ECLI:NL:RBAMS:2023:990

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
10184802 CV EXPL 22 14556
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in vrijwaringsincident met betrekking tot schadevergoeding na onrechtmatige daad

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een vrijwaringsincident in een civiele procedure. De eisers, wonende in Haarlemmermeer, hebben schadevergoeding gevorderd van de gedaagden wegens een onrechtmatige daad die heeft geleid tot lekkages in hun woning. De lekkages vonden plaats tijdens verbouwingswerkzaamheden aan de woning van gedaagde 1, die ook eigenaar is van een van de betrokken woningen. De eisers stellen dat de gedaagden, waaronder gedaagde 1, gedaagde 2 als bouwbegeleider en GE Amsterdam als aannemer, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de geleden schade van € 18.475,80.

Gedaagde 1 heeft in het incident verzocht om gedaagde 2 en GE Amsterdam in vrijwaring op te roepen, omdat zij van mening is dat deze partijen ook verantwoordelijk zijn voor de schade. De kantonrechter heeft overwogen dat voor de toewijzing van een vordering tot oproeping in vrijwaring vereist is dat er een rechtsverhouding bestaat die de gedaagden verplicht om de gevolgen van een eventuele veroordeling te dragen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde 1 voldoende heeft gesteld om deze vordering toe te wijzen.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat gedaagde 2 en GE Amsterdam worden toegestaan om in vrijwaring te worden gedagvaard door gedaagde 1. Tevens is besloten dat de proceskosten in het incident worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak is verder verwezen naar de rol voor antwoord in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 10184802 / CV EXPL 22-14556
Uitspraak: 2 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in het incident
in de zaak van:

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

2. [eiser 2] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

3. [eiser 3] ,

wonende te [woonplaats 2] , gemeente Haarlemmermeer,

4. [eiser 4] ,

wonende te [woonplaats 2] , gemeente Haarlemmermeer,
eisers in de hoofdzaak,
gedaagden in het incident,
gemachtigde: mr. M.A. Johannsen,
t e g e n

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,

2. [gedaagde 2] , h.o.d.n. [handelsnaam] ,

wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
procederende in persoon,
3.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
GE Amsterdam B.V.
gevestigd te Weesp,
gedaagde in de hoofdzaak,
procederende in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als [eisers] en [gedaagden] Gedaagden zullen afzonderlijk [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en GE Amsterdam genoemd worden.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 oktober 2022, met producties,
  • het antwoord gestuurd per e-mail van 6 december 2022 van GE Amsterdam, met een bijlage,
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [gedaagde 1] ,
  • het antwoord gestuurd per e-mail van 5 januari 2023 van [gedaagde 2] , met twee bijlagen,
  • het antwoord in de vrijwaring van 2 februari 2023 van [eisers]
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

1.Het geschil in de hoofdzaak

1.1.
Het geschil ziet – kort gezegd – op de vraag of [gedaagden] verplicht zijn om schadevergoeding te betalen aan [eisers] vanwege een onrechtmatige daad.
1.2.
[eisers] stellen zich op het standpunt dat zij schade hebben geleden door het onrechtmatig handelen van [gedaagden] [eisers] en [gedaagde 1] zijn allen eigenaar (geweest) van een woning in het pand aan de [adres] . Het pand kent vijf etages. [gedaagde 1] is de eigenaar van de bovenste woning aan de [adres] . Op enig moment heeft Immanuel haar woning laten verbouwen. Tijdens deze verbouwing hebben op 3 juli 2021 en op 22 augustus 2021 twee lekkages plaatsgevonden. [eisers] vorderen in de hoofdzaak schadevergoeding ter hoogte van € 18.475,80 van de volgens hen hoofdelijk aansprakelijke partijen. Dat zijn volgens [eisers] Immanuel als eigenaar van de woning, [gedaagde 2] als bouwbegeleider en GE Amsterdam als de ingeschakelde aannemer.

2.Het geschil in het incident

2.1.
[gedaagde 1] vordert dat haar wordt toegestaan [gedaagde 2] en GE Amsterdam in vrijwaring op te roepen.
2.2.
[gedaagde 1] heeft aan deze vordering het volgende ten grondslag gelegd. Zij heeft er belang bij om [gedaagde 2] en GE in vrijwaring op te roepen. [eisers] vorderen in de hoofdzaak een hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] Indien dat wordt toegewezen, staan de gedaagden in een regresverhouding jegens elkaar (art. 6:10 BW en art. 6:101 en art. 6:102 BW). De onderlinge bijdrageplicht van de hoofdelijk schuldenaren dient in de vrijwaringsprocedure te worden vastgesteld. [gedaagde 1] zal zich dan op het standpunt stellen dat haar bijdrageplicht verwaarloosbaar is ten opzichte van de overige gedaagden. Immanuel heeft in dat verband het volgende aangevoerd. GE heeft al erkend dat haar werknemers vijf dagen voor de lekkage van 3 juli 2021 tijdens aan de keuken uitgevoerde sloopwerkzaamheden de zich daar bevindende waterleiding per ongeluk hebben ingezaagd en vervolgens geen (nood)reparatie m.b.t. deze waterleiding hebben uitgevoerd, maar in plaats daarvan de hoofdkraan in de woning van [gedaagde 1] hebben dichtgedraaid en de waterleiding hebben achtergelaten in de beschadigde staat, zonder een waarschuwingsbriefje. Dat is nalatig en levert een schending van de zorgplicht op. Verder geldt dat [gedaagde 2] (en de werknemers van GE) op de dag voor de ontdekking van de lekkage als laatsten aanwezig zijn geweest in het appartement en dus verantwoordelijkheid dragen voor het achterlaten van het appartement op een wijze dat geen schade wordt toegebracht aan derden. [gedaagde 1] is noch door GE, noch door [gedaagde 2] geïnformeerd over de scheur in de waterleiding. Zij woonde gedurende de gehele periode van de verbouwing elders en zou via haar bouwcoördinator [gedaagde 2] op de hoogte worden gehouden van het verloop van de verbouwing. Zij kwam pas na de lekkage te weten over de bewuste gescheurde (ingezaagde) en waterlekkende waterleiding.
2.3.
[eisers] refereren zich aan het oordeel van de kantonrechter.
2.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor toewijzing van een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring is vereist dat eiser in het incident, de gewaarborgde, zich met redenen omkleed beroept op een rechtsverhouding met een derde, de waarborg, die meebrengt dat de waarborg verplicht is om de nadelige gevolgen van een eventuele veroordelende beslissing tegen de gewaarborgde in de hoofdzaak te dragen. Het bestaan van die rechtsverhouding behoeft in het vrijwaringsincident niet vast te staan. [gedaagde 1] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat tussen haar en [gedaagde 2] , en tussen haar en GE Amsterdam, een rechtsverhouding kan bestaan die tot vrijwaring verplicht, zodat aan de vereisten voor oproeping in vrijwaring is voldaan. De incidentele vordering zal worden toegewezen.
2.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
BESLISSING
De kantonrechter:
in het incident
I. staat toe dat [gedaagde 2] en GE Amsterdam worden gedagvaard door [gedaagde 1] tegen de rolzitting van
31 maart 2023,
II. compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
III. verwijst de zaak naar de rol van
31 maart 2023voor antwoord in de hoofdzaak aan de kant van [gedaagde 1] .
Aldus gewezen door mr. M.R. Jöbsis, kantonrechter, bijgestaan door mr. P. Palanciyan, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 maart 2023.
De griffier De kantonrechter