ECLI:NL:RBAMS:2023:952

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
C/13/725543 / FA RK 22-7227
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot eenhoofdig gezag en aanhouding omgangsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 februari 2023 een beschikking gegeven in een geschil tussen een moeder en een vader over het gezag en de omgang met hun minderjarige kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.I. Park, verzocht de rechtbank om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over hun oudste kind, [minderjarige 1], en om een omgangsregeling met de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. Stobbe, vast te stellen. De vader verzocht de rechtbank om gezamenlijk gezag over het jongste kind, [minderjarige 2], en om een omgangsregeling op te bouwen.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het verleden van huiselijk geweld door de vader en de impact daarvan op de moeder en de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het verzoek van de moeder toe te wijzen en het verzoek van de vader af te wijzen, gezien de huidige situatie waarin de vader geen contact heeft met de kinderen en de moeder problemen ondervindt bij het gezamenlijk uitoefenen van het gezag.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [minderjarige 1] klem of verloren raakt tussen de ouders, en heeft besloten om de moeder alleen met het gezag over [minderjarige 1] te belasten. Het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over [minderjarige 2] is afgewezen. De rechtbank heeft het verzoek tot omgang pro forma aangehouden voor zes maanden, in afwachting van de voortgang van de vader in zijn emotie-/agressieregulatie training en een aanvullend onderzoek door de Raad.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/725543 / FA RK 22-7227
Beschikking van 22 februari 2023 betreffende gezag en een omgangsregeling
in de zaak van:
[de moeder] ,
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. H.I. Park te Haarlem,
tegen
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.J. Stobbe te Utrecht.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van de moeder, ingekomen op 17 november 2022,
  • het verweerschrift tevens zelfstandig tegenverzoek van de vader,
  • de brief van 3 februari 2023 van de zijde van de moeder met bijlage.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 februari 2023.
Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • mevrouw [naam] , namens de Raad.
Op de mondelinge behandeling zijn door de moeder pleitnotities overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad, welke relatie is beëindigd.
Uit de moeder zijn geboren:
  • [minderjarige 1],
  • [minderjarige 2] ,
geboren te [minderjarige 2] op [geboortedatum 2] 2020.
2.2.
Deze minderjarigen zijn erkend door de vader.
2.3.
Partijen oefenen samen het ouderlijk gezag uit over [minderjarige 1] .
2.4.
De moeder is van rechtswege (alleen) belast met de uitoefening van het gezag over [minderjarige 2] .

3.3. Het verzoek, het verweer en het zelfstandig verzoek

3.1.
De moeder verzoekt de rechtbank te bepalen dat zij zal worden belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] , een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens.
3.2.
De vader voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek van de moeder. Als zelfstandig verzoek verzoekt de vader dat de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • de moeder en de vader gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige 2] ,
  • een omgangsregeling vaststelt met de volgende opbouw:
  • eerst 4 maal een uur, zo nodig onder begeleiding;
  • daarna 6 keer een middag;
  • daarna 6 keer een hele dag van 9.00 tot 17.00 uur;
  • daarna 6 keer een dag met overnachting;
  • tot slot een weekend per 14 dagen, een week tijdens de Kerstvakantie en twee weken gedurende de zomervakanties.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

Omgang
4.1.
De vader stelt dat hij bereid is om te doen wat nodig is om weer in contact te komen met zijn kinderen en om een rol te spelen in hun leven. De vader wil dat er een omgangsregeling wordt opgebouwd.
4.2.
De moeder meent dat de belangen van de kinderen zich tegen omgang met de vader verzetten. De moeder stelt dat de vader haar in het verleden ernstig heeft mishandeld. Desondanks heeft zij wel geprobeerd om het contact tussen de vader en de kinderen mogelijk te maken. De vader heeft meerdere keren de kans gehad om omgang met zijn kinderen te hebben, maar heeft het steeds laten afweten. Ook vorig jaar toen het Buurtteam was ingeschakeld, kwam de omgang niet van de grond omdat de vader het niet meer wilde. De moeder wil begeleide omgang tussen de vader en de kinderen overwegen, maar alleen als de vader hulp zoekt en in staat is om zijn emoties te reguleren.
4.3.
De Raad heeft de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om de door de vader verzochte omgang op dit moment af te wijzen. Na een eerder rapport in 2021 heeft de Raad de ouders geadviseerd om aan zichzelf te werken. De moeder heeft dat gedaan. Zij is naar een psycholoog gegaan voor traumatherapie en heeft een rustige thuissituatie voor de kinderen gecreëerd. De vader is destijds onder meer geadviseerd om een emotie-/ agressieregulatie training te volgen, maar heeft dat (nog) niet gedaan. De Raad vindt het nog steeds belangrijk dat de vader stappen gaat zetten in het reguleren van zijn emoties. De kinderen zijn op jonge leeftijd ooggetuigen geweest van huiselijk geweld. De vader moet leren zich in de hand te houden.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat de vader op dit moment aan zet is, voordat begeleide omgang aan de orde is. Partijen hebben een verleden waarbij aanwijzingen zijn van huiselijk geweld vanuit de vader, zowel fysiek als verbaal. Er is veel gebeurd tussen partijen. De moeder heeft hulp gezocht om dit een plek te geven en de kinderen een rustige basis te bieden. De vader heeft dit niet gedaan, hoewel de Raad hem wel dit dringende advies heeft gegeven. De rechtbank is het met de Raad eens dat het noodzakelijk is dat vader eerst aan de slag gaat met een emotie-/ agressieregulatie training, voordat het opstarten van omgang kan worden overwogen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader toegezegd daarmee te willen starten, op zeer korte termijn. De vader zal naar de huisarts gaan voor een doorverwijzing naar de emotie-/ agressieregulatie training van de Waag.
4.5.
De rechtbank zal daarnaast de Raad verzoeken een aanvullend onderzoek doen om te kijken of omgang in de toekomst mogelijk is en zo ja, onder welke voorwaarden.
Om de rechtbank te adviseren moeten de volgende vragen in het onderzoek worden betrokken:
  • Hoe is de situatie bij de vader en wat zijn de mogelijkheden van de vader om positief contact op te bouwen met de kinderen?
  • Wat is de draagkracht van de moeder om het contact tussen de kinderen en de vader te ondersteunen?
  • Is omgang met de vader in het belang van de kinderen en zo ja, onder welke voorwaarden?
  • Zijn er factoren die de omgang belemmeren?
  • Hoe zou de omgang onder begeleiding kunnen worden opgestart?
  • Hoe dient de regeling qua vorm en frequentie, in het belang van de kinderen vorm te worden gegeven?
  • Zijn er andere feiten en omstandigheden die de rechtbank bij haar oordeel moet betrekken?
4.6.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling laten weten dat zij voorafgaand aan het onderzoek zal nagaan of de vader gestart is met de training bij de Waag. De advocaat van de vader zal de Raad hiervan op de hoogte houden. Als het traject bij de Waag niet is opgestart, is een nader onderzoek immers niet zinvol. Als vader het traject heeft doorlopen kan dit worden betrokken bij het onderzoek door De Raad.
4.7.
De rechtbank zal het verzoek ten aanzien van de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen voor een periode van zes maanden pro forma aanhouden in afwachting van het traject van de vader en het nadere onderzoek door de Raad.
Gezag
4.8.
De moeder stelt dat zij en de vader niet in staat zijn om samen het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] uit te oefenen. [minderjarige 1] is klem en verloren geraakt. De moeder werd bedreigd door de vader, zij kampt met angst wanneer zij contact met hem moet opnemen. De belangen van [minderjarige 1] worden geschaad door de huidige situatie. Zo heeft zij geen legitimatiebewijs, waardoor zij niet kan worden ingeschreven bij een huisarts. Ook kan zij niet worden ingeschreven voor de crèche en de basisschool (zij wordt in oktober 4 jaar) en voorziet de moeder moeilijkheden voor de toekomst.
4.9.
De vader voert aan dat het toetsingscriterium voor het verzoek van de moeder is of er een ernstig risico is dat het kind klem of verloren dreigt te raken tussen de ouders. Omdat er geen contact tussen de ouders is, is daarvan geen sprake. Daarbij voert hij aan dat de vrouw niet duidelijk maakt op welke manier zij wordt gehinderd in de uitoefening van het gezag. Zij heeft de vader niet eerder gevraagd om een handtekening te zetten, voor bijvoorbeeld het legitimatiebewijs of de crèche.
De vader stelt daarnaast dat hij het gezamenlijk gezag over [minderjarige 2] wil hebben. Hij is geïnteresseerd in zijn zoon en het is de moeder die het contact steeds afhoudt.
4.10.
De Raad heeft geadviseerd om het verzoek van de moeder toe te wijzen en dus het verzoek van de vader af te wijzen. Het ouderlijk gezag houdt meer in dan alleen het zetten van een handtekening. Omdat er op dit moment geen sprake is van omgang – wat nu ook nog niet mogelijk is – kan de vader geen gezagsbeslissingen nemen omdat hij geen zicht heeft op het leven en het functioneren van de kinderen.
4.11.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag over hun kinderen belast zijn en blijven. Het is aan de ouders om zich, ook na de verbreking van hun relatie, in te spannen om het gezamenlijk gezag over hun kinderen uit te oefenen. Dat neemt niet weg dat zich situaties kunnen voordoen waarin het noodzakelijk is dat slechts één van de ouders het ouderlijk gezag uitoefent.
4.12.
Op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen kan de rechtbank volgens artikel 1:253n Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), voor zover hier van belang, het gezamenlijk gezag beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechtbank bepaalt dan aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarige kinderen toekomt. Op grond van artikel 1:253n, tweede lid BW, zijn de gronden van artikel 1:251a, eerste lid BW, van overeenkomstige toepassing. Dat betekent dat het gezamenlijk gezag kan worden beëindigd, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt, of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
4.13.
Feitelijk is al langere tijd sprake van een situatie waarin de moeder alleen de zorg en opvoeding van beide kinderen voor haar rekening neemt. Ondanks verschillende pogingen is er al heel lang geen contact tussen de vader en de kinderen. Er is op dit moment sprake van een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige 1] klem en verloren raakt tussen de ouders. Gebleken is dat de moeder problemen ervaart bij het gezamenlijk met de vader uitoefenen van het ouderlijk gezag. De moeder kan geen legitimatiebewijs voor [minderjarige 1] aanvragen en daardoor ondervindt zij problemen met het inschrijven bij een huisarts en voor de crèche. Tussen de ouders is op dit moment geen effectieve communicatie mogelijk. Daar komt bij dat de vader geen zicht heeft op hoe het met de kinderen gaat. Hij is feitelijk niet in staat om invulling te geven aan het ouderlijk gezag omdat hij niet betrokken is bij de kinderen en dus ook niet kan beoordelen wat in hun belang is. De vader heeft toegezegd te starten met een traject bij de Waag, wat mogelijk zal leiden tot omgang in de toekomst. Het is echter onzeker hoelang dat zal duren en of dat vervolgens inderdaad zal leiden tot het opstarten van het contact met de kinderen. Ondertussen zal de moeder beslissingen moeten nemen over de kinderen. Daarom zal de rechtbank het lopende traject niet afwachten en de moeder alleen met het gezag over [minderjarige 1] belasten.
Conclusie
4.14.
De rechtbank zal het verzoek met betrekking tot de omgang pro forma aanhouden voor de duur van zes maanden. De vader en de Raad worden verzocht uiterlijk op die datum de rechtbank te berichten over respectievelijk de voortgang van het traject van de vader en het onderzoek van de Raad.
4.15.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder met betrekking tot het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] toewijzen. Het zelfstandig verzoek van de vader zal worden afgewezen.
4.16.
De rechtbank houdt de beslissing over de proceskostenveroordeling aan.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van
[de vader], geboren te Curaçao op [geboortedatum 3] 1986, en belast
[de moeder]voortaan met de uitoefening van het eenhoofdig gezag over:
[minderjarige 1],
geboren te [minderjarige 2] op [geboortedatum 1] 2019;
5.2.
draagt de griffier op aantekening van deze gezagsbeslissing te laten opnemen in het gezagsregister;
5.3.
wijst het verzoek van de vader inzake het gezag over [minderjarige 2] af;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming te Amsterdam een aanvullend advies uit te brengen over de mogelijkheid van een (opbouwende) omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen, met inachtneming van de hiervoor in rechtsoverweging 4.5 geformuleerde vragen;
5.6.
bepaalt dat de griffier met voormeld doel een afschrift van deze beschikking aan de Raad zal toezenden;
5.7.
bepaalt dat de behandeling omtrent de omgangsregeling
pro formawordt voortgezet op
22 augustus 2023, en houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. B. de Vos, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. K.E. Luijckx, griffier, op 22 februari 2023 [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).