ECLI:NL:RBAMS:2023:897

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
C/13/719865 / HA ZA 22-525
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering in rekening-courant tegen crediteuren en Pauliana in faillissement

Op 16 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een civiele zaak waarin de curator van de failliete vennootschap [naam vennootschap] B.V. een vordering heeft ingesteld tegen [gedaagde] B.V. De curator vorderde de vernietiging van een boeking van een rekening-courantvordering van € 547.118,84 op [gedaagde] B.V. op grond van artikel 42 van de Faillissementswet, omdat deze boeking Paulianeus zou zijn. De curator stelde dat er geen zakelijke rechtvaardiging was voor het afboeken van deze vordering en dat dit benadeling van schuldeisers met zich meebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de curator terecht het standpunt heeft ingenomen dat de boeking Paulianeus was, omdat partijen niet over en weer schuldenaar en schuldeiser waren, waardoor verrekening niet mogelijk was. De rechtbank heeft de vordering van de curator toegewezen en [gedaagde] B.V. veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van vernietiging van de rechtshandeling. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van de curator toegewezen. De vordering van [gedaagde] om het beslag op het woonschip op te heffen is afgewezen, en de rechtbank heeft de curator in het gelijk gesteld in zijn vorderingen.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/719865 / HA ZA 22-525
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 16 februari 2023
in de zaak van
[eiser]
in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam vennootschap] B.V.,
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R.T. Mets te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H.M. Punt te Amsterdam.
Partijen worden hierna de curator en [gedaagde] genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ingevolge het vonnis van deze rechtbank van 30 november 2022.
Tegenwoordig zijn mr. R.H.C. Jongeneel, rechter, en mr. E.M. Hansen-Löve, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen
  • de curator,
  • mr. Mets voornoemd,
  • mr. K.A. Willms, advocaat te Amsterdam, als raadsvrouw van [gedaagde] .
In deze zaak heeft heden een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de zittingsaantekeningen van de griffier en de spreekaantekeningen van advocaten in het dossier zijn gevoegd. De rechter heeft bepaald dat de uitspraak mondeling zal worden gedaan.
De rechter doet de volgende uitspraak.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Gezien de samenhang van de vorderingen van de curator en de tegenvordering van [gedaagde] worden deze gezamenlijk behandeld.
1.2.
[naam] (hierna [naam] ) is modeontwerper. Aanvankelijk verrichtte hij zijn werkzaamheden in zijn eenmanszaak.
1.3.
Op 6 december 2019 zijn [naam vennootschap] B.V. en [gedaagde] opgericht. [naam] bracht zijn eenmanszaak in in [naam vennootschap] B.V. [gedaagde] is de financiële holding van [naam] en zij was bestuurder en enig aandeelhouder van [naam vennootschap] B.V. [naam] is bestuurder en enig aandeelhouder van [gedaagde] .
1.4.
Op 22 oktober 2019 is naar de zakelijke bankrekening van [naam] (die later is ingebracht in [naam vennootschap] B.V.) een bedrag van € 1.573.300 overgemaakt. Dit is in de boekhouding geboekt als “Verkopen buiten E.G.”.
1.5.
Tussen 29 oktober 2019 en 3 januari 2020 is € 463.557 vanaf de bankrekening van [naam] althans van [naam vennootschap] B.V. overgeboekt naar de bankrekening van “Diemer notariaat kroes mokkum”. In de grootboeken van [naam vennootschap] B.V. is dat bedrag doorgeboekt naar de grootboekrekening “R/C [gedaagde] B.V.”. In het grootboek over 2020 is een bedrag van € 547.118,84 “weggeboekt” naar de grootboekrekening “Crediteuren”.
1.6.
Op 3 januari 2020 is aan [gedaagde] een woonschip geleverd. Het koopcontract daartoe is getekend op 29 oktober 2019. De koopsom bedroeg € 460.000.
1.7.
Op 12 april 2022 is het faillissement van [naam vennootschap] B.V. uitgesproken met benoeming van de curator als zodanig.
1.8.
Na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft de curator op 30 mei 2022 conservatoir beslag gelegd op het woonschip.
1.9.
Bij brief van 21 juni 2022 aan [gedaagde] heeft de curator de weg- of afboeking althans kwijtschelding van de rekening-courant vordering van [naam vennootschap] B.V. op [gedaagde] , althans de daaraan ten grondslag liggende of daarmee verband houdende rechtshandeling(en) buitengerechtelijk vernietigd op grond van artikel 42 Faillissementswet (Fw).
1.10.
De curator vordert, samengevat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor zover hier van belang, primair
I. voor recht te verklaren dat het weg- of afboeken van de rekening-courantvordering van [naam vennootschap] B.V. op [gedaagde] van € 547.118,84, althans de daaraan ten grondslag liggende rechtshandeling op grond van artikel 42 Fw (faillissementspauliana) rechtsgeldig door de curator buitengerechtelijk is vernietigd, althans - voor zover vereist - dat het weg- of afboeken van de rekening-courantvordering van [naam vennootschap] B.V. op [gedaagde] van € 547.118,84, althans de daaraan ten grondslag liggende rechtshandeling alsnog te vernietigen en
II. [gedaagde] te veroordelen om aan de curator € 547.118,84 te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2020, althans de dag van dagvaarding tot aan de dag der voldoening,
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
De curator heeft subsidiaire, meer subsidiaire en uiterst subsidiaire vorderingen ingesteld, waaraan niet wordt toegekomen.
1.11.
De curator heeft aan zijn vorderingen kort gezegd ten grondslag gelegd dat er geen zakelijke rechtvaardiging is voor het kwijtschelden of afboeken van een rekening-courantvordering van € 547.118,84 op [gedaagde] en dat sprake was van een onverplichte rechtshandeling en wetenschap van benadeling van schuldeisers. Hij heeft die rechtshandeling(en) daarom vernietigd. Aldus steeds de curator.
[gedaagde] heeft betwist dat sprake was van een onverplichte rechtshandeling: [naam vennootschap] B.V. was een management fee en vergoeding van werkzaamheden in verband met ontwerpopdrachten aan [gedaagde] verschuldigd. Daarnaast moest zij het bedrag van ruim € 1,5 miljoen dat was ontvangen van de grote klant terugbetalen aan [gedaagde] . Zij mocht dus verrekenen.
1.12.
Vast staat dat betalingen hebben plaatsgevonden vanuit [naam vennootschap] B.V. aan een notariskantoor waarmee een woonschip is gekocht dat op naam van [gedaagde] is gekomen. Dit heeft ertoe geleid dat een vordering van [naam vennootschap] B.V. op [gedaagde] ontstond die in de rekening-courant is geboekt.
De betwiste boeking die vervolgens heeft plaatsgevonden is een boeking waarbij de vordering in rekening-courant op [gedaagde] is weggeboekt tegen crediteuren. Blijkens de ter zitting gegeven toelichting was dit geen vordering in de boekhouding van [gedaagde] maar een vordering van Werk GmbH wegens geleverde kleding. Dat betekent dat partijen niet over en weer schuldenaar en schuldeiser waren zodat verrekening niet mogelijk was. De curator heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat deze boeking Paulianeus is en dat de schuldeisers hierdoor benadeeld worden. Hij heeft deze boeking terecht vernietigd.
Dat betekent dat de vordering van [naam vennootschap] B.V. op [gedaagde] nog steeds bestaat. Dat geldt ook voor de vordering van Das Werk GmbH op [naam vennootschap] B.V. De primaire vordering van de curator wordt toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom zal worden toegewezen vanaf de vernietiging op 21 juni 2022.
1.13.
Nu [naam] directeur en aandeelhouder is van zowel Werk GmbH als van [gedaagde] en [naam vennootschap] B.V. is voorstelbaar dat hij deze vennootschappen als één geheel heeft beschouwd. In het kader van een faillissement dient echter nauwkeurig per vennootschap de financiële positie te worden bepaald. Voornemens die niet zijn uitgevoerd, zoals het uitkeren van dividend of het in rekening brengen van een managementvergoeding kunnen daarbij geen rol spelen.
1.14.
De curator vordert € 5.410,59 voor buitengerechtelijke incassokosten. Hij heeft evenwel niet gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De vordering is dan ook niet toewijsbaar.
1.15.
Nu de primaire vordering van de curator wordt toegewezen, is er geen grond voor toewijzing van de vordering van [gedaagde] om het beslag op het woonschip op te heffen.
1.16.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 108,41 voor de dagvaarding, € 1.963,00 voor griffierecht en € 6.826,00 (2 punten x tarief € 3.413,00) voor salaris advocaat inzake de vordering in conventie en € 1.706,50 (1 punt x 0,5 x tarief € 3.413,00) voor salaris advocaat inzake de vordering in reconventie.
De beslagkosten (€ 993,49) worden toegewezen als gevorderd.
1.17.
De nakosten worden toegewezen als in de beslissing wordt vermeld.

2.De beslissing

De rechtbank
in conventie
2.1.
verklaart voor recht dat het weg- of afboeken van de rekening-courantvordering van [naam vennootschap] B.V. op [gedaagde] van € 547.118,84, althans de daaraan ten grondslag liggende rechtshandeling op grond van artikel 42 Fw rechtsgeldig door de curator buitengerechtelijk is vernietigd,
2.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan de curator € 547.118,84 (vijfhonderdzevenenveertig duizend honderdachttien euro en vierentachtig cent) te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 21 juni 2022 tot aan de voldoening,
2.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten (inclusief de beslagkosten) aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 9.890,90 vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf dit vonnis tot aan de voldoening,
in reconventie
2.4.
wijst het gevorderde af
2.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 1.706,50 vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf dit vonnis tot aan de voldoening,
in conventie en in reconventie
2.6.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis aan de zijde van de curator ontstane nakosten, begroot op € 271,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de bedoelde aanschrijving tot de voldoening,
2.7.
verklaart de veroordelingen in 2.2, 2.3, 2.5 en 2.6 uitvoerbaar bij voorraad,
2.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de rechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.