ECLI:NL:RBAMS:2023:953

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
C/13/726632 / FA RK 22-7768
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om omgangsregeling en benoeming bijzondere curator in het belang van minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader van een minderjarige, die op dat moment 15 jaar oud was, om een omgangsregeling vast te stellen. De vader verzocht om een uitgebreide omgangsregeling met zijn zoon, die sinds vijf jaar in een pleeggezin woont. De moeder van de minderjarige had in 2014 de relatie met de vader beëindigd en het gezag was in 2020 aan de William Schrikker Stichting (WSS) toegewezen. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 februari 2023, waarbij de vader, de pleegmoeder en vertegenwoordigers van de WSS aanwezig waren, werd duidelijk dat de minderjarige op dit moment geen contact met zijn vader wenst. De WSS heeft aangegeven dat het voor de minderjarige belangrijk is dat omgang op een ongedwongen manier plaatsvindt en dat hij niet gedwongen kan worden tot omgang met zijn vader. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige vooropgesteld en geconcludeerd dat het niet in zijn belang is om de omgang af te dwingen. De verzoeken van de vader zijn afgewezen, evenals het verzoek om een bijzondere curator te benoemen, omdat dit niet zou bijdragen aan een andere uitkomst. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de WSS blijft werken aan het stimuleren van contact tussen de vader en de minderjarige, maar dat dit op een manier moet gebeuren die aansluit bij de wensen en behoeften van de minderjarige.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/726632 / FA RK 22-7768
Beschikking van 22 februari 2023 betreffende verzoek inzake de omgangsregeling op de voet van artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. E. Busch te Alkmaar,
tegen
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
wonende te Amsterdam,
hierna te noemen: de WSS.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
Mevrouw [de pleegmoeder] , hierna ook te noemen de pleegmoeder,
wonende te [woonplaats 2] .

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoek van de vader, ingekomen op [geboortedatum] 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 februari 2023.
Verschenen zijn:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • [naam 1] en [naam 2] , namens de WSS,
  • de pleegmoeder en pleegvader.
1.3.
De minderjarige [minderjarige] is, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft op 6 februari 2023 afzonderlijk met de rechter gesproken.

2.De feiten

2.1.
De vader heeft een relatie gehad met [de moeder] (de moeder). Deze relatie is in 2014 beëindigd.
Uit de moeder is geboren:
[minderjarige] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007.
2.2.
De minderjarige is erkend door de vader.
2.3.
Bij beschikking van 22 januari 2020 heeft de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar het gezag van de moeder beëindigd en de William Schrikker tot voogd benoemd over de minderjarige.
2.4.
De minderjarige woont sinds 5 jaar in het gezin van de pleegouders in [woonplaats 2] . De pleegmoeder is de zus van de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De vader verzoekt de rechtbank, bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. te bepalen dat er tussen [minderjarige] en de vader de volgende (opbouwende) omgangsregeling plaatsvindt:
- viermaal om de woensdag van 16.15-19.30 uur, bij de oma (vz);
- viermaal om de zondag van 10.00-15.00 uur, bij de oma (vz);
- tweemaal om de zondag van 10.00-17.00 uur, bij de oma (vz);
- tweemaal om de zondag van 10.00-19.00 uur, start bij de oma (vz), gevolgd door een verblijf van [minderjarige] bij de vader thuis;
- viermaal om de zondag van 10.00-19.00 uur bij de vader thuis;
- gevolgd door een regeling waarbij [minderjarige] om het weekend van zaterdagavond 19.00 uur tot zondagavond 19.00 uur bij de vader thuis verblijft;
- eenmaal per week telefonisch contact met elkaar.
subsidiair
II. een bijzondere curator te benoemen en het verzoek onder I aan te houden.
3.2.
De WSS voert verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken van de vader.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vader stelt dat hij sinds drie jaar weer (telefonisch) contact heeft met [minderjarige] . De WSS heeft bemiddeld bij omgang. Het contact tussen vader en [minderjarige] is recentelijk spaak gelopen, door een discussie over geld. Er zou eens per maand (begeleide) omgang plaatsvinden, maar dat is na de discussie niet meer doorgegaan. De vader wil [minderjarige] graag vaker zien. Dit is iets waar zowel de vader als [minderjarige] recht op heeft volgens artikel 1:377a BW.
Als de rechtbank het primaire verzoek afwijst, wil de vader dat er een bijzondere curator wordt benoemd die kan onderzoeken welke omgangsregeling het beste aansluit bij de behoeften van [minderjarige] .
4.2.
De WSS heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat voor [minderjarige] op dit moment een ongedwongen manier van omgang belangrijk is. Hij is 15 jaar en niet te dwingen tot omgang met zijn vader. [minderjarige] heeft bij de gezinsvoogd van de WSS aangegeven dat hij alert is en niet wil dat mensen over zijn grenzen gaan. De vader gaat wel over zijn grenzen. Ook heeft [minderjarige] last van de spanning tussen de pleegmoeder en de vader. De WSS stimuleert het contact tussen de vader en [minderjarige] , maar wil daarin wel de behoeften van [minderjarige] volgen. Volgens de WSS zou het goed zijn als alle partijen met elkaar om de tafel gaan en bespreken wat de wensen en behoeften van [minderjarige] zijn. De verzoeken van de vader moeten volgens de WSS worden afgewezen. De WSS erkent dat omgang belangrijk is, maar meent dat het op dit moment voor niemand wenselijk is om deze af te dwingen.
4.3.
Uit het gesprek met [minderjarige] op de rechtbank is gebleken dat [minderjarige] op dit moment geen contact wil met zijn vader en dat hij zich daarin niet laat dwingen. Het gaat nu goed met hem en hij voelt minder druk nu hij geen contact heeft met zijn vader.
4.4.
De rechtbank toetst het verzoek van de vader aan artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek, welk artikel als volgt luidt:
Het kind heeft het recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind.
De rechter stelt op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
4.5.
Bij de beoordeling van het verzoek staan de belangen van [minderjarige] voorop.
4.6.
De rechtbank stelt voorop dat [minderjarige] en de vader in beginsel recht hebben op omgang met elkaar. Het is in deze situatie echter niet in het belang van [minderjarige] om omgang met de vader af te dwingen. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij dat ook niet wil. Het afdwingen van het contact zou de relatie tussen [minderjarige] en de vader niet ten goede komen. Daarbij speelt een rol dat [minderjarige] 15 jaar oud is, dat hij in het verleden veel heeft meegemaakt en in een kwetsbare positie verkeert. De gezinsmanager van de WSS heeft verklaard dat het voor [minderjarige] belangrijk is dat mensen niet over zijn grenzen gaan. Dat gebeurt nu wel in het contact met de vader en zeker als het contact zou worden afgedwongen. Juist een ongedwongen manier van contact is voor hem belangrijk, ook gezien zijn verleden. De rechtbank zal daarom het primaire verzoek van de vader afwijzen. Dat neemt niet weg dat het contact tussen de vader en [minderjarige] heel belangrijk is en daar zijn ook zowel de WSS als de pleegouders van overtuigd. De rechtbank vertrouwt erop dat de WSS blijft werken aan het op den duur mogelijk maken en stimuleren van het contact. Ook is het belangrijk dat de vader en de WSS blijven investeren in goede communicatie onderling.
4.7.
Het subsidiaire verzoek, tot het benoemen van een bijzondere curator, wordt eveneens afgewezen. De rechtbank is met de WSS van oordeel dat een dergelijke benoeming en de daarbij komende gesprekken niet tot een andere uitkomst zullen leiden dan wat [minderjarige] al met de WSS en de rechtbank heeft besproken. Met name omdat [minderjarige] inmiddels een vertrouwensband heeft opgebouwd met de gezinsvoogd van de WSS en dezelfde wensen als hij bij hem heeft aangegeven, heeft neergelegd bij de rechtbank. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen dat er sprake is van een loyaliteitsconflict, in die zin dat hij niet zijn eigen mening zou geven. Het zou voor [minderjarige] een extra belasting zijn om nog een keer zijn verhaal te moeten vertellen bij iemand anders en daar een nieuwe vertrouwensband mee te moeten opbouwen. Dat alles terwijl hij nu al in een belaste situatie zit.
4.8.
De conclusie van het bovenstaande is dat de verzoeken van de vader worden afgewezen en de invulling van de omgang in handen van de WSS blijft.
4.9.
Ten slotte wil de rechtbank partijen meegeven dat het investeren in een betere relatie tussen de vader en de pleegmoeder, waarbij de WSS kan ondersteunen, in het belang van [minderjarige] zal zijn, omdat [minderjarige] die spanningen meekrijgt.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de verzoeken van de vader af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. B. de Vos, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. K.E. Luijckx, griffier, op 22 februari 2023 [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).