater van betrokkene zijn vervolgens ten grondslag gelegd aan de conclusie van de onafhankelijk psychiater dat is voldaan aan de vereisten voor het verlenen van verplichte zorg. Ter zitting van 1 november 2023 is door de arts meegedeeld dat de gesprekken met de buren van betrokkene die in de medische verklaring zijn opgenomen, zijn gevoerd in december 2022 toen gesprekken met betrokkene niet lukten. Volgens de buren hadden zij de avond daarvoor wel wat gehoord en betrokkene ’s ochtends nog gezien. De arts heeft hier ter zitting nog aan toegevoegd dat er al sinds 2021 geprobeerd is hulp te verlenen aan betrokkene. In oktober 2022 bleek dat betrokkene heel psychotisch overkwam bij een zitting inzake curatele waar ook iemand van de zorgaanbieder aanwezig was. Toen daarna weer geen contact met betrokkene kon worden verkregen, is besloten om een zorgmachtiging te vragen.
2.10.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voldaan is aan de vereisten die aan een medische verklaring kunnen worden gesteld. De rechtbank overweegt hierbij tevens dat de medische verklaring, die is opgemaakt op 23 december 2022, ten tijde van de zitting van 20 januari 2023 voldoende actueel was.
2.11.
De rechtbank overweegt, gelet hierop, als ook op de stukken en hetgeen tijdens de zittingen van 20 januari 2023 en 1 november 2023 is besproken, in navolging en met overneming van de daarin vermelde gronden van de beschikking van 20 januari 2023, het volgende.
2.12.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene ten tijde van het verlenen van de zorgmachtiging op 20 januari 2023 leed aan een psychische stoornis, in de vorm van psychotisch toestandsbeeld in het kader van middelengebruik (amfetamine in de vorm van crystal meth). De rechtbank is van oordeel dat het middelengebruik van betrokkene van zodanige ernst is dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend wordt beïnvloed dat betrokkene het veroorzaakte nadeel niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis zijn nadeelvolle daden overwegend beheerst. Betrokkene is in enkele jaren fors afgegleden. Hij veroorzaakt overlast in de thuissituatie door onder andere ’s nachts te schreeuwen, spullen naar beneden te gooien en in het trappenhuis te urineren. Daarnaast isoleert hij zich, heeft hij financiële problemen en lukt het de hulpverlening al een jaar niet om bij hem binnen te komen. Er is in het verleden meerdere keren geprobeerd om betrokkene te behandelen voor zijn verslaving, maar deze behandelingen zijn niet van de grond gekomen vanwege aanhoudend middelengebruik en toenemende achterdocht. De zus en moeder van betrokkene maken zich zorgen. Betrokkene heeft sinds februari vorig jaar een curator. De lasten van betrokkene zijn hoger dan zijn inkomsten waardoor zijn spaargeld maandelijks minder wordt en zijn woning mogelijk verkocht zal moeten worden. Er dreigt dus dakloosheid. De rechtbank begrijpt dat er eerst geprobeerd gaat worden om het gesprek aan te gaan met betrokkene en gekeken zal worden of hij medicatie wil innemen. Als dit niet gelukt, zal worden overgegaan tot een opname.
2.13.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstige verwaarlozing;
- ernstige psychische schade;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.14.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.15.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. Van de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg, acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk:
- toedienen van medicatie voor de duur van zes maanden;
- verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening voor de duur van zes maanden;
- beperken van de bewegingsvrijheid telkens voor de duur van maximaal drie maanden;
- insluiten telkens voor de duur van maximaal zeven dagen;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene telkens voor de duur van maximaal zeven dagen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen telkens voor de duur van maximaal drie maanden;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten voor de duur van zes maanden. Deze vorm van verplichte zorg ziet op het nakomen van de afspraken tussen de ambulante behandelaren en betrokkene, zoals omschreven in het zorgplan;
- opnemen in een accommodatie telkens voor de duur van maximaal drie maanden.
2.16.
De rechtbank wijst tevens toe verplichte zorg in de vorm het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten voor de duur van zes maanden. Deze vorm van zorg ziet op het nakomen van de ambulante afspraken en is volgens de psychiater noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden.
2.17.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.18.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.19.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de in rechtsoverweging 2.15. genoemde maatregelen kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 20 juli 2023;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2023 door
mr. M.E.B. Terwee, rechter, bijgestaan door de griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.