Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De procedure
2.De feiten
De contacten onderhoudt en afspraken maakt met huisartsen in de regio met als oogmerk diagnostisch onderzoek voor hen uit te voeren.
Actief marketing, accountmanagement en relatiebeheer voert om de gynaecologische echo als dienstverlening onder de aandacht van huisartsen te brengen.
De front-office beheert voor patiënten en huisartsen waarbij gedacht wordt aan: website informatie, call centrum, maken van afspraken met patiënt, rapportage aan de huisarts etc.
De faciliteiten biedt om het gynaecologisch onderzoek en consult feitelijk uit te voeren zoals spreek- en onderzoeksruimte, apparatuur, ondersteuning met receptiefunctie, wachtruimte etc.
Afspraken maken met gynaecologen die de echo kunnen uitvoeren alsmede de consulten kunnen geven.
De contacten onderhoudt en afspraken maakt met de zorgverzekeraars.
De declaratie naar zorgverzekeraars of zorggroepen uitvoert.
(….)
[eisers] ontvangt de vergoeding in eerste instantie van de zorgverzekeraar,
Per consult zoals uitgevoerd door een bij Star-MDC werkzame gynaecoloog betaalt [eisers] Euro 45 door aan Star-MDC, en
Star-MDC ontvangt van [eisers] per consult 53% van het vigerende maaktarief plus honorariumtarief zoals [eisers] heeft afgesproken met de verzekeraars, minus EUR 45.”
In ziekenhuizen vinden veel echoconsulten plaats zoals die door [eisers] /STAR worden gedaan en die ook als DBC worden gedeclareerd. Er is een grijs gebied omtrent verrichtingen “op verzoek van de huisarts” (zou OVP moeten zijn) of “na verwijzing door” de huisarts (DBC).
In de tarieflijst OVP komen geen verrichtingen voor die ook maar in de buurt komen van de echoconsulten. Dat maakt het minder waarschijnlijk dat deze verrichtingen als OVP zouden moeten worden gedeclareerd.
Ik heb signalen opgevangen dat in het verleden afspraken zijn gemaakt tussen NVOG, huisartsen en zorgverzekeraars dat dit type verrichtingen als DBC kunnen worden gedeclareerd (…)
Er wordt gewerkt aan het concretiseren van de werkwijze die verduidelijken dat het hier een verrichting betreft “na verwijzing van” de huisarts. Er is een protocol opgesteld waarin onder andere staat dat de gynaecoloog bij het eerste contact met de cliënt vragen stelt en aan de hand daarvan bepaalt of en zo ja welk onderzoeken plaatsvinden. (…)
Er zijn contracten opgesteld tussen [eiser 2] en de betrokken gynaecologen. Hiermee wordt een meer directe relatie tussen [eiser 2] als verantwoordelijk ZBC en de uitvoering van de verrichtingen zichtbaar gemaakt.”
De beslissing van het OM maakt de kans van slagen voor een succesvolle terugvordering nihil. Daarom zal ik niet overgaan tot terugvordering van eventueel teveel gesubsidieerde consulten bij abortusklinieken in de periode vóór 2019.”
3.Het geschil
- verwijt 1: via een samenwerking met Star-MDC werd door Star-MDC geleverde eerstelijnsdiagnostiek in strijd met de wet door [eiser 2] gedeclareerd als gynaecologische consultaties; [eiser 2] declareerde voor een hoger tarief dan Star-MDC dat zelfstandig kon en de daarmee behaalde “winst” werd tussen [eiser 2] en STAR-MDC verdeeld;
- verwijt 2: [eiser 2] declareerde (buiten de samenwerking met Star-MDC) medisch specialistische zorg zonder dat medisch specialisten bij de verrichte handelingen betrokken waren;
- verwijt 3: [eiser 2] declareerde medisch specialistische zorg zonder de daarvoor vereiste geldige verwijzingen.
- verwijt 4:Er werden separate facturen verstuurd voor consulten, terwijl de vergoeding voor deze consulten waren inbegrepen in de vergoeding voor de zwangerschapsafbreking; er werd dus dubbel gedeclareerd;
- verwijt 5:Er werden te hoge en te lage tarieven, aanvullende bedragen en/of aanvullende prestaties in rekening gebracht voor zorg geleverd aan niet-Wlz-verzekerden.
intercompanyvorderingen en bancaire hoofdelijke aansprakelijkheid.
4.De beoordeling
Als ik naar de brondocumenten kijk, lijkt het er inderdaad op dat wij diagnostiek doen op verzoek van de eerste lijn en in dat geval geen DBC in rekening mogen brengen.”
verwijt 1).
verwijten 2 en 3).
“een consult waarop geen zwangerschapsonderbreking of overtijdbehandeling volgt”.
curatordient zich bij nadere akte op de rol van
5 april 2023uit te laten over de vraag tot welke terugvordering de onjuiste declaraties van [eiser 3] in verband met separate consulten heeft geleid. Dit ter beantwoording van de vraag of aan het criterium van objectieve wetenschap is voldaan.
[gedaagde]mag daar vervolgens op reageren op de rol van
vier weken later.
verwijt 5) niet gekwalificeerd worden als kennelijk onbehoorlijk bestuur. Zo is niet gebleken dat de regels voor niet-Wlz-verzekerden helder was, dat op dit punt [eiser 3] fout hebben gehandeld en dat [gedaagde] ter zake een verwijt kan worden gemaakt.
hetkennelijk onbehoorlijke bestuur
eenbelangrijke oorzaak is van het faillissement. Anders dan wel wordt betoogd, gaat het daarbij om het (onbehoorlijke) bestuur in zijn algemeenheid (en dus niet enkel de handeling die daaraan ten grondslag is gelegd) én is ook voldoende dat dit bestuur
eenbelangrijke oorzaak is (in plaats van de enige belangrijke oorzaak). Artikel 2:138 lid 4 BW geeft de rechter vervolgens de mogelijkheid het bedrag waarvoor een bestuurder aansprakelijk is te verminderen, gelet op de aard en de ernst van de onbehoorlijke taakvervulling, de andere oorzaken van het faillissement, de wijze waarop dit is afgewikkeld en de tijd dat de bestuurder in functie is geweest.
5 april 2023zodat de
curatorzich kan uitlaten over de omvang van de tekorten bij [eiser 2] en [eiser 3] . Daarbij dient hij tevens een reële, gemotiveerde inschatting te geven van de omvang van de vorderingen zoals hij die verwacht te erkennen. Op delfde rol zal
[gedaagde]zich kunnen uitlaten over de omvang van de aanwezige verzekeringsdekking. Op de rol van
vier weken latermogen
beide partijenop elkaars aktes reageren. Beide onderwerpen zijn van belang voor de vraag voor welk bedrag [gedaagde] veroordeeld kan worden. Op voorhand – met het oog op eventuele schikkingsonderhandelingen – overweegt de rechtbank dat er verschillende factoren zijn die maken dat een matiging voor de hand ligt, waaronder de niet heldere regelgeving voor abortusklinieken, de niet betwiste stelling dat [gedaagde] niet verrijkt is ten koste van de [eisers] en het feit dat [gedaagde] maar een beperkt deel van de drie jarig referentie periode bestuurder was.
5.De beslissing
5 april 2023voor het nemen van akte de zijde van de curator (r.o. 4.40 en 4.52) en [gedaagde] (4.52), en vier weken later voor akte om te reageren,